Home

Resolutie over het verslag van de Commissie over de evaluatie van het actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (1993-1995) - besluit 92/421/EEG van de Raad (COM(96)0166 - C4-0266/96)

Resolutie over het verslag van de Commissie over de evaluatie van het actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (1993-1995) - besluit 92/421/EEG van de Raad (COM(96)0166 - C4-0266/96)

Resolutie over het verslag van de Commissie over de evaluatie van het actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (1993-1995) - besluit 92/421/EEG van de Raad (COM(96)0166 - C4-0266/96)

Publicatieblad Nr. C 347 van 18/11/1996 blz. 0446


A4-0299/96

Resolutie over het verslag van de Commissie over de evaluatie van het actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (1993-1995) - besluit 92/421/EEG van de Raad (COM(96)0166 - C4-0266/96)

Het Europees Parlement,

- gezien het verslag van de Commissie (COM(96)0166 - C4-0266/96),

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap met name op artikel 3, sub t en artikel 3 B,

- gezien het verslag van de Commissie over civiele bescherming, toerisme en energie (SEC(96)0496),

- gezien de verslagen van de Commissie over de communautaire acties op het gebied van het toerisme in 1993 (COM(94)0074) ((PB C 18 van 23.1.1995, blz. 159.)) en in 1994 (COM(96)0029),

- gezien het Witboek "Delors" over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid ((PB C 91 van 28.3.1994, blz. 124.)), alsmede de aanbeveling van de Commissie over de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lid-staten en van de Gemeenschap voor 1996 (COM(96)0211) en de resolutie van het Parlement van 19 juni 1996 hierover ((PB C 198 van 8.7.1996, blz. 115.)),

- gezien de resultaten van de raadpleging ((Werkdocument van DG XXIII, raadpleging op basis van het groenboek "Een stap in de richting van de erkenning van de communautaire actie ten behoeve van het toerisme", Forum over het toerisme, 1995.)) op basis van het Groenboek over de rol van de EU op het gebied van toerisme,

- gezien de conclusies van het Forum over het Europese toerisme op 8 december 1995,

- gezien de conclusies van het voorzitterschap na de zitting van de Europese Raad in Florence op 21 en 22 juni 1996,

- onder verwijzing naar zijn resoluties van 11 juni 1991 over een Gemeenschapsbeleid inzake toerisme ((PB C 183 van 15.7.1991, blz. 74.)), van 18 januari 1994 over het toerisme op weg naar 2000 ((PB C 44 van 14.2.1994, blz. 61.)), van 15 december 1994 over de communautaire acties op het gebied van het toerisme ((PB C 18 van 23.1.1995, blz. 159.)), de aanbeveling van 13 december 1995 over het gemeenschappelijk standpunt inzake de richtlijn betreffende de bescherming van de consument bij een op afstand gesloten overeenkomst ((PB C 17 van 22.1.1996, blz. 51.)) en de resoluties van 13 februari 1996 over het Groenboek van de Commissie inzake de rol van de Europese Unie op het gebied van toerisme ((PB C 65 van 4.3.1996, blz. 34.)) van 13 maart 1996 over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie en de evaluatie van de werkzaamheden van de Reflectiegroep en vaststelling van de beleidsprioriteiten van het Europees Parlement met het oog op de Intergouvernementele Conferentie ((PB C 96 van 1.4.1996, blz. 77.)),

- gezien het voorstel van de Commissie over de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de EG inzake milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling" ((PC C 140 van 11.5.1996, blz. 5.)) en over een derde meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000) ((PB C 156 van 31.5.1996, blz. 5.)),

- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de communautaire maatregelen die van invloed zijn op het toerisme in 1994 (COM(96)0029),

- gezien het eerste meerjarenprogramma ter ondersteuning van het Europese toerisme "Philoxenia" (1997-2000) ((PB C 222 van 31.7.1996, blz. 9.)),

- gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media (A4-0299/96),

A. overwegende dat het actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (1993-1995), hoewel hiervoor slechts 18 miljoen ecu is uitgetrokken, een goed uitgangspunt voor de Gemeenschap vormde om acties te ontplooien die specifiek verband houden met een beleid inzake toerisme,

B. overwegende dat een toerismebeleid op de Europese interne markt ongetwijfeld sociale, economische, financiële en ecologische gevolgen heeft, omdat met name in het midden- en kleinbedrijf werkgelegenheid wordt gecreëerd, in het bijzonder voor groepen die het meest hebben te lijden onder de werkloosheid, zoals vrouwen en jongeren,

C. overwegende dat het huidige toerisme in Europa 5,5% van het BBP voor zijn rekening neemt en rechtstreeks werk verschaft aan 9 miljoen mensen, zo'n 6% van de beroepsbevolking, waarbij nog eens komt dat de Wereldorganisatie voor toerisme (WOT) voorspelt dat het aantal toeristen tot 100 miljoen zal stijgen, waardoor het toerisme de belangrijkste bedrijfstak in de wereld wordt,

D. overwegende dat Europa nochtans terrein heeft verloren als toeristische bestemming t.o.v. andere opkomende markten en dat de toestand maatregelen op korte, middellange en lange termijn vereist op punten als renovatie van de infrastructuur, het doorbreken van de seizoensgebondenheid, controle op de gevolgen voor het milieu en gezamenlijk promoten van Europa als bestemming,

E. overwegende dat de hoofddoelstellingen van een communautair beleid inzake toerisme moeten bestaan in het bevorderen van de economische groei en de werkgelegenheid, het verbeteren van de economische en sociale samenhang en het versterken van de idee van het Europese burgerschap,

F. overwegende dat het toerisme niet alleen een van de belangrijkste bedrijfstakken van de Europese Unie is, maar tevens een activiteit die van belang is voor alle burgers, aangezien het toerisme een onvervreemdbare sociale verworvenheid is,

G. overwegende dat het onontbeerlijk is aan het toerisme in het Verdrag betreffende de Europese Unie een aparte titel te wijden waarin een onafhankelijk Europees beleid inzake toerisme wordt vastgelegd waarmee de doelstellingen van het toerisme worden gecooerdineerd en opgenomen in andere Europese beleidsvormen zonder dat dit leidt tot meer bureaucratie en regelgeving,

H. overwegende dat in het licht van de zitting van de Europese Raad in Dublin tijdens welke een voorstel voor de herziening van de Verdragen zal worden ingediend, erop moet worden aangedrongen dat het beleid inzake toerisme erop moet zijn gericht de Unie dichter bij de burgers te brengen, omdat het toerisme kan bijdragen tot een hoog tewerkstellingspercentage, een grotere doelmatigheid en samenhang van de milieubescherming kan garanderen en het gevoel een Europees burger te zijn, kan versterken,

I. overwegende dat het toerisme een grote bijdrage kan leveren tot de economische convergentie die noodzakelijk is voor de oprichting van de Economische en Monetaire Unie door werkgelegenheid te creëren, rijkdom te herverdelen en in achtergebleven gebieden economische ontwikkeling en infrastructuur tot stand te brengen; overwegende dat echter met strikte inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel de bedrijfstak toerisme op Europees niveau duidelijke erkenning verdient op basis van de grote beginselen van duurzame ontwikkeling op sociaal, economisch en ecologisch gebied oneerlijke mededinging en sociale dumping moet worden voorkomen,

J. overwegende dat het toerisme als een van de belangrijke Europese bedrijfstakken nauwelijks aandacht krijgt en dat het toerisme als onderdeel van de interne markt over het hoofd wordt gezien, vooral waar het gaat om de ontwikkeling van beleid en programma's van de EU,

1. staat positief en geïnteresseerd tegenover de externe evaluatie van het communautaire actieprogramma op het gebied van toerisme (1993-1995 - voornoemd besluit 92/421/EEG) die door onafhankelijke consultants op basis van de tot nu toe bereikte resultaten is verricht, alsmede tegenover hun aanbevelingen, en dringt erop aan dat, wanneer ook de projecten voor 1995 zijn afgerond, deze evaluatie wordt verruimd en bijgewerkt om een totaal en definitief beeld te krijgen van hetgeen met dit actieprogramma is bereikt:

2. is ook tevreden over het werk dat door de eenheid toerisme van DG XXIII van de Commissie is verricht in weerwil van de beperkte middelen, het schaarse personeel en de interne administratieve problemen;

3. wijst er echter op dat het Europees actieprogramma voor het toerisme tot doel had aan te tonen dat de Europese Unie moet kunnen beschikken over een daadwerkelijk beleid inzake toerisme om op passende wijze te kunnen inspelen op de uitdagingen van de globalisering van de economie en dus ook van het toerisme, alsmede van de liberalisering die door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ook voor de toeristische diensten wordt nagestreefd;

4. dringt er derhalve op aan dat de Intergouvernementele Conferentie die van de Europese Raad op 8 maart 1996 in Turijn de opdracht heeft gekregen de herziening van de Verdragen voor te bereiden, opdat Europa de uitdagingen van de toekomstige uitbreiding het hoofd kan bieden, waartoe o.a. de globalisering van de economie behoort, van de gelegenheid gebruik maakt om aan het beleid inzake toerisme, zowel in zijn communautaire als in zijn internationale aspecten, met eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, een rechtsgrond te geven die onontbeerlijk is om op Europees en nationaal niveau het beleid inzake toerisme te cooerdineren en te sturen in het kader van de interne markt;

5. is van oordeel dat in het kader van het volgende actieprogramma ten behoeve van het toerisme (Philoxenia) de acties in de lid-staten en de acties op Europees niveau inzake toerisme nog beter op elkaar moeten worden afgestemd en elkaar beter moeten aanvullen om de vruchten te kunnen plukken van de voordelen van een optreden op Europees niveau;

6. wijst er nogmaals op dat de Europese toeristenindustrie, bestaande uit werkgevers en werknemers, veronachtzaamd wordt en dat de bescherming van de toeristen verbeterd dient te worden;

7. is bovendien van mening dat de acties speciaal op de particuliere sector gericht moeten zijn, met name op het midden- en kleinbedrijf, om de groei en het creëren van werkgelegenheid te bevorderen en tevens het toerisme te sturen naar duurzame vormen, zoals door Agenda 21 (Rio de Janeiro, 1992) is gevraagd;

8. wenst verbetering van de rol en marktpositionering van de Eenheid toerisme van DG XXIII en stelt voor dat daarbij de voorkeur wordt gegeven, mede via verhogingen van kredieten en gekwalificeerd personeel, aan cooerdinatie en koppeling tussen de diverse DG's die via diverse maatregelen bijdragen tot de bevordering van het toerisme, alsmede tussen de organen van de lid-staten die verantwoordelijk zijn voor het toerisme; dringt bovendien erop aan dat de Eenheid toerisme de eigen acties beter cooerdineert met de andere diensten van DG XXIII die zich met het midden- en kleinbedrijf bezighouden;

9. verzoekt om een voortzetting van de acties die veel succes hebben, zoals bijvoorbeeld ten behoeve van gehandicapten of het opzetten van statistieken over het Europese toerisme; wijst andermaal op de noodzaak acties ter bevordering van het toerisme die doeltreffend worden gecooerdineerd met de nationale organisaties voor het toerisme (ONT) en de Europese Commissie voor toerisme (ECT), bij voorbeeld in Japan, tot een goed einde te brengen;

10. verzoekt modelprojecten te ontwikkelen voor het zoeken naar innoverende oplossingen voor de congestie in het vakantieverkeer waar veel Europese bestemmingen momenteel onder te lijden hebben;

11. onderstreept dat het Philoxenia-programma een eerste stap is op weg naar een toerismebeleid en verzoekt de Commissie in het eerste halfjaar van 1997 het aangekondigde witboek op te stellen waardoor het belang van het toerisme moet worden onderstreept en deze bedrijfstak moet worden erkend als een kader waarbinnen in werkgelegenheid en ontwikkeling kan worden voorzien;

12. betreurt dat er zo weinig acties worden ontplooid op bepaalde belangrijke beleidsterreinen, zoals vakantiespreiding, de toerist als consument, plattelandstoerisme en jongerentoerisme, sportief en cultureel toerisme, congressen, promotiereizen en ouderen;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité van de Regio's, de regeringen en parlementen van de lid-staten, de regio's van de lid-staten die uitsluitend voor toerisme bevoegd zijn, de regeringen en parlementen in Midden- en Oost-Europa en de Russische Federatie, de regeringen en parlementen van de Middellandse-Zeelanden, de regeringen en de parlementen van de landen die deel uitmaken van de EER, de regering en het Congres van de Verenigde Staten, de Raad van Europese gemeenten en regio's (CCRE), de Europese Commissie voor het toerisme, de Europese Commissie voor reizen (ECT), de Wereldorganisatie voor toerisme, de nationale toeristenorganisaties van de lid-staten, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de World Travel en Tourism Council (WTTC) en de International Association of Tour Managers (IATM).