Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/873 van de Commissie van 28 mei 2021 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2020 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 3690)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/873 van de Commissie van 28 mei 2021 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2020 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 3690)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad(1), en met name artikel 51,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de verslagen die door de certificerende instanties zijn opgesteld.

  2. Zoals bepaald in artikel 39 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van het jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van het jaar N. Om de referentieperiode voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) af te stemmen op die voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) moeten, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor begrotingsjaar 2020, de uitgaven in aanmerking worden genomen die de lidstaten in de periode van 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 hebben gedaan overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie(2).

  3. Krachtens artikel 33, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet het bedrag dat als gevolg van het in artikel 33, lid 1, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, worden bepaald door de tussentijdse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dat bedrag moet door de Commissie worden afgetrokken van of opgeteld bij de volgende tussentijdse betaling.

  4. De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en de lidstaten in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de aan te brengen wijzigingen.

  5. Voor sommige betaalorganen volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen.

  6. Andere betaalorganen hebben informatie verstrekt waarvoor nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat hun rekeningen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd.

  7. Overeenkomstig artikel 83 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad(3) kan de in artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 genoemde betalingstermijn voor tussentijdse betalingen maximaal zes maanden worden uitgesteld om aanvullende verificaties te verrichten naar aanleiding van informatie waaruit blijkt dat die betalingen verband houden met een onregelmatigheid met ernstige financiële gevolgen. Bij het vaststellen van het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met dergelijke uitgestelde bedragen om te vermijden dat onterechte of niet-tijdige betalingen worden gedaan.

  8. De Commissie heeft op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 reeds een aantal tussentijdse betalingen voor begrotingsjaar 2020 verlaagd of geschorst wegens uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan. In het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met de op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat onverschuldigde of niet-tijdige betalingen of vergoedingen worden verricht die later het voorwerp van een financiële correctie zouden kunnen worden.

  9. Overeenkomstig artikel 36, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen tussentijdse betalingen worden verricht zolang geen overschrijding plaatsvindt van de totale geprogrammeerde Elfpo-bijdrage. Krachtens artikel 23, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet in het geval dat de gecumuleerde uitgavendeclaraties het voor een plattelandsontwikkelingsprogramma geprogrammeerde totaalbedrag overschrijden, het te betalen bedrag worden begrensd tot het geprogrammeerde bedrag, onverminderd het maximum als bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. De Commissie zal later, na vaststelling van het gewijzigde financiële plan of bij afsluiting van de programmeringsperiode, nog een vergoeding bepalen voor het begrensde bedrag.

  10. Overeenkomstig artikel 75, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de regels inzake de betalingstermijnen voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem met ingang van aanvraagjaar 2019 van toepassing. Voor de verlagingen vanwege niet-naleving van de laatste betalingstermijnen, als berekend conform artikel 5 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie(4), wordt de procedure van de artikelen 40 en 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gevolgd en daarmee moet rekening worden gehouden in het onderhavige besluit voor begrotingsjaar 2020. Die verlagingen kunnen indien nodig worden onderzocht in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure uit hoofde van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

  11. Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat worden gedragen indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten een gecertificeerde tabel met de bedragen die zij op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zelf moeten dragen, bijvoegen bij de jaarrekeningen die zij op grond van artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bij de Commissie moeten indienen. Uitvoeringsbepalingen voor de verplichting van de lidstaten om de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin de lidstaten informatie over de te innen bedragen moeten verstrekken. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit nemen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd.

  12. Op grond van artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien een bepaalde lidstaat besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor dat besluit worden vermeld in het samenvattend verslag als bedoeld in artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, in samenhang met artikel 102, lid 1, eerste alinea, punt c), iv), van die verordening. Deze bedragen mogen niet ten laste van de betrokken lidstaten worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie.

  13. In het onderhavige besluit moet ook rekening worden gehouden met bedragen die nog ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013 voor het Elfpo.

  14. Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het onderhavige besluit geen afbreuk doen aan de besluiten die de Commissie later eventueel neemt om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de uitgaven over begrotingsjaar 2020 die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd en betrekking hebben op de programmeringsperiode 2014-2020 worden goedgekeurd.

De bedragen die op grond van dit besluit in het kader van elk programma voor plattelandsontwikkeling moeten worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, zijn vermeld in bijlage I.

Artikel 2

Voor begrotingsjaar 2020 worden de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de uitgaven voor de in bijlage II vermelde plattelandsontwikkelingsprogramma’s die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd en betrekking hebben op de programmeringsperiode 2014-2020, niet goedgekeurd bij het onderhavige besluit en voor die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.

Artikel 3

De bedragen die als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in het kader van het Elfpo ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013, zijn vermeld in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 toegepaste verlagingen vanwege niet-naleving van de laatste betalingstermijnen zijn vermeld in bijlage IV bij dit besluit.

Artikel 5

Artikel 6

BIJLAGE IGoedgekeurde Elfpo-uitgaven over begrotingsjaar 2020 per plattelandsontwikkelingsprogrammaVan de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag per programmaGoedgekeurde programma’s waarvoor Elfpo-uitgaven zijn gedeclareerd voor de periode 2014-2020

BIJLAGE IIGoedkeuring van de jaarrekeningen van de betaalorganenBegrotingsjaar 2020 – Elfpo

BIJLAGE IIIGoedkeuring van de jaarrekeningen van de betaalorganenBegrotingsjaar 2020 – Elfpo

BIJLAGE IVGoedkeuring van de jaarrekeningen van de betaalorganenBegrotingsjaar 2020 – Elfpo