Home

Besluit 2014/913/GBVB van de Raad van 15 december 2014 ter ondersteuning van de Haagse Gedragscode en de non-proliferatie van ballistische raketten in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

Besluit 2014/913/GBVB van de Raad van 15 december 2014 ter ondersteuning van de Haagse Gedragscode en de non-proliferatie van ballistische raketten in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens („de strategie”) aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen die zowel in de Unie als in derde landen moeten worden getroffen.

  2. De EU geeft momenteel actief uitvoering aan de strategie en aan de in hoofdstukken II en III daarvan genoemde maatregelen, bijvoorbeeld door financiële middelen uit te trekken voor specifieke projecten die leiden tot versterking van het multilaterale non-proliferatiestelsel en tot multilaterale vertrouwenwekkende maatregelen. De Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten („de Code”) en het Missile Technology Control Regime (MTCR) vormen een integrerend deel van dat multilaterale non-proliferatiestelsel. De Code en het MTCR zijn erop gericht de proliferatie van ballistische-raketsystemen voor de overbrenging van massavernietigingswapens („MVW”), en van gerelateerde technologie, te voorkomen en te beteugelen.

  3. Op 17 november 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2003/805/GBVB(1) vastgesteld. In dat gemeenschappelijk standpunt wordt onder meer gevraagd ernaar te streven dat zoveel mogelijk staten de Code ondertekenen, in het bijzonder staten die beschikken over een vermogen inzake ballistische raketten, dat de Code — met name de vertrouwenwekkende maatregelen — verder wordt ontwikkeld en uitgevoerd, en dat een nauwer verband tussen de Code en het multilaterale non-proliferatiestelsel van de VN wordt gerealiseerd.

  4. De Raad heeft op 8 december 2008 conclusies aangenomen, alsmede een document getiteld „Nieuwe actielijnen voor de Europese Unie in de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor”. In dat document wordt gesteld dat proliferatie van MVW nog steeds een van de grootste veiligheidsproblemen vormt en dat een non-proliferatiebeleid een essentieel onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is. In december 2010 besloot de Raad, in het licht van de gemaakte vorderingen en de geleverde inspanningen bij de uitvoering van de „nieuwe actielijnen”, dat deze tot eind 2012 verder zouden worden toegepast.

  5. Op 18 december 2008 heeft de Raad Besluit 2008/974/GBVB(2) vastgesteld, ter ondersteuning van de Code in het kader van de uitvoering van de strategie.

  6. De Raad heeft op 23 juli 2012 Besluit 2012/423/GBVB vastgesteld(3). Met dat besluit konden het universele karakter van de Code en de naleving van de beginselen ervan worden bevorderd. Voortzetting van de dialoog tussen ondertekenende en niet-ondertekenende staten is een prioriteit van de Unie, met het oog op verdere universalisering, betere toepassing en inhoudelijke verbetering van de Code. Dit besluit dient daaraan bij te dragen.

  7. Meer in het algemeen, is de gestage verspreiding van ballistische raketten waarmee MVW kunnen worden overgebracht — vooral de lopende rakettenprogramma's in het Midden-Oosten, Noord-Oost-Azië, en Zuid-Oost-Azië, onder meer in Iran, Syrië en de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) — een reden tot groeiende bezorgdheid voor de internationale gemeenschap.

  8. De Veiligheidsraad van de VN heeft in resolutie 1540 (2004) beklemtoond, en in resolutie 1977 (2011) herhaald, dat de verspreiding van nucleaire, chemische en biologische wapens en van de desbetreffende overbrengingsmiddelen een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormen, en de staten onder meer de verplichting opgelegd zich te onthouden van enigerlei vorm van steun aan niet-statelijke actoren voor het ontwikkelen, verwerven, vervaardigen, bezitten, vervoeren, overdragen of gebruiken van nucleaire, chemische of biologische wapens en van de desbetreffende overbrengingsmiddelen. De bedreiging die nucleaire, chemische en biologische wapens en hun overbrengingsmiddelen betekenen voor de internationale vrede en veiligheid is opnieuw onder woorden gebracht in VNVR-resolutie 1887 (2009) over niet-verspreiding van kernwapens en nucleaire ontwapening. Voorts heeft de VN-Veiligheidsraad in resoluties 1929 (2010) en 1718 (2006), onder meer op basis van resoluties 1540 (2004), 1977 (2011) en 1887 (2009), besloten dat Iran en de DVK geen activiteiten mogen ondernemen die betrekking hebben op ballistische raketten die kernwapens kunnen overbrengen, daaronder begrepen lanceringen met behulp van ballistische-rakettechnologie, en dat de staten al het nodige moeten doen om overdracht van technologie of technische bijstand aan Iran en de DVK te verhinderen die verband houdt met dergelijke activiteiten.

  9. Dit besluit moet, meer in het algemeen, ertoe strekken een reeks activiteiten ter bestrijding van de proliferatie van ballistische raketten te ondersteunen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.

Met het oog op de ononderbroken praktische toepassing van bepaalde onderdelen van de strategie, als bedoeld in de bijlage, wordt door de Unie:

  1. actie ten gunste van de Code en het MTCR gesteund — met name actie waarbij:

    1. het universele karakter, met name de ondertekening van de Code door alle staten met een vermogen inzake ballistische raketten, wordt bevorderd;

    2. de toepassing van de Code wordt gesteund;

    3. aansluiting bij het MTCR-richtsnoeren en de bijlage daarbij wordt aangemoedigd;

  2. meer in het algemeen een reeks activiteiten ter bestrijding van de proliferatie van ballistische raketten ondersteund, die er met name op zijn gericht de dreiging meer onder de aandacht te brengen, er met grotere ijver naar te streven dat de multilaterale instrumenten meer resultaten opleveren, de steun voor initiatieven tegen deze specifieke dreiging op te voeren, en de betrokken landen te helpen hun nationale uitvoercontroles te verscherpen.

2.

In deze context hebben de door de Unie te steunen projecten specifiek betrekking op de volgende activiteiten:

  1. activiteiten ter ondersteuning van de Code:

    1. een „introductiepakket” samenstellen en verspreiden voor outreaching naar niet-ondertekenende staten, waarin ook de ondertekenende staten op hun verplichtingen wordt gewezen;

    2. outreach-activiteiten organiseren als nevenactiviteit ter gelegenheid van de jaarvergadering in Wenen van de staten die de Code hebben ondertekend;

    3. outreach-activiteiten organiseren om steun te werven voor de Code, als nevenactiviteit ter gelegenheid van de bijeenkomst van de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de VN;

    4. maximaal drie regionale seminars over outreaching organiseren, op basis van de prioriteiten van de EU (eventueel in Azië, de Golfstaten, Latijns-Amerika);

    5. vertegenwoordigers van ondertekenende en van niet-ondertekenende ontwikkelingslanden aanmoedigen om de jaarvergaderingen van de Code-staten en outreachingseminars bij te wonen;

    6. bewustmakingssessies organiseren, onder meer in de marge van de jaarvergadering van de Code-staten in Wenen, om staten die de Code recentelijk onderschreven hebben te helpen hun verplichtingen na te komen;

    7. de coördinatie van wervingsacties voor de Code met de werkzaamheden van het comité van VNVR-resolutie 1540 ondersteunen, onder meer door de deelname van Code-deskundigen aan landenbezoeken in het kader van dat comité te ondersteunen;

    8. het veilige op het internet gebaseerde informatie- en communicatiemechanisme in het kader van de Code (e-ICC) ondersteunen, onder meer door de website technisch te upgraden;

  2. activiteiten tegen proliferatie van ballistische raketten in het algemeen:

    1. indien mogelijk maximaal vier seminars organiseren om — in de marge van multilaterale fora, eventueel via de outreaching, bijvoorbeeld de onder a) bedoelde seminars in AVVN-verband, de voorbereidingscommissies van het Non-proliferatieverdrag — de proliferatie van ballistische raketten meer onder de aandacht te brengen;

    2. maximaal drie regionale seminars organiseren om op regionaal niveau meer aandacht te kweken voor de proliferatie van ballistische raketten, en het debat aanmoedigen over mogelijkheden om de proliferatiedreiging op regionaal niveau beter tegemoet te treden, eventueel in samenhang met andere vormen van outreaching van de EU in verband met de Code; in samenwerking met de betrokken staten zouden seminars belegd kunnen worden in Azië, de Golfregio en Latijns-Amerika;

    3. vier discussienota's opstellen, waarin aangegeven wordt welke verdere multilaterale stappen kunnen worden gezet om de proliferatiedreiging inzake raketten af te wenden en ontwapeningsinspanningen op het vlak van ballistische raketten te bevorderen, vooral met mogelijke vertrouwenwekkende maatregelen, en welke mogelijkheden er zijn voor een regionale insteek, als eerste stap, bijvoorbeeld in gebieden die voor de Unie van bijzonder belang zijn, en/of waar in de nabije toekomst vooruitgang kan worden verwacht;

    4. maximaal drie bewustmakingssessies voor deskundigen — vooral uit de wetenschaps- en/of de ruimtevaartwereld en het bedrijfsleven — organiseren, om te verhinderen dat technologie en kennis voor tweeërlei gebruik al in een vroeg stadium worden overgedragen;

    5. projecten van kenniscentra in de EU toegankelijker maken voor wetenschappers uit ontwikkelingslanden die ijveren voor non-proliferatie van raketten;

    6. in samenspraak met de excellentiecentra van de EU specifieke deskundigenmissies sturen naar derde landen, om er informatie en ervaring over uitvoercontroles in verband met rakettechnologie en goederen voor tweeërlei gebruik te delen, en die landen te helpen eigen vermogens op te bouwen;

    7. de opleiding van deskundigen inzake non-proliferatie van ballistische raketten ondersteunen, door hen te laten deelnemen aan EU-programma's, zoals dat van de Europese Veiligheids- en defensieacademie, of aan programma's van de lidstaten van de Unie („lidstaten”).

In de bijlage is een gedetailleerde omschrijving van de projecten opgenomen.

Artikel 2

1.

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit.

2.

De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten is in handen van de Fondation pour la recherche stratégique (FRS), onder verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige regelingen met de FRS.

Artikel 3

1.

Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt EUR 990 000.

2.

De door het bedrag in lid 1 gefinancierde uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.

De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Zij sluit daartoe een financieringsovereenkomst met de FRS. In die overeenkomst wordt bepaald dat de FRS er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de EU zichtbaar is in verhouding tot diens omvang.

4.

De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

1.

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van geregelde verslagen van de FRS. De verslagen van de FRS vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.

2.

De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

BIJLAGE