Home

Verordening (EU) nr. 500/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

Verordening (EU) nr. 500/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Unie is partij bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen („het Verdrag”).

  2. Tijdens haar zestiende bijzondere bijeenkomst in november 2008 heeft de bij het Verdrag ingestelde Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan („ICCAT”) aanbeveling 08-05 aangenomen met betrekking tot de vaststelling van een nieuw herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, dat het in 2006 vastgestelde herstelplan moet vervangen. Vooruitlopend op het van kracht worden van aanbeveling 08-05, werd Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad(3) vastgesteld.

  3. Tijdens haar zeventiende bijzondere bijeenkomst in 2010 heeft de ICCAT aanbeveling 10-04 tot wijziging van het meerjarenplan voor blauwvintonijn aangenomen. Met het oog op het herstel van het bestand voorziet aanbeveling 10-04 in een verdere verlaging van de totaal toegestane vangsten, een versterking van de maatregelen ter vermindering van de vangstcapaciteit en een verscherping van de controlemaatregelen, met name wat betreft het overhevelen en het kooien, en in aanvullend advies van het Permanent comité voor onderzoek en statistiek in 2012 over de identificatie van paaigronden en de instelling van reservaten.

  4. Aanbeveling 10-04 is bindend voor de Unie.

  5. Bovendien zijn sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 302/2009 achterhaald en moeten zij worden geschrapt. Andere bepalingen moeten worden aangepast om wijzigingen in de wetgeving tot uiting te brengen, in het bijzonder de wijzigingen als gevolg van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen(4).

  6. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de overhevelingen en het kooien en voor de registratie en rapportage van de vangst met tonnara’s, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenkomstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(5).

  7. De term „Gemeenschap” in het beschikkend gedeelte van Verordening (EG) nr. 302/2009 moet worden veranderd om rekening te houden met het Verdrag van Lissabon dat op 1 december 2009 in werking is getreden.

  8. Aanbeveling 10-04 is op 13 augustus 2011 in werking getreden. Alle partijen bij de overeenkomst, inclusief de Unie, zijn echter overeengekomen om de bepalingen omtrent het percentage waarvoor waarnemers aanwezig zijn - welke bepalingen in het geval van de Unie door de lidstaten moeten worden gewaarborgd - toe te passen vanaf 1 januari 2011. Bijgevolg moeten de corresponderende bepalingen van deze verordening met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 van toepassing zijn.

  9. Verordening (EG) nr. 302/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 302/2009 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 1, artikel 4, lid 13, artikel 9, leden 3, 4, 5, 8, 9 en 10, artikel 11, lid 1, artikel 14, lid 4, artikel 15, lid 3, artikel 18, lid 2, artikel 21, leden 1 en 4, artikel 23, lid 6, artikel 29, leden 1, 3, 4 en 5, artikel 31, lid 4, en artikel 34, leden 2 en 3, wordt het substantief „Gemeenschap”, of het daarmee overeenstemmend adjectief, vervangen door het substantief „Unie”, of het daarmee overeenstemmend adjectief, en worden de grammaticale aanpassingen aangebracht die als gevolg van deze vervanging nodig zijn.

  2. In artikel 1 wordt de derde alinea vervangen door:

    „Doel van het van 2007 tot eind 2022 lopende herstelplan is een biomassa te bereiken die met een waarschijnlijkheid van ten minste 60 % overeenkomt met de maximale duurzame vangst.”.

  3. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Punt d) wordt vervangen door:

      1. „hulpvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om (niet verwerkte) dode blauwvintonijn van een kooi of een tonnara naar een aangewezen haven of naar een vaartuig voor visverwerking te vervoeren;”;

    2. Punt h) wordt vervangen door:

      1. „overhevelingen”:

        1. het overhevelen van levende blauwvintonijn uit het net van het visserijvaartuig naar de transportkooi;

        2. het overhevelen van levende blauwvintonijn uit de transportkooi naar een andere transportkooi;

        3. het overhevelen van een kooi met blauwvintonijn van een sleepvaartuig naar een ander sleepvaartuig;

        4. het overhevelen van dode blauwvintonijn uit de transportkooi naar een hulpvaartuig;

        5. het overhevelen uit een blauwvintonijnkwekerij of een tonnara naar een vaartuig voor visverwerking of een transportvaartuig, of het overhevelen van een kooi met blauwvintonijn van een kwekerij naar een andere kwekerij;

        6. het overhevelen van levende blauwvintonijn van een tonnara naar een transportkooi.”;

    3. Punt l) wordt vervangen door:

      1. „kweken”: het kooien van blauwvintonijn voor een langere periode dan zes maanden, met als doel de biomassa te verhogen;”;

    4. het volgende punt wordt toegevoegd:

      1. „verantwoordelijke lidstaat” en „lidstaat verantwoordelijk voor”: de vlaggenlidstaat of lidstaat in de jurisdictie waarvan de tonnara of de kwekerij valt of, indien de kwekerij of de tonnara zich op volle zee bevindt, de lidstaat waar de exploitant van de tonnara of de kwekerij is gevestigd;”.

  4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 4 wordt vervangen door:

      „4.

      De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 september het voorlopige jaarlijkse visplan voor het volgende jaar toe. De Commissie bundelt de voorlopige nationale jaarlijkse visplannen en neemt ze op in het visplan van de Unie dat aan het ICCAT-secretariaat moet worden toegezonden voor goedkeuring door de ICCAT.

      De lidstaten zenden het definitieve jaarlijkse visplan elk jaar uiterlijk op 31 januari aan de Commissie toe. De Commissie bundelt de definitieve nationale jaarlijkse visplannen en neemt ze op in het visplan van de Unie dat uiterlijk op 1 maart van elk jaar aan het ICCAT-secretariaat moet worden toegezonden.”;

    2. de leden 12 en 14 worden geschrapt.

  5. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 7 wordt vervangen door:

      „7.

      Onverminderd lid 6 wordt de in de leden 2 en 4 en artikel 9 bedoelde vangstcapaciteit zodanig verminderd dat:

      1. voor elke lidstaat ten minste 25 % van het verschil tussen zijn vangstcapaciteit en de vangstcapaciteit die in verhouding staat tot het aan die lidstaat toegewezen quotum, tegen begin 2010 is weggewerkt;

      2. voor elke lidstaat ten minste 75 % van het verschil tussen zijn vangstcapaciteit en de vangstcapaciteit die in verhouding staat tot het aan die lidstaat toegewezen quotum, tegen begin 2011 is weggewerkt;

      3. voor elke lidstaat ten minste 95 % van het verschil tussen zijn vangstcapaciteit en de vangstcapaciteit die in verhouding staat tot het aan die lidstaat toegewezen quotum, tegen begin 2012 is weggewerkt;

      4. voor elke lidstaat 100 % van het verschil tussen zijn vangstcapaciteit en de vangstcapaciteit die in verhouding staat tot het aan die lidstaat toegewezen quotum, tegen begin 2013 is weggewerkt.

      De berekening van de vermindering van de vangstcapaciteit is gebaseerd op de vangstniveaus per vaartuigcategorie volgens de op de jaarvergadering van de ICCAT van 2009 goedgekeurde methode.

      Deze verminderingsplicht wordt niet toegepast in lidstaten die aantonen dat hun vangstcapaciteit in verhouding staat tot hun quotum.”;

    2. lid 9 wordt vervangen door:

      „9.

      Elke lidstaat stelt een beheersplan voor de vangstcapaciteit voor de periode 2010-2013 op. Dit plan wordt uiterlijk op 15 augustus 2009 aan de Commissie toegezonden en bevat de in de leden 2, 4, 6 en 7 bedoelde gegevens. Daarnaast bevat het plan gedetailleerde gegevens over de methoden die de lidstaat naast het slopen van vaartuigen toepast om overcapaciteit weg te werken. Zo nodig wordt het plan uiterlijk op 15 augustus van elk jaar herzien en aan de Commissie voorgelegd.

      De Commissie bundelt de nationale beheersplannen en neemt ze op in het beheersplan van de Unie voor de vangstcapaciteit dat ter bespreking en goedkeuring bij de ICCAT moet worden ingediend.”.

  6. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Van 15 juni tot en met 15 mei geldt voor ringzegenvaartuigen een verbod op de blauwvintonijnvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.”;

    2. lid 6 wordt geschrapt.

  7. Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    Retroactieve opneming is niet toegestaan. Latere wijzigingen die tijdens een kalenderjaar worden aangebracht in de in lid 1 bedoelde lijsten, worden slechts aanvaard indien een aangemeld vissersvaartuig om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan de visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaat brengt in dat geval de Commissie onmiddellijk op de hoogte, met opgave van:

    1. alle bijzonderheden over het vissersvaartuig dat/de vissersvaartuigen die een in lid 1 bedoeld vaartuig zal/zullen vervangen; en

    2. een volledig overzicht van de redenen die de vervanging rechtvaardigen, alsmede alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties.”.

  8. Artikel 18, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.

    De kapitein van een EU-visserijvaartuig voldoet aan de artikelen 14, 15, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen(*) en noteert bovendien de in bijlage II van deze verordening vermelde gegevens, indien van toepassing, in het logboek.

  9. Aan artikel 19, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Gezamenlijke visacties met andere CPC’s zijn niet toegestaan.”.

  10. Artikel 22 wordt vervangen door:

    1.

    Voordat de blauwvintonijn wordt overgeheveld, zendt de kapitein van het overhevelende visserijvaartuig of sleepvaartuig of de exploitant van de overhevelende kwekerij of tonnara een voorafgaande overhevelingskennisgeving toe aan de bevoegde autoriteiten van de respectieve verantwoordelijke lidstaat, met daarin de volgende gegevens:

    1. de naam van het visserijvaartuig, de kwekerij of de tonnara, en het nummer ervan in het ICCAT-register;

    2. het verwachte tijdstip van overheveling;

    3. de geraamde hoeveelheid over te hevelen blauwvintonijn;

    4. informatie over de positie van overheveling (lengte- en breedtegraad) en de identificeerbare kooinummers;

    5. de naam van het ontvangende sleepvaartuig, het aantal sleepkooien en in voorkomend geval het nummer ervan in het ICCAT-register;

    6. de haven, de kwekerij of de kooi van bestemming van de blauwvintonijn.

    2.

    De autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat besluiten voor elke overheveling of zij toestemming zullen verlenen. Te dien einde wordt voor elke overheveling een uniek identificatienummer toegekend, dat aan de kapitein van het vissersvaartuig, de exploitant van de tonnara of de exploitant van de kwekerij wordt meegedeeld. Indien toestemming wordt verleend, bestaat dat nummer uit de drie letters van de CPC-code, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „AUT” (toestemming verleend), gevolgd door een volgnummer. Indien geen toestemming wordt verleend, bestaat het nummer uit de drie letters van de CPC-code, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „NEG” (toestemming geweigerd), gevolgd door een volgnummer. Er wordt geen aanvang gemaakt met het overhevelen zonder voorafgaande toestemming.

    De voor het visserijvaartuig, het sleepvaartuig, de kwekerij of de tonnara verantwoordelijke lidstaat verleent of weigert de toestemming voor de overheveling binnen 48 uur na de indiening van de voorafgaande overhevelingskennisgeving. Deze lidstaat staat de overheveling niet toe wanneer hij na ontvangst van de voorafgaande overhevelingskennisgeving van oordeel is dat:

    1. het visserijvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum beschikte;

    2. de hoeveelheid vis door het visserijvaartuig of de exploitant van de tonnara niet naar behoren is gemeld of niet mocht worden gekooid en niet in mindering is gebracht op het eventuele quotum;

    3. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet op blauwvintonijn mag vissen, of

    4. het sleepvaartuig dat volgens de aangifte de overgehevelde vis in ontvangst heeft genomen, niet is opgenomen in het in artikel 14, lid 3, bedoelde ICCAT-register van andere dan visserijvaartuigen die blauwvintonijn mogen bevissen of niet is uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen („VMS”).

    3.

    Wanneer de overheveling niet wordt toegestaan:

    1. vaardigt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat een vrijlatingsbevel uit en deelt hij de kapitein van het visserijvaartuig mee dat de overheveling niet wordt toegestaan en de vis weer in zee moet worden vrijgelaten;

    2. laat de kapitein van het visserijvaartuig, de exploitant van de kwekerij of de exploitant van de tonnara, de vis weer vrij in zee;

    3. wordt de vrijlating van de blauwvintonijn in zee opgenomen met een videocamera en geobserveerd door een regionale waarnemer van de ICCAT, die een verslag opstelt en dit samen met de video-opname bij het ICCAT-secretariaat indient.

    4.

    De kapitein van een visserijvaartuig of sleepvaartuig of de exploitant van de tonnara of de kwekerij vult na de overheveling de ICCAT-overhevelingsaangifte volgens het model in bijlage VIII bis in en zendt deze toe aan de bevoegde autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat.

    Overhevelingsaangiften worden genummerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat verantwoordelijk voor het vaartuig, de kwekerij of de tonnara waaruit wordt overgeheveld. Het nummeringssysteem bevat de drie letters van de CPC-code, gevolgd door vier cijfers voor het jaar en een uit drie cijfers bestaand volgnummer, gevolgd door de drie letters „ITD” (CPC-20**/xxx/ITD).

    De overheveling van de vis gaat vergezeld van het origineel van de overhevelingsaangifte. De kapitein van het visserijvaartuig, de exploitant van de tonnara, de kapitein van het sleepvaartuig of de exploitant van de kwekerij bewaren een kopie van de aangifte.

    5.

    Kapiteins van vaartuigen die overhevelingen uitvoeren (inclusief sleepvaartuigen), registreren in hun logboek dagelijks het gewicht en het aantal exemplaren overgehevelde vis, alsook de naam, de vlag en het nummer ervan in het ICCAT-register van het visserijvaartuig, de naam en het nummer ervan in het ICCAT-register van andere betrokken vaartuigen, de datum en de positie van de overheveling en de kwekerij van bestemming. Het logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overhevelingen. Het wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

    6.

    Het feit dat de verantwoordelijke lidstaat toestemming geeft voor de overheveling, betekent niet automatisch dat hij tevens het kooien toestaat.

    7.

    Bij de overheveling van blauwvintonijn ziet de kapitein van het overhevelende visserijvaartuig, de exploitant van de overhevelende kwekerij of de exploitant van de overhevelende tonnara erop toe dat de overhevelingen met een videocamera in het water worden gecontroleerd.

    Van elke video-opname van de overhevelingen worden twee kopieën gemaakt. Eén kopie wordt toegezonden aan de regionale waarnemer, de andere aan de CPC-waarnemer of de nationale waarnemer, voor zover van toepassing, aan boord van het sleepvaartuig. De kopie die aan de CPC-waarnemer of de nationale waarnemer wordt toegezonden, vergezelt de overhevelingsaangifte en de vangsten waarop deze betrekking heeft. Het nummer van de ICCAT-overhevelingsaangifte wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, waarop het tijdstip en de datum van de opname permanent zichtbaar zijn. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten het wetenschappelijk comité van de ICCAT kopieën van de video-opnamen.

    8.

    De regionale waarnemer van de ICCAT aan boord van het visserijvaartuig, als bedoeld in het regionale waarnemersprogramma van de ICCAT dat is opgenomen in bijlage VII, registreert en rapporteert de overhevelingen, verifieert de positie van het visserijvaartuig tijdens de overheveling, observeert en raamt de overgehevelde vangsten en verifieert de vermeldingen in de in lid 2 bedoelde voorafgaande overhevelingstoestemming en in de in lid 4 bedoelde ICCAT-overhevelingsaangifte.

    Wanneer de raming van de vangsten door de regionale waarnemer ten minste 10 % hoger ligt dan het door de kapitein van het visserijvaartuig aangegeven aantal en/of gemiddelde gewicht, stelt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat een onderzoek in dat wordt afgesloten vóór het kooien in de kwekerij. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, is kooien niet toegestaan en wordt het deel „vangsten” van het vangstdocument voor blauwvintonijn niet gevalideerd.

    9.

    De regionale waarnemer van de ICCAT ondertekent de ICCAT-overhevelingsaangifte met duidelijke vermelding van zijn naam en ICCAT-nummer. Hij gaat na of de ICCAT-overhevelingsaangifte naar behoren is ingevuld en aan de kapitein van het sleepvaartuig is overhandigd.

    De exploitant van de tonnara vult na de overheveling naar het vissersvaartuig de ICCAT-overhevelingsaangifte in en zendt deze, volgens het model in bijlage IV, toe aan de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat.

    10.

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor overhevelingen krachtens de leden 2 en 7 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.”.

  11. Artikel 24 wordt vervangen door:

    1.

    Binnen een week na het kooien dient de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat een door een waarnemer gevalideerde kooiverklaring in bij de lidstaat of de CPC onder de vlag waarvan de vaartuigen blauwvintonijn hebben gevangen, en bij de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat. Het verslag bevat de op grond van ICCAT-aanbeveling 06-07 in de kooiverklaring te vermelden gegevens.

    2.

    Vóór het kooien stelt de bevoegde autoriteit van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat of de vlaggen-CPC van het visserijvaartuig in kennis van de hoeveelheden door zijn vlag voerende visserijvaartuigen gevangen tonijn die worden gekooid.

    3.

    De voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat verzoekt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC de vangsten in beslag te nemen en de vis weer in zee vrij te laten volgens de in artikel 22, lid 3, beschreven procedure wanneer hij na ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens van oordeel is dat:

    1. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum voor de gekooide blauwvintonijn beschikte;

    2. de hoeveelheid vis door het visserijvaartuig niet naar behoren is gemeld en niet in mindering is gebracht op het quotum;

    3. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet op blauwvintonijn mag vissen.

    4.

    Er wordt geen aanvang gemaakt met het kooien zonder voorafgaande toestemming van de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke vlaggen-CPC of lidstaat.

    Blauwvintonijn wordt vóór 31 juli gekooid, tenzij de voor de ontvangende kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC geldige redenen opgeeft, met inbegrip van overmacht. Deze opgaaf van redenen wordt met de kooiverklaring ingediend.

    5.

    De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om te verbieden dat blauwvintonijn die niet vergezeld gaat van nauwkeurige, volledige en gevalideerde, door de ICCAT voorgeschreven documenten, voor kweek- of mestdoeleinden wordt gekooid, inclusief de op grond van deze verordening en Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus vereiste documenten(*). Deze documenten moeten nauwkeurig en volledig zijn en moeten gevalideerd zijn.

    6.

    De toestemming voor het kooien wordt door de verantwoordelijke lidstaat of verantwoordelijke CPC verleend of geweigerd binnen 48 uur na de indiening van de in lid 2 bedoelde gegevens. Indien het kooien niet wordt toegestaan, geeft de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC de voor het sleepvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC en/of de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC het bevel de vis weer vrij te laten, overeenkomstig artikel 22, lid 3.

    7.

    De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat het kooien met een videocamera in het water wordt gecontroleerd.

    Van elke kooiverrichting wordt een video-opname gemaakt. Het nummer van de ICCAT-overhevelingsaangifte wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, waarop het tijdstip en de datum van de opname permanent zichtbaar zijn.

    8.

    Wanneer de raming van de regionale waarnemer meer dan 10 % verschilt van het door de exploitant van de kwekerij aangegeven gemiddelde gewicht of aantal, stelt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat in samenwerking met de vlaggenstaat van het visserijvaartuig een onderzoek in. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, wordt er geen vis geoogst en wordt het deel „kweek” van het vangstdocument voor blauwvintonijn niet gevalideerd.

    Indien het onderzoek niet binnen 10 werkdagen wordt afgesloten of indien uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het door de exploitant van de kwekerij aangegeven aantal of gemiddelde gewicht van de blauwvintonijn met meer dan 10 % is overschreden, vaardigt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke vlaggen-CPC of lidstaat een bevel uit tot vrijlating van het overtollige aantal vissen of het overtollige gewicht aan vis.

    De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de exploitant van de kwekerij het bevel om de vis weer vrij te laten, binnen 48 uur na aankomst van een regionale waarnemer uitvoert. De vis wordt weer vrijgelaten volgens de procedure van artikel 22, lid 3.

    Indien de definitieve raming op het moment van het kooien in de kwekerij hoger ligt dan de definitieve raming op het moment van de eerste overheveling uit het visserijvaartuig, bepaalt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC welke hoeveelheid in het (de) betrokken vangstdocument(en) voor blauwvintonijn wordt gevalideerd en definitief in mindering wordt gebracht op het quotum.

    9.

    De lidstaten zetten proefstudies op om na te gaan hoe zowel het aantal als het gewicht van blauwvintonijn op het moment van de vangst en het kooien beter kan worden geraamd, onder meer met behulp van stereoscopische systemen, en brengen bij het wetenschappelijk comité van de ICCAT verslag uit over de resultaten daarvan. Op het moment van het kooien wordt een bemonsteringsprogramma en/of alternatief programma opgesteld om het tellen en de ramingen van het gewicht van de gekooide vis te verbeteren.

    10.

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor het kooien krachtens de leden 6, 7, 8 en 9 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.

  12. Aan artikel 25, lid 1, worden de volgende alinea’s toegevoegd:

    „Vissersvaartuigen die zijn opgenomen in het in artikel 14, lid 3, bedoelde ICCAT-register van visserijvaartuigen die actief op blauwvintonijn mogen vissen zorgen ervoor dat de VMS-gegevens uiterlijk 15 dagen vóór de opening van het visseizoen en gedurende minstens 15 dagen na de sluiting van elk visseizoen aan de ICCAT worden doorgegeven, tenzij vooraf een verzoek aan de Commissie wordt gericht om het vaartuig te schrappen uit het ICCAT-register van vaartuigen.

    Om controleredenen wordt de doorgifte van VMS-gegevens van vissersvaartuigen die actief op blauwvintonijn mogen vissen, niet onderbroken wanneer de vaartuigen in de haven zijn, tenzij er een systeem voor de melding van het binnenvaren of verlaten van de haven in werking is.

    Vissersvaartuigen die zijn opgenomen in het in artikel 14, lid 3, bedoelde ICCAT-register van andere dan visserijvaartuigen die blauwvintonijn mogen bevissen, geven gedurende de hele geldigheidsduur van de vergunning hun VMS-gegevens aan de ICCAT door.”.

  13. Artikel 26 wordt vervangen door:

    1.

    Binnen 48 uur na de beëindiging van elke visserijactiviteit met tonnara’s worden de vangsten per tonnara geregistreerd en wordt de vangstaangifte langs elektronische weg of op een andere wijze toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de voor de tonnara verantwoordelijke lidstaat. Deze gegevens omvatten ook de ramingen van de in de tonnara overblijvende hoeveelheden.

    2.

    Elke lidstaat stuurt de in lid 1 bedoelde gegevens onmiddellijk na ontvangst langs elektronische weg aan de Commissie door. Op haar beurt stuurt de Commissie de informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.

    3.

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor de registratie en rapportage van de vangst met tonnara’s krachtens lid 1 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.”.

  14. Aan artikel 29, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Wanneer meer dan 15 vissersvaartuigen van een lidstaat visserijactiviteiten in verband met blauwvintonijn uitoefenen in het verdragsgebied, zet die lidstaat gedurende die periode een inspectievaartuig in voor het verrichten van inspectie en controle op zee in het verdragsgebied gedurende de gehele periode waarin die vaartuigen daar aanwezig zijn. Aan deze verplichting wordt geacht te zijn voldaan indien de lidstaten meewerken aan het inzetten van een inspectievaartuig of indien er een EU-inspectievaartuig wordt ingezet in het verdragsgebied.”.

  15. Artikel 30, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.

    Elke lidstaat zorgt ervoor dat op vaartuigen actief in de blauwvintonijnvisserij, nationale waarnemers aanwezig zijn voor ten minste:

    1. 100 % van zijn actieve met de ringzegen vissende visserijvaartuigen met een lengte van 24 m of minder, in 2011;

    2. 100 % van zijn actieve met de ringzegen vissende visserijvaartuigen met een lengte van 20 m of minder, in 2012;

    3. 20 % van zijn actieve pelagische trawlers (met een lengte van meer dan 15 m);

    4. 20 % van zijn actieve met de beug vissende vaartuigen (met een lengte van meer dan 15 m);

    5. 20 % van zijn actieve met de hengel vissende vaartuigen (met een lengte van meer dan 15 m);

    6. 100 % van zijn tonnara’s gedurende de oogst;

    7. 100 % van zijn sleepvaartuigen.”.

  16. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

    1. Lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Elke lidstaat zorgt ervoor dat er een regionale waarnemer van de ICCAT aanwezig is op:

      1. alle ringzegenvaartuigen met een lengte van meer dan 24 m, gedurende het hele visseizoen 2011;

      2. alle ringzegenvaartuigen met een lengte van meer dan 20 m, gedurende het hele visseizoen 2012;

      3. vanaf 2013, alle ringzegenvaartuigen, ongeacht hun lengte, gedurende het hele visseizoen.

      Ringzegenvaartuigen als bedoeld onder a), b) en c), waarop geen regionale waarnemer van de ICCAT aanwezig is, krijgen geen toestemming om in de blauwvintonijnvisserij actief te zijn.”;

    2. Aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „Indien blauwvintonijn uit de kooi wordt geoogst en als vers product wordt verhandeld, kan de regionale waarnemer van de ICCAT die de oogst observeert, een onderdaan van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zijn.”.

  17. Artikel 32 wordt vervangen door:

    1.

    Elke lidstaat zorgt ervoor dat de in artikel 22, lid 7, en artikel 24, lid 7, bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs en waarnemers van de ICCAT worden gesteld.

    2.

    Elke voor een kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de in artikel 22, lid 7, en artikel 24, lid 7, bedoelde video-opnamen ter beschikking van de inspecteurs en waarnemers van de Unie worden gesteld.

    3.

    Elke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om vervanging, wijziging of manipulatie van de originele video-opname te vermijden.”.

  18. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 september hun inspectieplan voor het volgende jaar toe. De Commissie bundelt de nationale inspectieplannen en neemt ze op in het inspectieplan van de Unie dat aan het ICCAT-secretariaat moet worden toegezonden voor goedkeuring door de ICCAT.”.

  19. Artikel 34, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.

    Handel binnen de Unie, aanvoer, invoer, uitvoer, kooien voor kweek- of mestdoeleinden, wederuitvoer en overladingen van blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee zonder nauwkeurige, volledige en gevalideerde documenten zoals vereist op grond van de onderhavige verordening en Verordening (EU) nr. 640/2010, zijn verboden.”.

  20. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 ingestelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.

    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”.

  21. Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

  22. Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

    1. In punt 1 wordt de volgende letter toegevoegd:

      1. overlading op zee.”;

    2. Punt 2 wordt vervangen door:

      Indien de erkende inspecteurs bij een inspectie aan boord een activiteit of toestand opmerken die een in punt 1 gedefinieerde ernstige inbreuk kan vormen, stellen de autoriteiten van de vlaggenstaat van de inspectievaartuigen de vlaggenstaat van het vissersvaartuig daarvan onverwijld in kennis, zowel rechtstreeks als via het ICCAT-secretariaat. In dergelijke gevallen stellen de inspecteurs, voor zover dit mogelijk is, ook de bevoegde autoriteiten van de aan het ICCAT-secretariaat gemelde vlaggenstaat, alsook elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de nabijheid bevindt, hiervan in kennis.

      De ICCAT-inspecteurs registreren de verrichte inspecties en alle vastgestelde inbreuken in het logboek van het vissersvaartuig.”;

    3. In punt 3, eerste alinea, wordt „onmiddellijk” vervangen door „binnen 72 uur”;

    4. Punt 7 wordt vervangen door:

      Onverminderd de in punt 12 van deze bijlage bedoelde goedgekeurde regelingen moet een vaartuig dat tijdelijk wordt ingezet voor de visserij op tonijn of tonijnachtigen in het verdragsgebied buiten de onder nationale jurisdictie vallende wateren, halt houden wanneer het passende sein uit het internationale seinboek is gegeven door een vaartuig dat een inspecteur aan boord heeft, tenzij het daadwerkelijk visserijactiviteiten beoefent, in welk geval het moet halt houden zodra deze activiteiten beëindigd zijn. De kapitein van het vaartuig staat de inspecteur, eventueel vergezeld van een getuige, toe om aan boord van het vaartuig te komen en zorgt voor een loodsladder. De kapitein stemt in met alle controles van vangst, vistuig en relevante documenten die de inspecteur noodzakelijk acht om de naleving van de geldende aanbevelingen van de ICCAT-commissie ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig na te gaan, en de inspecteur mag om nadere uitleg verzoeken indien hij dit noodzakelijk acht.

      Een team van inspecteurs bestaat uit maximaal twee ICCAT-inspecteurs, tenzij bepaalde omstandigheden extra inspecteurs rechtvaardigen. Een assistent mag het team uitsluitend voor opleidingsdoeleinden vergezellen.”.

  23. In bijlage VII wordt punt 1 geschrapt.

  24. De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VIII bis.

„Artikel 22 Overhevelingen

1.

Voordat de blauwvintonijn wordt overgeheveld, zendt de kapitein van het overhevelende visserijvaartuig of sleepvaartuig of de exploitant van de overhevelende kwekerij of tonnara een voorafgaande overhevelingskennisgeving toe aan de bevoegde autoriteiten van de respectieve verantwoordelijke lidstaat, met daarin de volgende gegevens:

  1. de naam van het visserijvaartuig, de kwekerij of de tonnara, en het nummer ervan in het ICCAT-register;

  2. het verwachte tijdstip van overheveling;

  3. de geraamde hoeveelheid over te hevelen blauwvintonijn;

  4. informatie over de positie van overheveling (lengte- en breedtegraad) en de identificeerbare kooinummers;

  5. de naam van het ontvangende sleepvaartuig, het aantal sleepkooien en in voorkomend geval het nummer ervan in het ICCAT-register;

  6. de haven, de kwekerij of de kooi van bestemming van de blauwvintonijn.

2.

De autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat besluiten voor elke overheveling of zij toestemming zullen verlenen. Te dien einde wordt voor elke overheveling een uniek identificatienummer toegekend, dat aan de kapitein van het vissersvaartuig, de exploitant van de tonnara of de exploitant van de kwekerij wordt meegedeeld. Indien toestemming wordt verleend, bestaat dat nummer uit de drie letters van de CPC-code, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „AUT” (toestemming verleend), gevolgd door een volgnummer. Indien geen toestemming wordt verleend, bestaat het nummer uit de drie letters van de CPC-code, vier cijfers voor het jaar en de drie letters „NEG” (toestemming geweigerd), gevolgd door een volgnummer. Er wordt geen aanvang gemaakt met het overhevelen zonder voorafgaande toestemming.

De voor het visserijvaartuig, het sleepvaartuig, de kwekerij of de tonnara verantwoordelijke lidstaat verleent of weigert de toestemming voor de overheveling binnen 48 uur na de indiening van de voorafgaande overhevelingskennisgeving. Deze lidstaat staat de overheveling niet toe wanneer hij na ontvangst van de voorafgaande overhevelingskennisgeving van oordeel is dat:

  1. het visserijvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum beschikte;

  2. de hoeveelheid vis door het visserijvaartuig of de exploitant van de tonnara niet naar behoren is gemeld of niet mocht worden gekooid en niet in mindering is gebracht op het eventuele quotum;

  3. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet op blauwvintonijn mag vissen, of

  4. het sleepvaartuig dat volgens de aangifte de overgehevelde vis in ontvangst heeft genomen, niet is opgenomen in het in artikel 14, lid 3, bedoelde ICCAT-register van andere dan visserijvaartuigen die blauwvintonijn mogen bevissen of niet is uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen („VMS”).

3.

Wanneer de overheveling niet wordt toegestaan:

  1. vaardigt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat een vrijlatingsbevel uit en deelt hij de kapitein van het visserijvaartuig mee dat de overheveling niet wordt toegestaan en de vis weer in zee moet worden vrijgelaten;

  2. laat de kapitein van het visserijvaartuig, de exploitant van de kwekerij of de exploitant van de tonnara, de vis weer vrij in zee;

  3. wordt de vrijlating van de blauwvintonijn in zee opgenomen met een videocamera en geobserveerd door een regionale waarnemer van de ICCAT, die een verslag opstelt en dit samen met de video-opname bij het ICCAT-secretariaat indient.

4.

De kapitein van een visserijvaartuig of sleepvaartuig of de exploitant van de tonnara of de kwekerij vult na de overheveling de ICCAT-overhevelingsaangifte volgens het model in bijlage VIII bis in en zendt deze toe aan de bevoegde autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat.

Overhevelingsaangiften worden genummerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat verantwoordelijk voor het vaartuig, de kwekerij of de tonnara waaruit wordt overgeheveld. Het nummeringssysteem bevat de drie letters van de CPC-code, gevolgd door vier cijfers voor het jaar en een uit drie cijfers bestaand volgnummer, gevolgd door de drie letters „ITD” (CPC-20**/xxx/ITD).

De overheveling van de vis gaat vergezeld van het origineel van de overhevelingsaangifte. De kapitein van het visserijvaartuig, de exploitant van de tonnara, de kapitein van het sleepvaartuig of de exploitant van de kwekerij bewaren een kopie van de aangifte.

5.

Kapiteins van vaartuigen die overhevelingen uitvoeren (inclusief sleepvaartuigen), registreren in hun logboek dagelijks het gewicht en het aantal exemplaren overgehevelde vis, alsook de naam, de vlag en het nummer ervan in het ICCAT-register van het visserijvaartuig, de naam en het nummer ervan in het ICCAT-register van andere betrokken vaartuigen, de datum en de positie van de overheveling en de kwekerij van bestemming. Het logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overhevelingen. Het wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

6.

Het feit dat de verantwoordelijke lidstaat toestemming geeft voor de overheveling, betekent niet automatisch dat hij tevens het kooien toestaat.

7.

Bij de overheveling van blauwvintonijn ziet de kapitein van het overhevelende visserijvaartuig, de exploitant van de overhevelende kwekerij of de exploitant van de overhevelende tonnara erop toe dat de overhevelingen met een videocamera in het water worden gecontroleerd.

Van elke video-opname van de overhevelingen worden twee kopieën gemaakt. Eén kopie wordt toegezonden aan de regionale waarnemer, de andere aan de CPC-waarnemer of de nationale waarnemer, voor zover van toepassing, aan boord van het sleepvaartuig. De kopie die aan de CPC-waarnemer of de nationale waarnemer wordt toegezonden, vergezelt de overhevelingsaangifte en de vangsten waarop deze betrekking heeft. Het nummer van de ICCAT-overhevelingsaangifte wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, waarop het tijdstip en de datum van de opname permanent zichtbaar zijn. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten het wetenschappelijk comité van de ICCAT kopieën van de video-opnamen.

8.

De regionale waarnemer van de ICCAT aan boord van het visserijvaartuig, als bedoeld in het regionale waarnemersprogramma van de ICCAT dat is opgenomen in bijlage VII, registreert en rapporteert de overhevelingen, verifieert de positie van het visserijvaartuig tijdens de overheveling, observeert en raamt de overgehevelde vangsten en verifieert de vermeldingen in de in lid 2 bedoelde voorafgaande overhevelingstoestemming en in de in lid 4 bedoelde ICCAT-overhevelingsaangifte.

Wanneer de raming van de vangsten door de regionale waarnemer ten minste 10 % hoger ligt dan het door de kapitein van het visserijvaartuig aangegeven aantal en/of gemiddelde gewicht, stelt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat een onderzoek in dat wordt afgesloten vóór het kooien in de kwekerij. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, is kooien niet toegestaan en wordt het deel „vangsten” van het vangstdocument voor blauwvintonijn niet gevalideerd.

9.

De regionale waarnemer van de ICCAT ondertekent de ICCAT-overhevelingsaangifte met duidelijke vermelding van zijn naam en ICCAT-nummer. Hij gaat na of de ICCAT-overhevelingsaangifte naar behoren is ingevuld en aan de kapitein van het sleepvaartuig is overhandigd.

De exploitant van de tonnara vult na de overheveling naar het vissersvaartuig de ICCAT-overhevelingsaangifte in en zendt deze, volgens het model in bijlage IV, toe aan de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat.

10.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor overhevelingen krachtens de leden 2 en 7 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.”.

„Artikel 24 Kooien

1.

Binnen een week na het kooien dient de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat een door een waarnemer gevalideerde kooiverklaring in bij de lidstaat of de CPC onder de vlag waarvan de vaartuigen blauwvintonijn hebben gevangen, en bij de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat. Het verslag bevat de op grond van ICCAT-aanbeveling 06-07 in de kooiverklaring te vermelden gegevens.

2.

Vóór het kooien stelt de bevoegde autoriteit van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat of de vlaggen-CPC van het visserijvaartuig in kennis van de hoeveelheden door zijn vlag voerende visserijvaartuigen gevangen tonijn die worden gekooid.

3.

De voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat verzoekt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC de vangsten in beslag te nemen en de vis weer in zee vrij te laten volgens de in artikel 22, lid 3, beschreven procedure wanneer hij na ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens van oordeel is dat:

  1. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum voor de gekooide blauwvintonijn beschikte;

  2. de hoeveelheid vis door het visserijvaartuig niet naar behoren is gemeld en niet in mindering is gebracht op het quotum;

  3. het visserijvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet op blauwvintonijn mag vissen.

4.

Er wordt geen aanvang gemaakt met het kooien zonder voorafgaande toestemming van de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke vlaggen-CPC of lidstaat.

Blauwvintonijn wordt vóór 31 juli gekooid, tenzij de voor de ontvangende kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC geldige redenen opgeeft, met inbegrip van overmacht. Deze opgaaf van redenen wordt met de kooiverklaring ingediend.

5.

De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat neemt de maatregelen die nodig zijn om te verbieden dat blauwvintonijn die niet vergezeld gaat van nauwkeurige, volledige en gevalideerde, door de ICCAT voorgeschreven documenten, voor kweek- of mestdoeleinden wordt gekooid, inclusief de op grond van deze verordening en Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus vereiste documenten(*). Deze documenten moeten nauwkeurig en volledig zijn en moeten gevalideerd zijn.

6.

De toestemming voor het kooien wordt door de verantwoordelijke lidstaat of verantwoordelijke CPC verleend of geweigerd binnen 48 uur na de indiening van de in lid 2 bedoelde gegevens. Indien het kooien niet wordt toegestaan, geeft de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC de voor het sleepvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC en/of de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC het bevel de vis weer vrij te laten, overeenkomstig artikel 22, lid 3.

7.

De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat het kooien met een videocamera in het water wordt gecontroleerd.

Van elke kooiverrichting wordt een video-opname gemaakt. Het nummer van de ICCAT-overhevelingsaangifte wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, waarop het tijdstip en de datum van de opname permanent zichtbaar zijn.

8.

Wanneer de raming van de regionale waarnemer meer dan 10 % verschilt van het door de exploitant van de kwekerij aangegeven gemiddelde gewicht of aantal, stelt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat in samenwerking met de vlaggenstaat van het visserijvaartuig een onderzoek in. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet bekend zijn, wordt er geen vis geoogst en wordt het deel „kweek” van het vangstdocument voor blauwvintonijn niet gevalideerd.

Indien het onderzoek niet binnen 10 werkdagen wordt afgesloten of indien uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het door de exploitant van de kwekerij aangegeven aantal of gemiddelde gewicht van de blauwvintonijn met meer dan 10 % is overschreden, vaardigt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke vlaggen-CPC of lidstaat een bevel uit tot vrijlating van het overtollige aantal vissen of het overtollige gewicht aan vis.

De voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat de exploitant van de kwekerij het bevel om de vis weer vrij te laten, binnen 48 uur na aankomst van een regionale waarnemer uitvoert. De vis wordt weer vrijgelaten volgens de procedure van artikel 22, lid 3.

Indien de definitieve raming op het moment van het kooien in de kwekerij hoger ligt dan de definitieve raming op het moment van de eerste overheveling uit het visserijvaartuig, bepaalt de voor het visserijvaartuig verantwoordelijke lidstaat of CPC welke hoeveelheid in het (de) betrokken vangstdocument(en) voor blauwvintonijn wordt gevalideerd en definitief in mindering wordt gebracht op het quotum.

9.

De lidstaten zetten proefstudies op om na te gaan hoe zowel het aantal als het gewicht van blauwvintonijn op het moment van de vangst en het kooien beter kan worden geraamd, onder meer met behulp van stereoscopische systemen, en brengen bij het wetenschappelijk comité van de ICCAT verslag uit over de resultaten daarvan. Op het moment van het kooien wordt een bemonsteringsprogramma en/of alternatief programma opgesteld om het tellen en de ramingen van het gewicht van de gekooide vis te verbeteren.

10.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor het kooien krachtens de leden 6, 7, 8 en 9 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.

„Artikel 26 Registratie en rapportage van de vangst met tonnara’s

1.

Binnen 48 uur na de beëindiging van elke visserijactiviteit met tonnara’s worden de vangsten per tonnara geregistreerd en wordt de vangstaangifte langs elektronische weg of op een andere wijze toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de voor de tonnara verantwoordelijke lidstaat. Deze gegevens omvatten ook de ramingen van de in de tonnara overblijvende hoeveelheden.

2.

Elke lidstaat stuurt de in lid 1 bedoelde gegevens onmiddellijk na ontvangst langs elektronische weg aan de Commissie door. Op haar beurt stuurt de Commissie de informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.

3.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gedetailleerde regels worden neergelegd voor de registratie en rapportage van de vangst met tonnara’s krachtens lid 1 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 38 bis bedoelde onderzoeksprocedure.”.

„Artikel 32 Toegang tot video-opnamen

„Artikel 33 bis Toezending van de inspectieplannen

„Artikel 38 bis Comitéprocedure

Artikel 2

BIJLAGE I

„BIJLAGE III

BIJLAGE II

„BIJLAGE VIII bis