Home

Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG

Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Ingevolge het Verdrag kunnen het Europees Parlement en de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, teneinde een betere bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers te waarborgen. In deze richtlijnen moet vermeden worden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

  2. In artikel 31, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is bepaald dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden.

  3. Na de inwerkingtreding van Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende individuele richtlijn als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(3) zijn door belanghebbenden, met name binnen de medische wereld, ernstige bedenkingen geuit over de mogelijke gevolgen van de tenuitvoerlegging van die richtlijn voor de toepassing van medische procedures op basis van medische beeldvorming. Tevens werd bezorgdheid geuit over de gevolgen van de richtlijn voor bepaalde industriële activiteiten.

  4. De Commissie heeft de door de belanghebbenden aangedragen argumenten aandachtig bestudeerd en na enkele raadplegingen heeft zij besloten enkele bepalingen van Richtlijn 2004/40/EG grondig te heroverwegen op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie afkomstig van internationaal erkende deskundigen.

  5. Richtlijn 2004/40/EG is gewijzigd bij Richtlijn 2008/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(4), waarmee de omzettingstermijn voor Richtlijn 2004/40/EG met vier jaar is verlengd, en vervolgens bij Richtlijn 2012/11/EU van het Europees Parlement en de Raad(5), waarmee die omzettingstermijn is verlengd tot en met 31 oktober 2013. Dit moest de Commissie in de gelegenheid stellen een nieuw voorstel in te dienen en de medewetgevers in de gelegenheid stellen een nieuwe richtlijn vast te stellen op basis van recenter en degelijker bewijsmateriaal.

  6. Richtlijn 2004/40/EG moet worden ingetrokken en er moeten passender en evenrediger maatregelen worden ingevoerd ter bescherming van werknemers tegen de aan elektromagnetische velden verbonden risico’s. Die richtlijn had geen betrekking op de effecten op lange termijn, waaronder mogelijke kankerverwekkende effecten, van blootstelling aan tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden, waarvoor op dit moment geen sluitend wetenschappelijk bewijs bestaat dat er een causaal verband bestaat. De ze richtlijn heeft betrekking op alle bekende directe biofysische effecten en indirecte door elektromagnetische velden veroorzaakte effecten, teneinde niet alleen de gezondheid en de veiligheid van elke werknemer afzonderlijk te waarborgen, maar ook voor alle werknemers in de Unie een als minimum te beschouwen basisbescherming te bieden, waarbij eventuele concurrentievervalsing wordt vermeden.

  7. Deze richtlijn heeft geen betrekking op veronderstelde effecten op lange termijn van blootstelling aan elektromagnetische velden, aangezien er op dit moment geen sluitend wetenschappelijk bewijs bestaat van een causaal verband. Mocht er echter een dergelijk sluitend wetenschappelijk bewijs worden geleverd, dan moet de Commissie overwegen hoe die effecten het beste kunnen worden aangepakt en moet zij het Europees Parlement en de Raad op de hoogte houden door middel van het verslag over de praktische toepassing van deze richtlijn. Daarbij moet de Commissie, behalve met de toegespitste informatie die zij ontvangt van de lidstaten, ook rekening houden met het meest recente onderzoek op dit gebied en met de daaruit voortvloeiende nieuwe wetenschappelijke inzichten.

  8. Minimumvoorschriften dienen te worden vastgelegd, waarbij de lidstaten de keuze wordt gelaten gunstiger bepalingen voor de bescherming van werknemers te handhaven of aan te nemen, met name als het gaat om het vastleggen van lagere waarden voor de actieniveaus (AN) of de grenswaarden voor blootstelling aan elektromagnetische velden (GWB). De uitvoering van deze richtlijn mag echter niet als rechtvaardiging dienen voor enigerlei verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande beschermingsniveau.

  9. Het systeem ter bescherming tegen elektromagnetische velden moet beperkt blijven tot een omschrijving, zonder overbodige details, van de te verwezenlijken doelstellingen, de in acht te nemen beginselen en de toe te passen basisgrootheden, teneinde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op equivalente wijze toe te passen.

  10. Voor de bescherming van werknemers die aan elektromagnetische velden worden blootgesteld, moet een doeltreffende en doelmatige risicobeoordeling worden uitgevoerd. Deze verplichting moet echter in verhouding staan tot de daadwerkelijke situatie op de werkplek. Daarom moet een beschermingssysteem worden ontworpen dat verschillende risico’s op een eenvoudige, geclassificeerde en begrijpelijke manier groepeert. Derhalve kan de verwijzing naar een aantal indicatoren en standaardsituaties in praktische handleidingen de werkgevers van pas komen bij het voldoen aan hun verplichtingen.

  11. De ongewenste effecten op het menselijk lichaam zijn afhankelijk van de frequentie van het elektromagnetische veld of de straling waaraan het lichaam wordt blootgesteld. Derhalve moeten systemen voor de beperking van de blootstelling steunen op blootstellingspatronen en frequentieafhankelijk zijn om aan elektromagnetische velden blootgestelde werknemers adequaat te beschermen.

  12. Het niveau van blootstelling aan elektromagnetische velden kan doeltreffender worden verminderd door reeds bij het ontwerpen van werkplekken voor preventie te zorgen en arbeidsmiddelen, -procedés en -methoden zodanig te kiezen dat risico’s bij voorrang aan de bron worden bestreden. Maatregelen met betrekking tot arbeidsmiddelen en -methoden leveren derhalve een bijdrage aan de bescherming van de betrokken werknemers. Wel moet dubbel werk met betrekking tot de beoordelingen worden voorkomen in gevallen waarin de arbeidsmiddelen voldoen aan de relevante vereisten in het recht van de Unie inzake producten waarin stringentere veiligheidsniveaus zijn vastgesteld dan die waarin deze richtlijn voorziet. Hierdoor is het in een groot aantal gevallen mogelijk te volstaan met een vereenvoudigde beoordeling.

  13. Het is van belang dat werkgevers de situatie aanpassen aan de technische vooruitgang en de wetenschappelijke kennis inzake de risico’s in verband met blootstelling aan elektromagnetische velden, teneinde de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers te verbeteren.

  14. Aangezien deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(6), is Richtlijn 89/931/EEG van toepassing op het gebied van de blootstelling van werknemers aan elektromagnetische velden, onverminderd meer stringente en/of meer specifieke bepalingen in deze richtlijn.

  15. De in deze richtlijn vastgestelde natuurkundige grootheden, GWB en AN zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling (ICNIRP) en moeten worden bezien in overeenstemming met de concepten van de ICNIRP, tenzij deze richtlijn anders bepaalt.

  16. Om ervoor te zorgen dat deze richtlijn bijgewerkt blijft, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van zuiver technische wijzigingen in de bijlagen, om de vaststelling te weergeven van verordeningen en richtlijnen op het gebied van technische harmonisatie en normalisatie, technische vooruitgang, wijzigingen in de meest relevante normen of specificaties en nieuwe wetenschappelijke gegevens met betrekking tot risico’s in verband met elektromagnetische velden, en om de AN aan te passen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

  17. Indien zuiver technische wijzigingen in de bijlagen nodig blijken, dient de Commissie nauw samen te werken met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, ingesteld bij het besluit van de Raad van 22 juli 2003(7).

  18. In uitzonderingsgevallen waarin dwingende redenen van urgentie, zoals mogelijke onmiddellijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers ten gevolge van hun blootstelling aan elektromagnetische velden, dat vereisen, moet de mogelijkheid worden geboden om de spoedprocedure op door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen toe te passen.

  19. Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken(8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

  20. Een systeem dat GWB en AN omvat, moet, voor zover van toepassing, worden beschouwd als een hulpmiddel om te voorzien in een hoog niveau van bescherming tegen de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheidsrisico’s die het gevolg kunnen zijn van blootstelling aan elektromagnetische velden. Een dergelijk systeem kan echter op gespannen voet staan met de specifieke omstandigheden van bepaalde activiteiten, zoals het gebruik van magnetische resonantie in de medische sector. Er moet derhalve met deze specifieke omstandigheden rekening worden gehouden.

  21. Gezien het eigen karakter van de strijdkrachten en teneinde een doeltreffende inzet en onderlinge samenwerking mogelijk te maken, onder meer bij gezamenlijke internationale militaire oefeningen, moeten de lidstaten gelijkwaardige of meer specifieke beschermingssystemen kunnen toepassen, bijvoorbeeld internationaal overeengekomen normen zoals die van de NAVO, mits schadelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheidsrisico’s worden voorkomen.

  22. Van werkgevers dient te worden verlangd dat zij er zorg voor dragen dat risico’s in verband met elektromagnetische velden op het werk worden uitgebannen of tot een minimum worden beperkt. Niettemin kan het voorkomen dat in specifieke gevallen en in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden de in deze richtlijn vastgestelde GWB slechts tijdelijk worden overschreden. De werkgever dient dan de noodzakelijke maatregelen te nemen om te zorgen dat de GWB zo snel mogelijk weer in acht worden genomen.

  23. Een systeem dat een hoog beschermingsniveau waarborgt met betrekking tot de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheidsrisico’s van blootstelling aan elektromagnetische velden moet naar behoren rekening houden met specifieke groepen werknemers met een verhoogd risico en moet storingen van of effecten op het functioneren van medische hulpmiddelen, zoals metalen prothesen, pacemakers en defibrillators, cochlea-implantaten en andere implantaten of op het lichaam gedragen medische hulpmiddelen, vermijden. Storingen, met name bij pacemakers, kunnen optreden bij niveaus die onder de AN liggen en daarom moeten daarvoor passende voorzorgs- en beschermingsmaatregelen worden getroffen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

1.

Bij deze richtlijn, die de twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG is, worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de bescherming van werknemers tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid die zich voordoen of kunnen voordoen door blootstelling aan elektromagnetische velden tijdens het werk.

2.

Deze richtlijn heeft betrekking op alle bekende directe biofysische effecten en indirecte effecten veroorzaakt door elektromagnetische velden.

3.

De in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden voor blootstelling (GWB) hebben enkel betrekking op de wetenschappelijk zorgvuldig vastgestelde verbanden tussen directe biofysische effecten op de korte termijn en blootstelling aan elektromagnetische velden.

4.

Deze richtlijn heeft geen betrekking op de veronderstelde effecten op lange termijn.

De Commissie volgt de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet. Als er sluitend wetenschappelijk bewijs voorhanden komt met betrekking tot veronderstelde effecten op lange termijn, neemt de Commissie een passende reactie op beleidsniveau in overweging en dient, zo nodig, een wetgevingsvoorstel in met betrekking tot deze effecten. Door middel van het in artikel 15 bedoelde verslag houdt de Commissie het Europees Parlement en de Raad in dit verband op de hoogte.

5.

Deze richtlijn heeft geen betrekking op de risico’s die verbonden zijn aan het contact met stroomvoerende geleiders.

6.

Onverminderd meer stringente of meer specifieke bepalingen van deze richtlijn, blijft Richtlijn 89/391/EEG onverkort van toepassing op het gehele gebied bedoeld in lid 1.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „elektromagnetische velden” :
statische elektrische, statische magnetische en tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden met frequenties tot 300 GHz;
b) „directe biofysische effecten” :

effecten op het menselijk lichaam rechtstreeks veroorzaakt door de aanwezigheid ervan in een elektromagnetisch veld, met inbegrip van:

  1. thermische effecten, zoals opwarming van weefsel door absorptie van energie van elektromagnetische velden in het weefsel;

  2. niet-thermische effecten, zoals stimulering van spieren, zenuwen of zintuigen. Deze effecten kunnen een schadelijke uitwerking hebben op de mentale en fysieke gezondheid van blootgestelde werknemers. De stimulering van zintuigen kan bovendien leiden tot voorbijgaande symptomen zoals duizeligheid of fosfenen. Deze effecten kunnen tijdelijke hinder veroorzaken of de cognitie of andere hersen- of spierfuncties beïnvloeden en daardoor het vermogen van een werknemer om veilig te werken beïnvloeden (dit wil zeggen veiligheidsrisico’s); en

  3. elektrische stromen in extremiteiten;

c) „indirecte effecten” :

effecten veroorzaakt door de aanwezigheid van een object in een elektromagnetisch veld, die een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid kunnen opleveren, zoals:

  1. interferentie met medische elektronische apparatuur en hulpmiddelen, inclusief pacemakers en andere implantaten of op het lichaam gedragen medische hulpmiddelen;

  2. het risico op rondvliegende ferromagnetische voorwerpen in statische magnetische velden;

  3. het in werking stellen van elektrische ontstekingen (detonators);

  4. brand en explosies als gevolg van de ontbranding van brandbare materialen door vonken als gevolg van geïnduceerde velden, contactstromen of vonkontladingen; en

  5. contactstromen;

d) „grenswaarden voor blootstelling (GWB)” :
waarden die zijn vastgesteld op grond van biofysische en biologische bevindingen, met name op grond van breed wetenschappelijk erkende directe kortetermijn- en acute effecten, te weten thermische effecten en elektrische stimulering van weefsel;
e) „GWB voor effecten op de gezondheid” :
GWB bij overschrijding waarvan werknemers kunnen blootstaan aan effecten die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals opwarming of stimulering van de zenuwen en het spierweefsel;
f) „GWB voor effecten op de zintuigen” :
GWB bij overschrijding waarvan werknemers kunnen blootstaan aan voorbijgaande verstoringen van de zintuiglijke waarneming en geringe wijzigingen in de hersenfuncties;
g) „actieniveaus (AN)” :

operationele niveaus die zijn vastgesteld om eenvoudiger te kunnen aantonen dat de relevante GWB in acht zijn genomen, of, in voorkomend geval, om de in deze richtlijn gespecificeerde beschermings- of preventiemaatregelen te nemen.

De in bijlage II gehanteerde AN-terminologie moet als volgt worden uitgelegd:

  1. voor elektrische velden hebben „laag AN” en „hoog AN” betrekking op de niveaus behorende bij de specifieke beschermings- of preventiemaatregelen welke in deze richtlijn zijn gespecificeerd; en

  2. voor magnetische velden heeft „laag AN” betrekking op de niveaus van de GWB voor effecten op de zintuigen en „hoog AN” op de GWB voor effecten op de gezondheid.

1.

De natuurkundige grootheden met betrekking tot blootstelling aan elektromagnetische velden staan vermeld in bijlage I. De GWB voor effecten op de gezondheid, de GWB voor effecten op de zintuigen alsmede de AN zijn opgenomen in de bijlagen II en III.

2.

De lidstaten verlangen dat de werkgever ervoor zorgt dat de blootstelling van werknemers aan elektromagnetische velden beperkt blijft tot de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen opgenomen in bijlage II, voor niet-thermische effecten, en in bijlage III voor thermische effecten. De inachtneming van de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen moet worden aangetoond met behulp van de relevante in artikel 4 genoemde procedures voor de beoordeling van de blootstelling. Wanneer de blootstelling van werknemers aan elektromagnetische velden de GWB ter zake overschrijdt, dan neemt de werkgever onverwijld maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 8.

3.

Voor de toepassing van deze richtlijn geldt dat de werkgever wordt geacht de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen in acht te nemen wanneer wordt aangetoond dat de relevante, in de bijlagen II en III opgenomen AN niet worden overschreden. Overschrijdt de blootstelling de AN, dan neemt de werkgever maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 2, tenzij uit de overeenkomstig artikel 4, leden 1, 2 en 3, verrichte beoordeling blijkt dat de relevante GWB niet zijn overschreden en dat veiligheidsrisico’s kunnen worden uitgesloten.

Niettegenstaande het bepaalde in de eerste alinea, mag de blootstelling hoger zijn:

  1. dan de lage AN voor elektrische velden (bijlage II, tabel B1) indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits ofwel de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3) niet worden overschreden; of

    1. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2) niet worden overschreden;

    2. overmatige vonkontladingen en contactstromen (bijlage II, tabel B3) worden voorkomen met behulp van specifieke beschermingsmaatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 6; en

    3. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt;

  2. dan de lage AN voor magnetische velden (bijlage II, tabel B2) indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, onder andere voor hoofd en romp, gedurende de werktijd, mits ofwel de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3) niet worden overschreden; of

    1. de GWB voor effecten op de zintuigen slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2) niet worden overschreden;

    3. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder a); en

    4. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt.

4.

Niettegenstaande de leden 2 en 3 mag de blootstelling hoger zijn dan:

  1. de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A1) gedurende de werktijd, indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits:

    1. zij slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A1) niet worden overschreden;

    3. specifieke preventiemaatregelen zijn genomen overeenkomstig artikel 5, lid 7;

    4. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder b); en

    5. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt;

  2. de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3 en bijlage III, tabel A2) gedurende de werktijd, indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits:

    1. zij slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2 en bijlage III, tabel A1 en tabel A3) niet worden overschreden;

    3. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder a); en

    4. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt.

Artikel 1 Onderwerp en werkingssfeer

1.

Bij deze richtlijn, die de twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG is, worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de bescherming van werknemers tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid die zich voordoen of kunnen voordoen door blootstelling aan elektromagnetische velden tijdens het werk.

2.

Deze richtlijn heeft betrekking op alle bekende directe biofysische effecten en indirecte effecten veroorzaakt door elektromagnetische velden.

3.

De in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden voor blootstelling (GWB) hebben enkel betrekking op de wetenschappelijk zorgvuldig vastgestelde verbanden tussen directe biofysische effecten op de korte termijn en blootstelling aan elektromagnetische velden.

4.

Deze richtlijn heeft geen betrekking op de veronderstelde effecten op lange termijn.

De Commissie volgt de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet. Als er sluitend wetenschappelijk bewijs voorhanden komt met betrekking tot veronderstelde effecten op lange termijn, neemt de Commissie een passende reactie op beleidsniveau in overweging en dient, zo nodig, een wetgevingsvoorstel in met betrekking tot deze effecten. Door middel van het in artikel 15 bedoelde verslag houdt de Commissie het Europees Parlement en de Raad in dit verband op de hoogte.

5.

Deze richtlijn heeft geen betrekking op de risico’s die verbonden zijn aan het contact met stroomvoerende geleiders.

6.

Onverminderd meer stringente of meer specifieke bepalingen van deze richtlijn, blijft Richtlijn 89/391/EEG onverkort van toepassing op het gehele gebied bedoeld in lid 1.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „elektromagnetische velden” :
statische elektrische, statische magnetische en tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden met frequenties tot 300 GHz;
b) „directe biofysische effecten” :

effecten op het menselijk lichaam rechtstreeks veroorzaakt door de aanwezigheid ervan in een elektromagnetisch veld, met inbegrip van:

  1. thermische effecten, zoals opwarming van weefsel door absorptie van energie van elektromagnetische velden in het weefsel;

  2. niet-thermische effecten, zoals stimulering van spieren, zenuwen of zintuigen. Deze effecten kunnen een schadelijke uitwerking hebben op de mentale en fysieke gezondheid van blootgestelde werknemers. De stimulering van zintuigen kan bovendien leiden tot voorbijgaande symptomen zoals duizeligheid of fosfenen. Deze effecten kunnen tijdelijke hinder veroorzaken of de cognitie of andere hersen- of spierfuncties beïnvloeden en daardoor het vermogen van een werknemer om veilig te werken beïnvloeden (dit wil zeggen veiligheidsrisico’s); en

  3. elektrische stromen in extremiteiten;

c) „indirecte effecten” :

effecten veroorzaakt door de aanwezigheid van een object in een elektromagnetisch veld, die een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid kunnen opleveren, zoals:

  1. interferentie met medische elektronische apparatuur en hulpmiddelen, inclusief pacemakers en andere implantaten of op het lichaam gedragen medische hulpmiddelen;

  2. het risico op rondvliegende ferromagnetische voorwerpen in statische magnetische velden;

  3. het in werking stellen van elektrische ontstekingen (detonators);

  4. brand en explosies als gevolg van de ontbranding van brandbare materialen door vonken als gevolg van geïnduceerde velden, contactstromen of vonkontladingen; en

  5. contactstromen;

d) „grenswaarden voor blootstelling (GWB)” :
waarden die zijn vastgesteld op grond van biofysische en biologische bevindingen, met name op grond van breed wetenschappelijk erkende directe kortetermijn- en acute effecten, te weten thermische effecten en elektrische stimulering van weefsel;
e) „GWB voor effecten op de gezondheid” :
GWB bij overschrijding waarvan werknemers kunnen blootstaan aan effecten die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals opwarming of stimulering van de zenuwen en het spierweefsel;
f) „GWB voor effecten op de zintuigen” :
GWB bij overschrijding waarvan werknemers kunnen blootstaan aan voorbijgaande verstoringen van de zintuiglijke waarneming en geringe wijzigingen in de hersenfuncties;
g) „actieniveaus (AN)” :

operationele niveaus die zijn vastgesteld om eenvoudiger te kunnen aantonen dat de relevante GWB in acht zijn genomen, of, in voorkomend geval, om de in deze richtlijn gespecificeerde beschermings- of preventiemaatregelen te nemen.

De in bijlage II gehanteerde AN-terminologie moet als volgt worden uitgelegd:

  1. voor elektrische velden hebben „laag AN” en „hoog AN” betrekking op de niveaus behorende bij de specifieke beschermings- of preventiemaatregelen welke in deze richtlijn zijn gespecificeerd; en

  2. voor magnetische velden heeft „laag AN” betrekking op de niveaus van de GWB voor effecten op de zintuigen en „hoog AN” op de GWB voor effecten op de gezondheid.

Artikel 3 Grenswaarden voor blootstelling en actieniveaus

1.

De natuurkundige grootheden met betrekking tot blootstelling aan elektromagnetische velden staan vermeld in bijlage I. De GWB voor effecten op de gezondheid, de GWB voor effecten op de zintuigen alsmede de AN zijn opgenomen in de bijlagen II en III.

2.

De lidstaten verlangen dat de werkgever ervoor zorgt dat de blootstelling van werknemers aan elektromagnetische velden beperkt blijft tot de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen opgenomen in bijlage II, voor niet-thermische effecten, en in bijlage III voor thermische effecten. De inachtneming van de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen moet worden aangetoond met behulp van de relevante in artikel 4 genoemde procedures voor de beoordeling van de blootstelling. Wanneer de blootstelling van werknemers aan elektromagnetische velden de GWB ter zake overschrijdt, dan neemt de werkgever onverwijld maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 8.

3.

Voor de toepassing van deze richtlijn geldt dat de werkgever wordt geacht de GWB voor effecten op de gezondheid en de GWB voor effecten op de zintuigen in acht te nemen wanneer wordt aangetoond dat de relevante, in de bijlagen II en III opgenomen AN niet worden overschreden. Overschrijdt de blootstelling de AN, dan neemt de werkgever maatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 2, tenzij uit de overeenkomstig artikel 4, leden 1, 2 en 3, verrichte beoordeling blijkt dat de relevante GWB niet zijn overschreden en dat veiligheidsrisico’s kunnen worden uitgesloten.

Niettegenstaande het bepaalde in de eerste alinea, mag de blootstelling hoger zijn:

  1. dan de lage AN voor elektrische velden (bijlage II, tabel B1) indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits ofwel de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3) niet worden overschreden; of

    1. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2) niet worden overschreden;

    2. overmatige vonkontladingen en contactstromen (bijlage II, tabel B3) worden voorkomen met behulp van specifieke beschermingsmaatregelen overeenkomstig artikel 5, lid 6; en

    3. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt;

  2. dan de lage AN voor magnetische velden (bijlage II, tabel B2) indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, onder andere voor hoofd en romp, gedurende de werktijd, mits ofwel de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3) niet worden overschreden; of

    1. de GWB voor effecten op de zintuigen slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2) niet worden overschreden;

    3. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder a); en

    4. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt.

4.

Niettegenstaande de leden 2 en 3 mag de blootstelling hoger zijn dan:

  1. de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A1) gedurende de werktijd, indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits:

    1. zij slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A1) niet worden overschreden;

    3. specifieke preventiemaatregelen zijn genomen overeenkomstig artikel 5, lid 7;

    4. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder b); en

    5. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt;

  2. de GWB voor effecten op de zintuigen (bijlage II, tabel A3 en bijlage III, tabel A2) gedurende de werktijd, indien dat door de praktijk of het procedé wordt gerechtvaardigd, mits:

    1. zij slechts tijdelijk worden overschreden;

    2. de GWB voor effecten op de gezondheid (bijlage II, tabel A2 en bijlage III, tabel A1 en tabel A3) niet worden overschreden;

    3. gehandeld wordt overeenkomstig artikel 5, lid 9, wanneer er symptomen van voorbijgaande aard zijn overeenkomstig lid 9, onder a); en

    4. aan de werknemers informatie aangaande de situaties als bedoeld in artikel 6, onder f), is verstrekt.

HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN WERKGEVERS

Artikel 4 Beoordeling van risico’s en bepaling van blootstelling

Artikel 5 Maatregelen ter voorkoming of vermindering van risico’s

Artikel 6 Voorlichting en opleiding van de werknemers

Artikel 7 Raadpleging en deelneming van de werknemers

HOOFDSTUK III DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 8 Gezondheidstoezicht

Artikel 9 Sancties

Artikel 10 Afwijkingen

Artikel 11 Technische wijzigingen van de bijlagen

Artikel 12 Uitoefening van de delegatie

Artikel 13 Spoedprocedure

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Praktische handleidingen

Artikel 15 Evaluatie en verslaglegging

Artikel 16 Omzetting

Artikel 17 Intrekking

Artikel 18 Inwerkingtreding

Artikel 19 Adressaten

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV