Home

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier bij de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag en van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier bij de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag en van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier bij de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag en van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad

Publicatieblad Nr. C 023 van 23/01/1997 blz. 0003 - 0009


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier bij de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag en van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (97/C 23/03)

(Voor de EER relevante tekst)

INLEIDING

De toegang tot het dossier is een belangrijke fase van de procedure in alle contentieuze mededingingszaken (verbod met of zonder geldboete, verbod van een concentratieverrichting, afwijzing van een klacht, enz.). In het kader van de toegang moet de Commissie twee tegengestelde verplichtingen met elkaar verzoenen, meer bepaald de verplichting tot eerbieding van de rechten van de vedediging en die van de bescherming van de vertrouwelijke gegevens van de ondernemingen.

Deze mededeling is erop gericht de verenigbaarheid te verzekeren van de gangbare administratieve praktijk inzake toegang tot het dossier met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en met die van het Gerecht van eerste aanleg, meer bepaald de zogenaamde "soda"-arresten (1). De aldus vastgelegde gedragslijn betreft alle zaken welke op grond van de op ondernemingen toepasselijke mededingingsregels worden onderzocht: de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (2) (hierna de "concentratieverordening" genoemd) en de artikelen 65 en 66 van het EGKS-Verdrag.

De toegang tot het dossier maakt deel uit van de proceduregaranties met betrekking tot de daadwerkelijke uitoefening van het recht te worden gehoord (3) dat is neergelegd in artikel 19 (leden 1 en 2) van Verordening nr. 17 van de Raad (4) en artikel 2 van Verordening nr. 99/63/EEG van de Commissie (5) alsook in de desbetreffende bepalingen van de verordening die de tenuitvoerlegging van de artikelen 85 en 86 op transportgebied regelen. In alle beschikkingen waarin inbreuken worden vastgesteld, klachten worden afgewezen, voorlopige maatregelen worden getroffen, alsook in beschikkingen uit hoofde van artikel 15, lid 6, van Verordening nr. 17 dient toegang tot het dossier te worden verleend.

Evenwel dient te worden benadrukt dat de hieronder uiteengezette richtsnoeren hoofdszakelijk betrekking hebben op de rechten van ondernemingen waartegen een onderzoek wegens een vermeende inbreuk loopt. Zij hebben geen betrekking op de rechten van derden en meer bepaald op die van de klagers.

Met betrekking tot concentratiezaken is in artikel 18, lid 3, van de Concentratieverordening en in artikel 13, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 3384/94 van de Commissie (6) (hierna "tenuitvoerleggingsverordening" genoemd) uitdrukkelijk voorzien in de toegang tot het dossier ten behoeve van de rechtstreeks betrokken partijen.

I. REIKWIJDTE EN BEPERKINGEN VAN DE TOEGANG TOT HET DOSSIER

Aangezien de toegang tot het dossier de geadresseerden van een mededeling van punten van bezwaar de gelegenheid moet bieden zich over de bevindingen van de Commissie uit te spreken, moeten de betrokken ondernemingen toegang hebben tot alle documenten van het "onderzoekdossier" van de Commissie (DG IV) met uitzondering van die categorieën documenten die in het Hercules-arrest (7) zijn vermeld: de zakengeheimen van andere ondernemingen, de interne documenten van de Commissie (8) en andere vertrouwelijke informatie.

Derhalve kan niet van alle in het kader van het onderzoek van een zaak verzamelde stukken inzage worden gegeven en dienen documenten waarvan wel inzage kan worden gegeven te worden onderscheiden van die waarbij dat mag gebeuren.

A. Documenten waarvan geen inzage mag worden gegeven

1. Zakengeheimen

Zakengeheimen zijn de gegevens (documenten of delen ervan) ten aanzien waarvan een onderneming om bescherming als "zakengeheim" heeft gevraagd en welke door de Commissie als dusdanig worden erkend.

Van deze gegevens wordt geen inzage gegeven teneinde de bescherming te garanderen van het rechtmatige belang van een onderneming dat derden geen kennis krijgen van bepaalde strategische aanwijzingen over haar vitale belangen noch van de gang van zaken of de ontwikkeling van haar activiteiten (9).

De beoordelingscriteria met betrekking tot hetgeen dat tot zakengeheim behoort, zijn tot dusver niet uitputtend vastgesteld. Als richtpunt kunnen evenwel dienen: de rechtspraak, meer bepaald het Akzo- en het BAT Reynolds-arrest (10), het criterium dat wordt gebruikt in anti-dumpingprocedures (11) en de dit terrein betreffende besluiten van de raadadviseur-auditeur. Het begrip zakengeheim dient in ruime zin te werden opgevat: volgens het Akzo-arrest verplicht Verordening nr. 17 de Commissie ertoe rekening te houden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet worden onthuld.

Het karakter van zakengeheim en de behoefte tot bescherming ervan vallen weg wanneer de bedoelde gegevens bekend zijn buiten de onderneming (resp. het concern of de ondernemingsvereniging) waarop zij betrekking hebben. Ook kunnen feiten niet langer zakengeheim blijven wanneer zij na verloop van tijd of om een andere reden hun commercieel belang verloren hebben.

Wanneer in zakengeheimen het bewijs van een inbreuk besloten ligt of wanneer deze een onderneming daarvan kunnen vrijpleiten, moet de Commissie het belang van de bescherming van vertrouwelijke gegeven en het openbaar belang, dat erin bestaat dat aan inbreuken op de mededingingsregels een einde wordt gesteld, verzoenen met de rechten van de verdediging. Dit veronderstelt een beoordeling van:

i) de relevantie van de gegevens voor het al dan niet bestaan van de inbreuk,

ii) de bewijskracht ervan,

iii) de onontbeerlijke aard ervan,

iv) de graad van gevoeligheid ervan (in hoeverre kan openbaarmaking ervan de belangen van de onderneming schaden),

v) de ernst van de inbreuk.

Ten aanzien van elk document dient te worden vastgesteld of openbaarmaking ervan opweegt tegen de schade die een dergelijke openbaarmaking kan veroorzaken.

2. Vertrouwelijke documenten

Bovendien is het noodzakelijk de gegevens te beschermen ten aanzien waarvan de vertrouwelijke behandeling is gevraagd.

Deze categorie omvat onder meer gegevens die de identiteit kunnen onthullen van degenen die informatie hebben verstrekt en ten aanzien van de partijen anoniem wensen te blijven, alsook bepaalde typen van aan de Commissie medegedeelde inlichtingen waarbij het voorbehoud werd gemaakt dat de vertrouwelijke aard ervan dient te worden geëerbiedigd. In dit laatste geval kan het bij een verificatie vergaarde documenten betreffen welke eigendom van een onderneming zijn en ten aanzien waarvan deze onderneming eist dat zij niet in de openbaarheid komen (bijvoorbeeld een door de onderneming betaalde marktstudie die deel uitmaakt van haar bezit). Zoals in het voorgaande geval (zakengeheimen) moet de Commissie het rechtmatige belang van deze onderneming bij de bescherming van haar bezittingen en het openbaar belang, dat erin bestaat dat inbreuken op de mededingingsvoorschriften worden beëindigd, verzoenen met de rechten van de verdediging. Militaire geheimen vallen eveneens onder de categorie vertrouwelijke informatie.

De vertrouwelijke aard van documenten belet in beginsel niet dat zij openbaar worden gemaakt (12) wanneer de betrokken gegevens noodzakelijk zijn om een vermeende inbreuk te bewijzen ("belastende documenten") of wanneer het stukken betreft die het door de Commissie in haar mededeling van punten van bezwaar uiteengezette standpunt ontkrachten of tegenspreken ("ontlastende documenten").

3. Interne documenten van de Commissie

De interne documenten zijn wegens de aard ervan geen bewijzen waarop de Commissie zich bij haar beoordeling van de omstandigheden van de zaak kan baseren. Het betreft meestal ontwerpen, adviezen of analyses van de betrokken diensten over de lopende onderzoekprocedures.

De diensten van de Commissie moeten zich in alle vrijheid binnen hun instelling over lopende zaken kunnen uitspreken. De openbaarmaking van dergelijke documenten zou overigens afbreuk kunnen doen aan het geheim van de beraadslagingen van de Commissie.

Voorts dient erop te worden gewezen dat het geheim van de beraadslagingen van de Commissie ook wordt beschermd door de Gedragscode inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Commissie en de Raad welke is opgenomen in Besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom van de Commissie (13), gewijzigd bij Besluit 96/567/EGKS, EG, Euratom (14), hetgeen eveneens geldt voor de interne documenten welke betrekking hebben op verificatie- en onderzoekactiviteiten, alsook voor documenten waarvan de verspreiding schade kan toebrengen aan de bescherming van het individu en van de persoonlijke levenssfeer, van geheime handels- en industriële gegevens of van de vertrouwelijkheid waarom een natuurlijke of een rechtspersoon heeft verzocht.

Deze overwegingen billijken dat deze categorie documenten niet openbaar worden gemaakt. Zij worden ondergebracht in het bestand van interne documenten betreffende zaken waarvoor een onderzoek loopt, en zijn daarmee principieel niet toegankelijk (zie onderstaand punt II.A.2).

B. Documenten waarvan inzage kan worden verleend

Alle stukken van het dossier waarvoor volgens de bovenstaande criteria geldt dat daarvan "geen inzage mag worden gegeven", zijn voor de belanghebbende partijen toegankelijk.

Aldus is de toegang tot het dossier niet beperkt tot die documenten die de Commissie voor de uitoefening van de rechten van de verdediging van de onderneming "dienstig" acht.

De Commissie selecteert in geen enkel opzicht toegankelijke documenten met als oogmerk stukken achter te houden welke voor de vedediging van de ondernemingen relevant zouden kunnen zijn. Deze gedachte is reeds besloten in de arresten van het Gerecht van eerste aanleg in de Hercules- en in de "Cement"-zaak (15) te lezen en is de "soda"-jurisprudentie bevestigd en verder ontwikkeld. Aldus heeft het Gerecht van eerste aanleg (in zaak T-30/91, rechtsoverweging 81) het volgende onderstreept: "in het kader van de in Verordening nr. 17 geregelde procedure op tegenspraak is het evenwel niet aan de Commissieom uit te maken welke documenten voor de verdediging dienstig zijn (. . .) [De Commissie moet] de raadslieden van de betrokken onderneming de mogelijkheid geven, de eventueel relevante stukken te onderzoeken ten einde de bewijskracht ervan voor de verdediging te beoordelen.".

Nadere opmerking inzake studies:

Er dient te worden onderstreept dat studies waartoe in het kader van een procedure of van een specifiek dossier opdracht is gegeven, ongeacht of van deze rechtstreeks of onrechtstreeks in de procedure gebruik wordt gemaakt, ongeacht de intrinsieke waarde ervan, toegangelijk dienen te worden gemaakt. In dit geval dient niet alleen toegang te worden verleend tot de uitkomsten van de studie (verslag, statistieken, . . .) maar ook tot de briefwisseling tussen de Commissie en de contractant, alsmede tot het bestek en de methodologie van de studie (16). De briefwisseling inzake de financiële aspecten van de studie en de referenties van de contractant blijft evenwel in het belang van deze laatste vertrouwelijk.

II. VOORSCHRIFTEN INZAKE DE TENUITVOERLEGGING VAN DE TOEGANG TOT HET DOSSIER

A. Voorbereidende procedure - op grond van de artikelen 85 en 86 onderzochte zaken

1. Het onderzoekdossier

1.1. De teruggave van bepaalde documenten na de verificaties

Tijdens de verificaties op grond van artikel 14, leden 2 en 3, van Verordening nr. 17 verzamelt de Commissie talrijke documenten waarvan, na grondig onderzoek, een aantal voor de betrokken zaak van geen enkel belang kunnen blijken te zijn. Deze documenten worden de onderneming normalerwijs zo spoedig mogelijk terugbezorgd.

1.2. Verzoek om een niet-vertrouwelijke versie van de documenten

Teneinde de toegang tot het dossier in een later stadium van de procedure te vergemakkelijken, wordt tijdens het onderzoek systematisch aan de betrokken ondernemingen gevraagd om

- de gegevens (documenten of delen ervan) die naar hun oordeel onder het zakengeheim vallen, alsook de vertrouwelijke documenten waarvan openbaarmaking hun zou kunnen schaden, nauwkeurig aan te duiden;

- daarvoor een schriftelijke rechtvaardiging te verstrekken;

- de Commissie van de documenten ten aanzien waarvan zij de vertrouwelijkheid verlangen, een niet-vertrouwelijke versie te verschaffen (schrapping van de vertrouwelijke passages).

Ten aanzien van de tijdens een verificatie verzamelde documenten (artikel 14, leden 2 en 3) zal de vraag eerst na terugkeer van het verificatieteam worden gesteld.

Wanneer een onderneming in antwoord op het verzoek van de Commissie verlangt dat de verstrekte informatie als vertrouwelijk wordt behandeld, wordt als volgt gehandeld:

a) In dit stadium van de procedure worden de verzoeken om toekenning van het karakter van vertrouwelijkheid die op het eerste gezicht gegrond lijken, voorlopig aanvaard. De Commissie behoudt zich evenwel de mogelijkheid voor om in een later stadium van de procedure daarop terug te komen;

b) Wanneer het verzoek om toekenning van het karakter van vertrouwelijkheid klaarblijkelijk ongegrond is, dit wil zeggen wanneer het verzoek bijvoorbeeld betrekking heeft op een document waaraan reeds openbaarheid is gegeven of dat in tal van exemplaren is verspreid, of wanneer dat verzoek abusief is omdat het betrekking heeft op alle nagenoeg alle verzamelde informatie, of onvoldoende gerechtvaardigd, zal de Commissie de betrokken onderneming ervan op de hoogte brengen dat zij met de verlangde reikwijdte van de vertrouwelijkheid niet kan instemmen. Deze aangelegenheid zal worden geregeld in het stadium van de eindbeoordeling betreffende de toegankelijkheid van de documenten (zie hieronder).

1.3. De eindbeoordeling van de al dan niet toegankelijkheid van de documenten

Het kan noodzakelijk blijken toegang te verlenen tot een stuk in het dossier ten behoeve van de andere, in de zaak betrokken ondernemingen wanneer het een stuk betreft dat de grondslag vormt van de beschikking (17) of dat duidelijk ontlastend is, zelfs wanneer de onderneming waarvan het stuk afkomstig is, dit weigert.

Wanneer een onderneming vertrouwelijkheid van een dergelijk stuk heeft verlengd, zonder daarvan een niet-vertrouwelijke versie over te leggen, wordt de onderstaande procedure gevolgd:

- met de onderneming die vertrouwelijkheid heeft gevraagd, wordt contact opgenomen teineinde van haar een niet-vertrouwelijke versie van het document te verkrijgen die in toereikende mate zinvol blijft.

- wanneer de onderdneming zich tegen openbaarmaking van de informatie blijft verzetten, legt de bevoegde dienst de zaak voor aan de raadadviseur-auditeur met het oog op een eventuele toepassing van de procedure waarin is voorzien in artikel 5, lid 4, van Besluit 94/810/EGKS, EG van de Commissie van 12 december 1994 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in mededingingsprocedures voor de Commissie (18). De onderneming wordt schriftelijk ervan in kennis gebracht dat de zaak aan de raadadviseur-auditeur is voorgelegd.

1.4. De documentenlijst

Er wordt aan de hand van de volgende beginselen een enumeratieve lijst van documenten opgesteld:

a) deze lijst bevat een doorlopende nummering van alle bladzijden van het onderzoekdossier en de (op een classificatiecode gebaseerde) vermelding van de mate waarin het document toegankelijk is en van de partijen waaraan die toegang wordt toegestaan;

b) aan elk document op deze lijst wordt een toegangscode toegekend:

- toegankelijk document,

- gedeeltelijk toegankelijk document,

- niet-toegankelijk document;

c) de categorie documenten welke in het geheel niet-toegankelijk zijn, betreft de als "zakengeheimen" aangemerkte documenten en de overige vertrouwelijke documenten. Rekening houdend met de "soda"-jurisprudentie zal de lijst voor deze documenten een beknopte aanwijzing bevatten aan de hand waarvan de inhoud en het voorwerp ervan op een zodanige wijze kunnen worden vastgesteld dat elke onderneming die toegang tot het dossier heeft gevraagd, in staat is met kennis van zaken vast te stellen of deze documenten voor haar verdediging relevant kunnen zijn, en de opportuniteit te beoordelen om ondanks deze classificatie toegang daartoe te verzoeken;

d) met betrekking tot de (gedeeltelijk) toegankelijke documenten is een dergelijke beknopte beschrijving van de inhoud van deze documenten in de enumeratieve lijst niet zinvol aangezien de ondernemingen "daadwerkelijk" toegang tot deze documenten hebben, hetzij tot de integrale hetzij tot de niet-vertrouwelijke versie ervan. In dit laatste geval worden alleen de "gevoelige" passages zodanig onleesbaar gemaakt dat het voor de daartoe toegang hebbende onderneming onmogelijk is om de aard van de onleesbaar gemaakte informatie (bijvoorbeeld omzetcijfers) vast te stellen.

2. Interne documenten over zaken met betrekking waartoe een onderzoek loopt

Om redenen van administratieve vereenvoudiging en doeltreffendheid worden de interne documenten voortaan opgenomen in een (niet-toegankelijk) bestand van interne documenten met betrekking tot zaken die in onderzoek verkeren, waarin alle interne documenten chronologisch zijn gerangschikt. Deze classificatie geschiedt onder toezicht van de raadaviseur-auditeur die, indien nodig, kan garanderen dat de daarin opgenomen stukken "interne documenten" zijn.

Als "interne documenten" worden onder meer aangemerkt:

a) de tot de hiërarchische meerderen gerichte verzoeken om een onderzoek en de instructies van de hiërarchische meerderen inzake de behandeling van een zaak;

b) de raadplegingen van andere diensten van de Commissie over een zaak;

c) de briefwisseling betreffende een zaak met andere openbare instanties (19);

d) de ontwerpen of andere werkdocumenten;

e) de contracten inzake specifieke technische bijstand (op taalkundig gebied, op informaticagebied en op andere gebieden) ten aanzien van een specifiek aspect van een dossier.

B. Voorbereidende procedure - Zaken welke op grond van de Concentratieverordening worden onderzocht

1. Bepalingen welke gemeenschappelijk zijn met de voorbereidende procedure in de op grond van de artikelen 85 en 86 onderzochte zaken

a) Teruggave van bepaalde documenten na de verificaties

In artikel 13 von de concentratieverordening is uitdrukkelijk voorzien in verificaties ter plekke: in dit geval wordt de administratieve praktijk gevolgd waarin is voorzien onder punt II.A.1.1) ten aanzien van op grond van de artikelen 85 en 86 onderzochte zaken.

b) De documentenlijst

De enumeratieve lijst van de documenten welke zich in het dossier van de Commissie bevinden, met vermelding van de toegangcodes, wordt opgesteld volgens de criteria die onder punt II.A.1.4) zijn genoemd.

c) Verzoek om een niet-vertrouwelijke versie van documenten

Teneinde toegang tot het dossier toe te staan worden de ondernemingen waartegen een onderzoekmaatregel loopt, verzocht:

- de gegevens (documenten of delen ervan) die naar hun oordeel onder het zakengeheim vallen, alsook de vertrouwelijke documenten waarvan openbaarmaking hun zou kunnen schaden, nauwkeurig aan te duiden;

- daarvoor een schriftelijke rechtvaardiging te verstrekken;

- de Commissie van de documenten ten aanzien waarvan zij de vertrouwelijkheid verlangen, een niet-vertrouwelijke versie te verstrekken (schrapping van de vertrouwelijke passages), die desalniettemin in toereikende mate zinvol blijft.

Deze benadering wordt gevolgd in de zaken van fase II (gevallen waarin de Commissie de procedure inleidt ten aanzien van de partijen die aanmelding hebben gedaan) alsook in die van fase I (welke aanleiding geven tot een beschikking van de Commissie zonder dat de procedure wordt ingeleid).

2. Specifieke bepalingen bij de voorbereidende procedures in concentratiezaken

a) Voortgezette procedure in zaken van fase II

In de zaken van fase II, is in de volgende verdere stappen voorzien.

Wanneer een onderneming wegens "zakengeheim" vertrouwelijkheid verlangt van alle of van een deel van de verstrekte documenten, wordt als volgt gehandeld:

- indien deze verzoeken gegrond blijken, worden de bedoelde documenten of delen daarvan voor derden niet toegankelijk geacht;

- indien deze verzoeken ongegrond blijken, maant de bevoegde dienst de onderneming waartegen een onderzoek loopt, aan om haar standpunt uiterlijk op het tijdstip van de toezending van de mededeling van de punten van bezwaar te herzien. De onderneming moet schriftelijk aangeven welke documenten of delen daarvan als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, dan wel een niet-vertrouwelijke versie van deze documenten doen toekomen. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over de reikwijdte van de vertrouwelijkheid, legt de bevoegde dienst deze aangelegenheid aan de raadadviseur-auditeur voor met het oog op een eventuele toepassing van de procedure waarin is voorzien in artikel 5, lid 4, van Besluit 94/810/EGKS, EG.

b) Specifieke gevallen

In artikel 9, lid 1, van de concentratieverordening is het volgende bepaald: "De Commissie kan bij beschikking, die zij onverwijld aan de betrokken ondernemingen meedeelt [. . .] een aangemelde concentratie naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat verwijzen [. . .]". In het kader van de toegang tot het dossier moeten de betrokken partijen normaal mededeling kunnen verkrijgen van het verzoek van de nationale overheid om verwijzing met uitzondering van de in voorkomend geval daarin voorkomende zakengeheimen of andere vertrouwelijke informatie.

In artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening is het volgende bepaald: "Indien de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat, constateert dat een concentratie [. . .] zonder communautaire dimensie [. . .] een machtspositie doet ontstaan of versterkt [. . .], kan zij [. . .] de in artikel 8, lid 2, tweede alinea, en leden 3 en 4, bedoelde beschikkingen geven". Een dergelijk verzoek heeft tot gevolg dat de Commissie bevoegd wordt voor concentraties welke normalerwijze buiten haar toezichtsbevoegdheid vallen. Derhalve moet aan de betrokken partijen een recht van toegang worden verleend tot de brief van de lidstaat waarvan het verzoek uitgaat, na schrapping van de eventuele zakengeheimen of van andere vertrouwelijke informatie.

C. Praktische voorwaarden inzake de toegang tot het dossier

1. Algemeen: toegang door inzage van het dossier ten kantore van de Commissie

De ondernemingen worden uitgenodigd de toegankelijke documenten ter plaatse, dit wil zeggen ten kantore van de Commissie, te onderzoeken.

Indien de onderneming op grond van de lijst van documenten welke haar wordt verstrekt, van mening is dat bepaalde niet-toegankelijke documenten voor haar verdediging nodig zijn, kan zij dat door middel van een met redenen omkleed verzoek aan de raadadviseur-auditeur voorleggen (20).

2. Wanneer het een weinig omvangrijk dossier betreft, wordt de onderneming de keuze gelaten om alle toegankelijke stukken welke haar niet reeds met de mededeling van de punten van bezwaar of met de brief waarin de klacht wordt afgewezen, zijn toegestuurd, over de post te ontvangen dan wel om die stukken ten kantore van de Commissie in te zien.

Voor zaken welke worden onderzocht op grond van de artikelen 85 en 86, wordt voortaan, in tegenstelling tot hetgeen vroeger dikwijls gebeurde, bij de mededeling van de punten van bezwaar of van de brief waarin de klacht wordt afgewezen, slechts de bewijzen en de aangehaalde documenten gevoegd waarop de punten van bezwaar, respectievelijk de brief houdende afwijzing zijn gebaseerd.

Elk vóór de dagtekening van de mededeling van de punten van bezwaar, ingediend verzoek om toegang is in beginsel niet-ontvankelijk.

D. Enige bijzonderheden betreffend de klachten en de procedures inzake misbruik van machtspositie (artikelen 85 en 86)

1. De klachten

Hoewel de klagers in het algemeen bij de procedure kunnen worden betrokken, beschikken zij evenwel niet over dezelfde rechten en garanties als de beschuldigde ondernemingen. Aan het recht van inzage in het dossier dat aan de klagers wordt toegekend, ligt niet dezelfde rechtvaardiging ten grondslag als die welke geldt voor de rechten van de verdediging van de geadresseerden van een mededeling van punten van bezwaar en de rechten van de klagers dienen niet te worden gelijkgesteld met die van de aangeklaagde ondernemingen.

Overigens kan een klager, die ingelicht wordt van het voornemen om de klacht te verwerpen, toegang vragen tot de documenten waarop de Commissie haar standpunt heeft gebaseerd. De klager kan evenwel geen toegang krijgen tot door de Commissie tijdens haar onderzoeken vergaarde vertrouwelijke informatie of tot andere zakengeheimen van de ondernemingen waartegen de klacht was gericht, of van derde ondernemingen (artikelen 11 en 14 van Verordening nr. 17).

Het respecteren van het vertrouwelijkheidsbeginsel is hier des te noodzakelijker aangezien er geen enkel vermoeden van inbreuk bestaat. Overeenkomstig het FEDETAB-arrest (21) kent artikel 19, lid 2, van Verordening nr. 17 de klagers immers slechts een recht toe om te worden gehoord en niet het recht om vertrouwelijke gegevens te ontvangen.

2. Procedures inzake misbruik van machtspositie

Het geval van de procedures ingeval van misbruik van machtspositie is door het Gerecht van eerste aanleg en door het Hof van Justitie behandeld in de zaak BPB Industries en British Gypsum (22).

De ondernemingen die op een markt een machtspositie innemen, zijn per definitie in staat om op hun concurrenten of op hun handelspartners, afnemers of leveranciers zeer sterke economische of commerciële druk uit te oefenen.

Het Gerecht en het Hof hebben derhalve de gegrondheid erkend van een zekere terughoudendheid aan de zijde van de Commissie om bepaalde brieven openbaar te maken welke zij van klanten van de betrokken onderneming heeft ontvangen en die deel uitmaken van het dossier.

Hoewel deze gegevens dienstig zijn voor de Commissie om de betrokken markt beter te leren kennen, zijn zij geenszins een belastend bewijs en mededeling ervan aan de betrokken onderneming houdt een ernstig gevaar in voor represaillemaatregelen ten aanzien van de schrijvers van de brief.

(1) Gerecht van eerste aanleg, arresten 29. 6. 1995 in de zaken T-30/91 Solvay/Commissie, T-36/91 ICI/Commissie en T-37/91 ICI/Commissie, Jurispr. 1995, resp. blz. II-1775, II-1847 en II-1901.

(2) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 1; gerectificeerd in nr. L 257 van 21. 9. 1990, blz. 13.

(3) Gerecht van eerste aanleg, arrest van 18. 12. 1992, gevoegde zaken T-10, 11, 12 en 15/92, CBR e.a. "Cement"), Jurispr. 1992, blz. II-2667, rechtsoverweging 38.

(4) PB nr. 13 van 21. 2. 19962, blz. 204/62.

(5) PB nr. 127 van 20. 8. 1963, blz. 2268/62.

(6) PB nr. L 377 van 31. 12. 1994, blz. 1.

(7) Gerecht van eerste aanleg van 17. 12. 1991, zaak T-7/89 (Hercules Chimicals/Commissie) Jurispr. 1991, blz. II-1711, rechtoverweging 54.

(8) De interne documenten van de Commissie zijn geen bestanddeel van het onderzoekdossier en zijn gerangschikt in het bestand van interne documenten betreffende in onderzoek verkerende zaken (zie hierna, punten I.A.3 en II.A.2).

(9) Het gaat onder meer over methodes voor de evaluatie van de fabricage- en distributiekosten, fabricagegeheimen en -procédés, leverantiebronnen, geproduceerde en verkochte hoeveelheden en marktaandelen, klanten- en distributeursbestanden, commercieel beleid, de kostprijsstructuur en het verkoopbeleid, alsook gegevens betreffende de interne organisatie van de onderneming.

(10) Hof van Justitie, arrest van 24. 6. 1986, zaak 53/85 (Akzo Chemie UK Ltd/Commissie), Jurispr. 1986, blz. 1965, rechtsoverwegingen 24 tot en met 28 en vooral rechtsoverweging 28. Hof van Justitie, arrest van 17. 11. 1987, zaak 142 en 156/84 (BAT en Reynolds/Commissie), Jurispr. 1987, blz. 4478, rechtsoverweging 21.

(11) Beschikking van het Hof van Justitie van 30. 3. 1992, zaak 236/81 Celanese, Jurispr. 1982, blz. 1183.

(12) In dit geval moet de procedure onder punt II.A.1.3 worden gevolgd.

(13) PB nr. L 46 van 18. 2. 1994, blz. 58.

(14) PB nr. L 247 van 28. 9. 1996, blz. 45.

(15) In rechtsoverweging 54 van het Herucles-arrest, herhaald in rechtsoverweging 41 van het arrest CBR e.a., oordeelde het Gerecht dat de Commissie "verplicht is de ondernemingen [. . .], toegang te verschaffen tot alle belastende en ontlastende stukken die zij in de loop van het onderzoek heeft verzameld, met uitzondering van de documenten die zakengeheimen van andere ondernemingen bevatten, de interne documenten van de Commissie en andere vertrouwelijke informatie".

(16) Ingevolge dit voorschrift moet een specifiek beding in de contracten voor het verrichten van een studie worden opgenomen, welke inhoudt dat de studie en de erop betrekking hebbende documenten (methodologie, correspondentie met de Commissie) door de Commissie voor derden toegankelijk moeten worden gemaakt.

(17) Dit is het geval bij documenten die dienstig zijn om de draagwijdte, de duur en de aard van de inbreuk, de identiteit van de deelnemers, de schade voor de mededinging, de economische context, enzovoort vast te stellen.

(18) PB nr. L 330 van 21. 12. 1994, blz. 67.

(19) De vertrouwelijkheid van documenten die van het openbaar gezag uitgaan, dient bescherming te genieten. Deze regel geldt niet alleen ten aanzien van documenten van mededingingsautoriteiten maar tevens ten aanzien van die van andere overheden, van een Lid-Staat of van een derde land. Elke uitzondering op het beginsel van de niet-openbaarmaking van deze documenten moet deugdelijk worden gerechtvaardigd met redenen die verband houden met de rechten van de verdediging (bijvoorbeeld een klacht ingediend door een Lid-Staat krachtens artikel 3 van Verordening nr. 17). In beginsel wordt geen inzage gegeven van brieven die louter een blijk van belangstelling inhouden ongeacht of zij uitgaan van de overheid van een Lid-Staat dan wel van die van een derde land.

Niettemin dient onderscheid te worden gemaakt tussen de beoordelingen of opmerkingen van deze andere autoriteiten ten aanzien waarvan een absolute bescherming geldt, en de concrete stukken welke zij eventueel hebben verstrekt, aangezien deze laatste neit altijd onder de uitzondering vallen. In deze laatste veronderstelling moet in elk geval met grote zorgvuldigheid worden gehandeld vooral wanneer deze documenten van derde landen zijn uitgegaan. Op het gebied van de internationale samenwerking en op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels wordt het van uiterst groot belang geacht dat de vertrouwensrelaties tussen de Commissie en de derde landen veilig worden gesteld.

In deze context zijn er twee mogelijkheden:

a) Er bestaat reeds een Overeenkomst die betrekking heeft op de vertrouwelijke aard van de uitgewisselde gegevens.

In dit verband dient te worden gewezen op artikel VIII, lid 2, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de toepassing van hun mededingingsregels (PB nr. L 95 van 27. 4. 1995, blz. 47) waarin is bepaald dat de gegevensuitwisselingen en de in het kader van deze overeenkomst ontvangen informatie zoveel mogelijk ("to the fullest extent possible") worden beschermd. Dit artikel behelst daarmee een punt van internationaal recht dat moet worden gehonoreerd.

b) Bij ontstentenis van een dergelijke Overeenkosmt moet hetzelfde beginsel van de vertrouwelijkheidswaarborg in acht worden genomen.

(20) Bijzondere procedure van artikel 5 van Besluit 94/810/EGKS, EG.

(21) Hof van Justitie, arrest van 29. 10. 1980, gevoegde zaken 209-215 en 218/78 (FEDETAB), Jurispr. 1980, blz. 3125, rechtsoverweging 46.

(22) Gerecht van eerste aanleg, arrest van 1. 4. 1993, zaak T 65/89, (BPB Industries en British Gypsum/Commissie), Jurispr. 1993, blz. II-389

Hof van Justitie, arrest van 6. 4. 1995, zaak C-310/93 P, (BPB Industries en British Gypsum/Commissie), Jurispr. 1995, blz. I-896.