Home

Advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2009-2012

Advies van de Raad over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2009-2012

2.6.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/6


ADVIES VAN DE RAAD

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2009-2012

2010/C 143/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 26 april 2010 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2009-2012 behandeld.

(2)

Litouwen is aan het opkomen uit een van de zwaarste recessies in de EU. Aan een aantal jaren van snelle en in toenemende mate onhoudbare groei, voornamelijk op basis van binnenlandse vraag en een hausse in de vastgoedsector, kwam in 2008 een einde met het uiteenspatten van de binnenlandse zeepbel waarvan de gevolgen nog werden versterkt door de mondiale financiële crisis, die tot een daling van buitenlandse vraag leidde en de toegang tot kredieten aanzienlijk bemoeilijkte. Door de scherpe daling van de binnenlandse vraag en door de vrijkomende reservecapaciteit verminderden bestaande onevenwichtigheden, liep de inflatie terug en verdween het externe tekort, grotendeels door de ineenstorting van de invoer.

Het saldo van de externe rekening, dat in de haussejaren fors negatief was en gefinancierd werd met een bankwezengerelateerde kapitaalinstroom die tot een snelle stijging van de externe nettoverplichtingen leidde, is in 2009 omgeslagen in een geraamd overschot van 3,1 % van het bbp. De scherpe daling van de overheidsontvangsten door de economische krimp, gecombineerd met de gevolgen van een expansief begrotingsbeleid dat voorafgaande aan de parlementsverkiezingen van 2008 was gevoerd, plaatste Litouwen niettemin voor aanzienlijke budgettaire problemen. De regering reageerde daarop met krachtige inspanningen om de begroting te consolideren teneinde de verslechtering van de overheidsfinanciën tegen te gaan en de schuldgroei te beperken, waardoor onder meer de geloofwaardigheid van de currency-boardregeling werd versterkt. Gezien de brede interne en externe onevenwichtigheden die zich tijdens de goede jaren hadden opgestapeld, en gezien de problemen bij het vinden van nieuwe internationale financiering toen de mondiale economische crisis eenmaal was uitgebroken, was dit een prudente reactie overeenkomstig het Europees economisch herstelplan. Niettemin is ten aanzien van Litouwen de buitensporigtekortprocedure ingeleid en heeft de Raad op 7 juli 2009 vastgesteld dat er sprake was van een buitensporig tekort. In herziene aanbevelingen van de Raad van 16 februari 2010 overeenkomstig artikel 126, lid 7, is Litouwen verzocht het buitensporige tekort uiterlijk in 2012 te corrigeren. Daarvoor is een ambitieuze begrotingsconsolidatie vereist (een gemiddelde budgettaire inspanning van 2,25 % van het bbp per jaar), geschraagd door structurele hervormingen. Teneinde enige steun te geven aan de kwijnende economie heeft Litouwen de absorptie van middelen uit EU-structuurfondsen verhoogd en vervroegd. Gedurende de crisis is de economie een hoge mate van flexibiliteit blijven vertonen, omdat een belangrijke aanpassing heeft plaatsgevonden via een daling van de lonen en prijzen. De sterke stijging van de werkloosheid, die structureel zou kunnen worden, vormt niettemin een belangrijke bedreiging voor de convergentie op lange termijn. Om naar een positieve en duurzame groei terug te keren en een terugval in onhoudbare interne en externe onevenwichtigheden te voorkomen, is het economisch vooral zaak ervoor te zorgen dat de loonontwikkeling gelijke tred houdt met de productiviteit, dat het concurrentievermogen verbetert, dat de transformatie naar de sector verhandelbare goederen en diensten vlotter verloopt en dat de heroriëntatie op middel- en hoogtechnologische producten wordt voortgezet. Een grote aanpassing van de overheidsfinanciën aan de verwachte lagere groei van de komende jaren is al geïnitieerd, maar een verdere vooruitgang op middellange termijn moet nog zeker worden gesteld.

(3)

Hoewel de in de context van de crisis geconstateerde daling van het feitelijke bbp vooral conjunctureel van aard is, is het niveau van de potentiële productie ook negatief beïnvloed. Daarnaast kan de crisis ook een negatief effect op de potentiële groei op middellange termijn sorteren als gevolg van lagere investeringen, een beperkte beschikbaarheid van kredieten en een stijgende structurele werkloosheid. Bovendien komt het effect van de economische crisis nog bij de negatieve gevolgen van de vergrijzing voor de potentiële productie en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarom is het van essentieel belang dat meer vaart wordt gezet achter structurele hervormingen om de potentiële groei te bevorderen. Voor Litouwen is het met name van belang om de bestuurlijke capaciteit te verbeteren, meer vaart te zetten achter hervormingen op het terrein van de gezondheidszorg en de sociale zekerheid en om de kwaliteit van het hoger onderwijs en een leven lang leren te verbeteren teneinde de competentieniveaus en de productiviteit te verhogen.

(4)

Het macro-economische scenario van het programma gaat ervan uit dat het reële bbp, na een daling in 2009 met 15,0 %, in 2010 met 1,6 % stijgt en in 2011 verder aantrekt tot 3,2 %, om daarna terug te vallen tot slechts 1,2 % in 2012. Volgens het scenario daalt de binnenlandse vraag in 2010 verder omdat de situatie op de arbeidsmarkt zwak en de kredietvoorwaarden strikt blijven en de begrotingsconsolidatie wordt voortgezet. De groei is in 2010 derhalve afhankelijk van een krachtig herstel van de externe vraag, dat onder meer te danken zou zijn aan een stijging van het marktaandeel, en van een herstel van de investeringen in vaste activa, dit laatste voornamelijk als gevolg van een snellere absorptie van middelen uit EU-structuurfondsen. De gestage consolidatie van de begroting door de overheid komt tot uiting in het macro-economische scenario. Vanaf 2011 zal de binnenlandse vraag naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan de groei. Afgaande op de thans beschikbare informatie(2) lijkt dit scenario te berusten op optimistische groeihypothesen voor 2010. Terwijl de voor de laatste twee programmajaren verwachte gemiddelde groei van 2,2 % op zich aannemelijk lijkt, geldt dat veel minder voor het profiel en de samenstelling van de groei in beide jaren. De inflatieprognoses van het programma lijken realistisch. De huidige nominale daling van de binnenlandse lonen en prijzen houdt volgens zowel het programma als de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie in 2010 aan.

Door de ineenstorting van de invoer als gevolg van de recessie is het hoge externe tekort omgeslagen in een overschot, dat naar verwachting ook in 2011 blijft bestaan. Daarna ontstaat als gevolg van de aantrekkende binnenlandse vraag weer een licht negatief saldo. Dit is in grote lijnen aannemelijk, al is de omvang van het voor 2010 verwachte externe overschot veel groter dan in de prognoses van de diensten van de Commissie. De werkloosheid zal naar verwachting verder oplopen in 2010 en zal vanaf 2011 weer gaan dalen. De monetaire en wisselkoersaannamen van het programma stroken met de rest van het macro-economische scenario.

(5)

Het programma raamt het overheidstekort in 2009 op 9,1 % van het bbp. Ondanks omvangrijke budgettaire consolidatiemaatregelen van circa 8 % van het bbp die in de loop van dat jaar zijn genomen, is er dus sprake van een aanzienlijke verslechtering ten opzichte van het tekort van 3,2 % van het bbp in 2008. Dit komt voornamelijk door een aanmerkelijke daling van de belastingontvangsten als gevolg van belangrijk slechtere economische resultaten (een krimp van het nominale bbp van naar schatting 16,9 %, terwijl in de vorige actualisering van het programma nog een groei van 0,9 % werd verwacht). De ontvangsten daalden door de tegenvallende bedrijvigheid zelfs nog sterker dan op grond van de standaardelasticiteiten zou worden verwacht. Door aanzienlijke bezuinigingen op het overheidsverbruik, met inbegrip van de lonen in de openbare sector, lagen ook de uitgaven over het geheel genomen onder het niveau van 2008. Het restrictieve uitgavenbeleid is al met al ontoereikend geweest om de gevolgen van de economische crisis voor de ontvangstenzijde te compenseren. De geraamde verslechtering van het structurele saldo in 2009 moet met enig voorbehoud worden bezien omdat het uitzonderlijk woelige economische klimaat ertoe kan leiden dat de standaardelasticiteiten onvoldoende rekening houden met de gevolgen van de extreme neergang. Volgens het programma blijft het begrotingsbeleid in 2010 en de jaren daarna restrictief. In het licht van de relatief ongunstige budgettaire en economische situatie in Litouwen is het voortgezette strenge begrotingsbeleid in 2010 passend en in overeenstemming met het Europees economisch herstelplan. Overeenkomstig de door de Raad bepleite exitstrategie en met het oog op een correctie van het buitensporige tekort in 2012 zou het moeten leiden tot een forse verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

(6)

Volgens het programma zal het nominale tekort in 2010 dalen tot 8,1 % van het bbp, terwijl in de in december 2009 aangenomen begroting nog werd gemikt op een tekort van 9,5 % van het bbp. Dit betekent dat de macro-economische vooruitzichten sindsdien zijn verbeterd. De verbetering ten opzichte van de voor 2009 geraamde uitkomst is vooral toe te schrijven aan verdere forse bezuinigingen op de uitgaven ten belope van circa 4 % van het bbp, en met name bezuinigingen op de lopende overheidsuitgaven — met inbegrip van de loonkosten in de overheidssector — en op sociale uitkeringen. De uitgavenquote zal volgens het programma niettemin met circa 1 procentpunt stijgen, voornamelijk door een geplande verhoging van de investeringen en hogere rentelasten, terwijl andere uitgavencategorieën naar verwachting verder zullen dalen. Aan de ontvangstenzijde blijven de wijzigingen beperkt tot een verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting en enkele verhogingen van niet-fiscale ontvangsten. Verder profiteert de begroting voor 2010 dat gehele jaar van het effect van de in de tweede helft van 2009 getroffen maatregelen om de uitgaven en de ontvangsten te consolideren. Het aandeel niet-fiscale ontvangsten in het programma neemt naar verwachting aanmerkelijk toe, vooral in verband met een grotere absorptie van middelen uit EU-structuurfondsen. Terwijl het bbp-aandeel van belastingen op productie en invoer op hetzelfde peil zal blijven als in 2009, zal het bbp-aandeel van lopende belastingen op inkomen en vermogen verder teruglopen door de aanhoudende daling van de nominale lonen en door afnemende winsten. Tot de eenmalige en tijdelijke maatregelen in 2010 behoort de opschorting van een deel van de overdrachten aan de pensioenfondsen in de tweede pijler. Het algehele begrotingsbeleid in 2010 is, afgaande op de verbetering van het structurele saldo met een 0,5 procentpunt, naar verwachting restrictief. Daarmee lijken de consolidatie-inspanningen van de overheid van in totaal 4,0 % van het bbp aanzienlijk te worden onderschat. Bij de raming van de consolidatie op basis van het structurele saldo is uiterste voorzichtigheid geboden, aangezien deze berust op ramingen van de output gap, die onder de huidige omstandigheden verre van robuust zijn.

(7)

Het doel van de budgettaire middellangetermijnstrategie is een terugdringing van het tekort tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2012, zulks overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 16 februari 2010. Het structurele saldo, zoals berekend volgens de algemeen aanvaarde methode, verbetert volgens het programma met 2,25 % van het bbp per jaar in 2011-2012, al lijkt de aanpassing vooral aan het einde van deze periode plaats te vinden. De verbetering moet vooral worden bereikt door een verdere aanmerkelijke reductie van de uitgavenquote (met circa 4,75 procentpunten), met een nominale verlaging in de meeste primaire-uitgavencategorieën, met name salarissen en sociale uitkeringen, terwijl de ontvangstenquote zou stijgen (met circa 1,5 procentpunt). In het programma wordt uitdrukkelijk erkend dat voor het halen van de begrotingsdoelen en voor een correctie van het buitensporige tekort in 2012 aanvullende maatregelen nodig zijn van circa 4,5 % van het bbp. Brede maatregelen om de begrotingsdoelen na 2010 te halen, worden in het programma tot op zekere hoogte gespecificeerd. Deze aanpassing vindt plaats onder geleidelijk verbeterende conjuncturele omstandigheden, al zal de (herberekende) negatieve output gap niet zijn gedicht vóór het einde van de programmaperiode. De middellangetermijndoelstelling (MTD) is in vergelijking met de vorige actualisering aanmerkelijk aangescherpt tot een structureel overheidsoverschot van 0,5 % van het bbp teneinde het vertrouwen in de currency-boardregeling te versterken, de stijging van de overheidsschuld te beperken en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren. In het programma wordt echter geen jaar genoemd waarin de MTD moet worden gehaald. Gezien de meest recente projecties en het schuldniveau sluit de MTD zelf niettemin meer dan voldoende aan bij de doelstellingen van het stabiliteits- en groeipact.

(8)

De begrotingsresultaten kunnen over de hele programmaperiode ongunstiger uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. In 2010 komt dit hoofdzakelijk doordat wordt gerekend op een sneller herstel van de bedrijvigheid dan mag worden aangenomen. De begrotingsdoelen na 2010 zijn onderhevig aan risico's aangezien in het programma slechts beperkte informatie wordt gegeven over de maatregelen om deze doelen te bereiken, en daarvoor ook aanvullende maatregelen nodig zijn. Bovendien lijken er uitvoeringsrisico's verbonden aan het feit dat voor de laatste jaren van het programma wordt ingezet op een forse verdere verlaging van de overheidsuitgaven, en slechts in beperkte mate op ontvangstenverhogende maatregelen. De loonsom voor ambtenaren moet in de jaren 2011-2012 volgens de plannen met nog eens 3 procentpunten dalen. Omdat in 2009 en 2010 al aanmerkelijk in de salarissen is gesnoeid, zou deze doelstelling wel eens moeilijk realiseerbaar kunnen zijn. Daar staat tegenover dat de Litouwse overheid een betrekkelijk goede staat van dienst heeft wat betreft het halen van doelstellingen (met één opvallende uitzondering in 2008, die voornamelijk te wijten was aan de verkiezingstijd), en in 2009 een krachtige consolidatie tot stand heeft gebracht ondanks een ongekende economische neergang. Bovendien heeft de regering een ambitieuze hervormingsagenda voor 2010 en de jaren daarna, die er mede toe kan leiden dat de vereiste ambitieuze begrotingsdoelen worden gehaald. De ogenschijnlijk lage macro-economische projectie voor 2012 heeft ook tot gevolg dat de ontvangstengroei in dat jaar iets hoger kan uitvallen indien het programma over de hele programmaperiode wordt onderbouwd met concrete maatregelen.

(9)

De bruto overheidsschuld bedraagt in 2009 naar schatting 29,5 % van het bbp, aanmerkelijk meer dan de 15,6 % in het jaar daarvoor. Naast de stijging van het tekort en de daling van de nominale bbp-groei is de stijging van de schuldquote ook het gevolg van een belangrijke stock-flow adjustment die voortvloeit uit het feit dat een deel van het tekort van 2008 gefinancierd is in 2009. De schuldquote zal in de programmaperiode naar verwachting met nog eens 11,5 procentpunten stijgen tot 41 % van het bbp in 2012, voornamelijk door hardnekkig hoge overheidstekorten. Voorts kan de schuldquote gezien de negatieve risico's voor de begrotingsdoelstellingen, die nog worden vergroot door onzekerheid over de stock-flow adjustment, een ongunstiger verloop laten zien dan in het programma wordt aangenomen. Niettemin zal de schuld in de gehele programmaperiode naar verwachting ruim onder de referentiewaarde van het Verdrag blijven.

(10)

Uit schuldprojecties op middellange termijn waarbij wordt aangenomen dat de bbp-groei en de belastingquote geleidelijk naar het niveau van voor de crisis terugkeren en die de verwachte stijging van leeftijdgerelateerde uitgaven omvatten, blijkt dat de in het programma geplande begrotingsstrategie op zich en zonder verdere beleidswijziging niet zou volstaan om de schuldquote in 2020 te stabiliseren.

(11)

Van de vergrijzing gaat een iets groter langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is. Dit komt met name doordat de pensioenuitgaven de komende decennia een stijging zullen vertonen. De budgettaire gevolgen van de vergrijzing voor het houdbaarheidstekort worden door de begrotingssituatie in 2009 nog versterkt. Een verbetering van het primaire saldo op middellange termijn, zoals volgens het programma de bedoeling is, en hervormingen in de sociale zekerheid, waaronder een hervorming van het pensioenstelsel, om de stijging van leeftijdsgebonden uitgaven te beteugelen, zouden kunnen leiden tot een beperking van de in het houdbaarheidsverslag 2009 van de Commissie als groot aangemerkte risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën(3).

(12)

In de jaren van krachtige groei die aan de huidige inzinking voorafgingen, heeft het Litouwse budgettaire middellangetermijnkader uitgavenoverschrijdingen niet kunnen voorkomen. Door de uitbundige groei van de ontvangsten werden de uitgavendoelen herhaaldelijk naar boven bijgesteld. Om het kader te versterken is voor de centrale overheid in november 2007 een wet op de begrotingsdiscipline aangenomen. Centraal daarin staat de opstelling en uitvoering van de jaarlijkse begroting. Toekomstgerichtere middellangetermijnelementen ontbreken echter. Het handhavingsmechanisme is uitgesproken zwak en de wet voorziet niet in sancties. In het algemeen laat de transparantie van het gehele begrotingsproces, zoals een adequate rapportage van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven, duidelijk te wensen over. Dit geldt eveneens voor de vergelijkbaarheid van de begrotingsindicatoren op kas- en transactiebasis.

In het convergentieprogramma van 2010 wordt een aantal maatregelen voorgesteld om de transparantie te vergroten, zoals verbeteringen in de rapportage van gegevens en in de monitoring van de uitvoering van de begroting. Als deze voorstellen worden uitgevoerd, kan dit leiden tot een aanmerkelijke verbetering van de institutionele aspecten van de overheidsfinanciën.

(13)

De samenstelling van de overheidsuitgaven in Litouwen komt de groei ten goede omdat productieve uitgaven, zoals overheidsinvesteringen en uitgaven aan onderwijs en gezondheidszorg, op een betrekkelijk hoog niveau liggen. Middelmatige tot slechte uitkomsten en prestatie-indicatoren op onderwijs- en op gezondheidsgebied wijzen er echter op dat er aanzienlijke ruimte is voor doelmatigheidswinst. Daarom is een begin gemaakt met belangrijke structurele hervormingen in het onderwijs en de gezondheidszorg. Bovendien zullen de afschaffing in 2009 van belastingvrijstellingen en voorkeurstarieven, alsmede de aanhoudende inspanningen om belastingontduiking te bestrijden en de belastingdienst verder te vereenvoudigen en te stroomlijnen, leiden tot een betere kwaliteit van de overheidsfinanciën en tot minder risico's voor de budgettaire vooruitzichten.

(14)

De strategie voor een soepele deelname aan het WKM II berust op de waarborging van een stabiele wisselkoers door voldoende monetaire buffers aan te houden, de financiële en budgettaire stabiliteit te bewaren en de arbeidsmarkt en de productenmarkten flexibel te houden. Sinds eind 2008 is een krachtig beleid gevoerd om de macro-economische stabiliteit in Litouwen te handhaven. De situatie blijft echter problematisch. Van eind 2008 tot eind 2009 heeft de regering een forse consolidatie-inspanning geleverd door een reeks ingrijpende budgettaire consolidatiemaatregelen van in totaal bijna 12 % van het bbp te nemen. Ook draagt de hoge mate van loon- en prijsflexibiliteit bij aan het gedeeltelijke herstel van het verslechterde concurrentievermogen van de economie. Ondanks de verliezen die door afschrijvingen zijn geleden, zijn de banken nog steeds goed gekapitaliseerd. De regering heeft ook een begin gemaakt met belangrijke structurele hervormingen op het terrein van onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. Litouwen heeft het arbeidsrecht herzien om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten en daardoor economische aanpassingen te vergemakkelijken. Het blijft echter zaak om een terugkeer van grote interne en externe onevenwichtigheden te voorkomen wanneer het herstel doorzet.

(15)

Al met al strookt de begrotingsstrategie voor 2010, zoals uiteengezet in het programma, grotendeels met de aanbevelingen van de Raad van 16 februari 2010 overeenkomstig artikel 126, lid 7. Gezien de risico's strookt de begrotingsstrategie vanaf 2011 wellicht niet met de aanbeveling van de Raad. De risico's vloeien met name voort uit mogelijk te optimistische macro-economische vooruitzichten voor 2010 en uit een onvolledige specificatie van maatregelen om de geplande consolidatie in de twee jaar daarna te realiseren, en worden versterkt door onzekerheid over de uitvoering van de beoogde uitgavenbeperkingen. Ook blijft de geplande gemiddelde begrotingsinspanning van 1,66 % in de periode 2010-2012 achter bij de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, en zullen, als de relatief sterke groei die voor 2010 en 2011 wordt verwacht, niet wordt gerealiseerd, aanvullende maatregelen nodig zijn om de door de Raad aanbevolen correctie van het buitensporige tekort in 2012 tot stand te brengen.

(16)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, vertoont het programma enkele lacunes in de facultatieve gegevens. In zijn aanbevelingen van 16 februari 2010 overeenkomstig artikel 126, lid 7, om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, heeft de Raad Litouwen ook verzocht in een afzonderlijk hoofdstuk van de actualiseringen van het convergentieprogramma verslag uit te brengen over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Raad. Op enkele lacunes in de facultatieve gegevens na heeft Litouwen in grote lijnen aan deze aanbeveling gevolg gegeven.

De algehele conclusie luidt dat Litouwen in 2009 een resolute consolidatie van de overheidsfinanciën heeft verricht om een aanzienlijke verslechtering van de economische situatie tegen te gaan, en daarmee de huidige economische aanpassing, een soepele deelname aan het WKM II en de correctie van het buitensporige tekort heeft ondersteund. De economie herstelt zich thans van een zware recessie, terwijl de gemiddelde groei op middellange termijn naar verwachting fors lager zal blijven dan in de piekjaren van de recente cyclus. De in 2009 doorgevoerde consolidatie vormt op zich al een ingrijpende aanpassing van de overheidsfinanciën aan de verwachte lagere middellangetermijngroei. Voor de noodzakelijke verdere consolidatie zou het nuttig zijn om de uitgaven sterker aan banden te leggen en het budgettaire middellangetermijnkader te versterken. Het programma beoogt een geleidelijke daling van het nominale overheidstekort vanaf 2010 en een correctie van het buitensporige tekort in 2012, zoals aanbevolen door de Raad, maar deze begrotingsresultaten zijn in de gehele programmaperiode aan neerwaartse risico's onderhevig.

Gezien de bovenstaande beoordeling en ook gezien de aanbeveling van 16 februari 2010 overeenkomstig artikel 126 VWEU, alsmede gezien de noodzaak een duurzame convergentie en een soepele deelname aan het WKM II te bewerkstelligen, wordt Litouwen verzocht om:

i)

de in de begroting geplande maatregelen onverkort ten uitvoer te leggen en daarnaast voor 2010 aanvullende correctiemaatregelen te overwegen indien deze nodig zijn om de beoogde consolidatie tot stand te brengen;

ii)

de nodige maatregelen te specificeren waarmee de vereiste aanpassing in de programmaperiode zoals aanbevolen door de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, volledig wordt onderbouwd, en klaar te staan om verdere consolidatiemaatregelen te treffen indien de risico's die voortvloeien uit het feit dat het macro-economische programmascenario gunstiger is dan het scenario waarop de aanbeveling overeenkomstig artikel 126, lid 7, berust, zich daadwerkelijk voordoen;

iii)

de geplande hervormingen in het stelsel van sociale zekerheid, met inbegrip van een pensioenhervorming, door te voeren met het oog op een beperking van de grote risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn die voortvloeien uit de verwachte forse stijgingen van de pensioenuitgaven in de komende decennia;

iv)

de budgettaire governance en transparantie te versterken door het budgettaire middellangetermijnkader te verstevigen en de rapportage van begrotingsgegevens te verbeteren, zodat de vergelijkbaarheid van de begrotingsindicatoren op kas- en transactiebasis gewaarborgd is.

Vergelijking van de voornaamste macro-economische en budgettaire prognoses

2008

2009

2010

2011

2012

Reëel bbp

(verandering in %)

CP jan 2010

2,8

–15,0

1,6

3,2

1,2

COM nov 2009

2,8

–18,1

–3,9

2,5

n.b.

CP jan 2009

3,5

–4,8

–0,2

4,5

n.b.

HICP-inflatie

(%)

CP jan 2010

11,1

4,2

–1

1

1,5

COM nov 2009

11,1

3,9

–0,7

1,0

n.b.

CP jan 2009

11,2

5,4

3,6

–0,1

n.b.

Output gap(4)

(% van het potentiële bbp)

CP jan 2010

8,8

–7,7

–5,9

–2,9

–1,7

COM nov 2009(5)

11,8

–8,2

–10,8

–8,2

n.b.

CP jan 2009

5,4

–2,8

–5,7

–4,0

n.b.

Netto financieringsoverschot/-tekort t.o.v. het buitenland

(% van het bbp)

CP jan 2010

–10,2

3,7

7,5

5,3

4,3

COM nov 2009

–10,6

3,3

4,8

4,3

n.b.

CP jan 2009

–10,2

–1,8

–4,7

–5,7

n.b.

Overheidsontvangsten

(% van het bbp)

CP jan 2010

34,2

34,3

36,2

35,6

35,7

COM nov 2009

34,2

36,1

36,8

36,3

n.b.

CP jan 2009

33,8

35,8

37,3

36,4

n.b.

Overheidsuitgaven

(% van het bbp)

CP jan 2010

37,4

43,4

44,3

41,4

38,7

COM nov 2009

37,4

45,9

46,0

46,0

n.b.

CP jan 2009

36,7

37,8

38,3

36,4

n.b.

Overheidssaldo

(% van het bbp)

CP jan 2010

–3,2

–9,1

–8,1

–5,8

–3,0

COM nov 2009

–3,2

–9,8

–9,2

–9,7

n.b.

CP jan 2009

–2,9

–2,1

–1,0

0,0

n.b.

Primair saldo

(% van het bbp)

CP jan 2010

–2,6

–7,8

–6,2

–3,6

–0,6

COM nov 2009

–2,6

–8,4

–7,0

–7,1

n.b.

CP jan 2009

–2,3

–1,2

0,0

1,1

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo(6)

(% van het bbp)

CP jan 2010

–5,6

–7,0

–6,5

–5,0

–2,6

COM nov 2009

–6,4

–7,6

–6,3

–7,5

n.b.

CP jan 2009

–4,4

–1,3

0,5

1,1

n.b.

Structureel saldo(6)

(% van het bbp)

CP jan 2010

–6,0

–7,2

–6,8

–4,8

–2,3

COM nov 2009

–6,3

–8,0

–7,0

–7,5

n.b.

CP jan 2009

–4,9

–1,8

0,1

1,1

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het bbp)

CP jan 2010

15,6

29,5

36,6

39,8

41,0

COM nov 2009

15,6

29,9

40,7

49,3

n.b.

CP jan 2009

15,3

16,9

18,1

17,1

n.b.

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.