Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/346 van de Commissie van 9 februari 2015 tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 542) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/346 van de Commissie van 9 februari 2015 tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 542) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen(1), en met name bijlage III, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Indien een lidstaat van plan is per hectare jaarlijks een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan is bepaald in lid 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG, moet die hoeveelheid worden vastgesteld op een niveau dat geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet dat worden gemotiveerd met objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

  2. Op 14 december 2007 heeft de Commissie Beschikking 2007/863/EG(2) vastgesteld waarbij een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan, waardoor het Verenigd Koninkrijk toestemming heeft gekregen om op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland onder bepaalde voorwaarden een maximaal 250 kg stikstof bevattende hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen.

  3. Op 24 februari 2011 heeft de Commissie Besluit 2011/128/EU(3) vastgesteld, waarbij Beschikking 2007/863/EG is gewijzigd en de afwijking tot en met 31 december 2014 is verlengd.

  4. De bij Beschikking 2007/863/EG toegestane afwijking, als gewijzigd bij Besluit 2011/128/EU, betrof in 2013 145 bedrijven, wat neerkomt op ongeveer 0,59 % van het totale aantal bedrijven en 0,42 % van het totale nettolandbouwoppervlak.

  5. Op 10 oktober 2014 heeft het Verenigd Koninkrijk voor de regio Noord-Ierland een verzoek om een afwijking uit hoofde van lid 2, derde alinea, van bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

  6. Het Verenigd Koninkrijk past overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG op het hele grondgebied van de regio Noord-Ierland een actieprogramma toe.

  7. Uit het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, gebaseerd op verslagen van de lidstaten voor de periode 2008-2011 blijkt dat in het Verenigd Koninkrijk voor de regio Noord-Ierland alle meetstations voor grondwater gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 50 mg/l hebben gemeten, en 93 % van de meetstations gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 25 mg/l. Voor oppervlaktewateren hebben alle meetstations gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 25 mg/l gemeten.

  8. De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn de afgelopen jaren afgenomen. De aantallen runderen, pluimvee en schapen zijn tussen de periode 2004-2007 en de periode 2008-2011 gedaald met respectievelijk 5 %, 5 % en 10 %, terwijl het aantal varkens met 4 % is gestegen. De gemiddelde stikstofbelasting door dierlijke mest was in de periode 2008-2011 117 kg/ha, een daling van 6,4 % ten opzichte van 2004-2007. Het gemiddelde fosforoverschot was in de periode 2008-2011 13,6 kg/ha, een daling van 30,1 % ten opzichte van 2004-2007. De gemiddelde chemische N-bemesting daalde in de periode 2008-2011 met 18,4 % ten opzichte van 2004-2007. De gemiddelde chemische P-bemesting daalde in de periode 2008-2011 met 53 % ten opzichte van 2004-2007.

  9. In Noord-Ierland wordt 93 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt. Over het geheel gezien wordt in graslandbedrijven 42 % van het oppervlak gebruikt voor extensieve landbouw met een relatief lage veebezetting (minder dan 1 grootvee-eenheid per hectare) en een lage mestgift, 37 % valt onder milieuprogramma's voor de landbouw en slechts 24 % valt onder de intensieve landbouw, met een veebezetting van 2 grootvee-eenheden per hectare of meer. 5 % wordt voor de akkerbouw gebruikt. Het gemiddelde gebruik van kunstmest op grasland is 79 kg stikstof/ha en 5 kg fosfor/ha.

  10. Noord-Ierland wordt gekenmerkt door veel neerslag en een slecht gedraineerde bodem. Wegens de beperkte afwatering is het denitrificatiepotentieel van de meeste bodems in Noord-Ierland nogal hoog, waardoor de nitraatconcentratie in de bodem en bijgevolg ook de hoeveelheid nitraat die kan uitspoelen, geringer is.

  11. Het Noord-Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een vrij lange groeiperiode voor gras in gebieden waar het land actief wordt beheerd en bebouwd, die varieert van 270 dagen per jaar in het oostelijke kustgebied tot ongeveer 260 dagen per jaar in het centrale laagland.

  12. Na bestudering van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk voor de regio Noord-Ierland en het actieprogramma, en rekening houdend met de ervaring die met de toepassing van de bij de Beschikking 2007/863/EG, als gewijzigd bij Besluit 2011/128/EU, vastgestelde afwijking is opgedaan, is de Commissie van mening dat de door Noord-Ierland voorgestelde hoeveelheid dierlijke mest, die overeenkomt met 250 kg stikstof per hectare per jaar, de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG niet in de weg staat, op voorwaarde dat bepaalde strikte voorwaarden in acht worden genomen.

  13. Uit door Noord-Ierland ingediende ondersteunende informatie blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar afkomstig van dierlijke mest op bedrijven met ten minste 80 % grasland gerechtvaardigd is op grond van objectieve criteria, zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

  14. Beschikking 2007/863/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2011/128/EU, verstrijkt op 31 december 2014. Om ervoor te zorgen dat de betrokken landbouwers gebruik kunnen blijven maken van de afwijking, is het wenselijk dit besluit vast te stellen.

  15. De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door het Verenigd Koninkrijk in een brief van 10 oktober 2014 voor Noord-Ierland gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in lid 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, wordt onder de in dit besluit neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

    1.„graslandbedrijf”:
    een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, grasland is;
    2.„graasvee”:
    runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;
    3.„gras”:
    blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is);
    4.„perceel”:
    een afzonderlijk veld of een groep velden, die qua gewas, bodemtype en bemestingspraktijken homogeen zijn.

Artikel 3 Toepassingsgebied

Dit besluit geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.

Artikel 4 Jaarlijkse aanvraag en verbintenis

1.

Landbouwers die op grond van dit besluit van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instantie.

2.

Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

Artikel 5 Op- of inbrengen van dierlijke mest en andere meststoffen

Artikel 6 Landbeheer

Artikel 7 Andere maatregelen

Artikel 8 Monitoring

Artikel 9 Controles

Artikel 10 Verslaglegging

Artikel 11 Toepassing

Artikel 12