Home

Richtlijn 2009/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2009/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

  2. Deze richtlijn is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(5). De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG gelden derhalve ten volle voor het gebruik door de werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, onverminderd dwingender en/of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen.

  3. In artikel 137, lid 2, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften kan vaststellen om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen.

  4. Volgens dat artikel wordt in deze richtlijnen vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen.

  5. De uit hoofde van artikel 137, lid 2, van het Verdrag vastgestelde bepalingen vormen geen belemmering voor het handhaven en vaststellen, door elke lidstaat, van maatregelen voor een verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden die met het Verdrag verenigbaar zijn.

  6. De naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van bescherming en gezondheid kunnen garanderen bij het gebruik van arbeidsmiddelen, is een vereiste voor het waarborgen van veiligheid en gezondheid van de werknemers.

  7. De verbetering van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid van werknemers op het werk is een doel dat niet aan zuiver economische overwegingen ondergeschikt mag worden gemaakt.

  8. Werknemers kunnen bij werkzaamheden op hoogte worden blootgesteld aan bijzonder grote risico’s voor hun gezondheid en veiligheid, met name aan de risico’s van vallen van hoogte, en aan andere ernstige arbeidsongevallen, die een groot percentage van het aantal ongevallen, en met name van de dodelijke ongevallen, vertegenwoordigen.

  9. Deze richtlijn vormt een concreet element in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt.

  10. De lidstaten moeten krachtens Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij(6) de Commissie ieder ontwerp voor een technisch voorschrift dat van toepassing is op machines, apparaten en installaties, mededelen.

  11. Deze richtlijn is het geschiktste middel om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te bereiken.

  12. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

1.

In deze richtlijn, die de tweede bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van de arbeidsmiddelen omschreven in artikel 2 door de werknemers.

2.

De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG gelden ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd dwingender of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen.

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „arbeidsmiddelen” :
alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, apparaten, gereedschappen en installaties;
b) „gebruik van arbeidsmiddelen” :
elke activiteit met betrekking tot een arbeidsmiddel, zoals ingebruikneming of buitengebruikstelling, aanwending, vervoer, reparatie, ombouwing, onderhoud, verzorging, waaronder met name ook reiniging;
c) „gevaarlijke zone” :
elke zone in of rondom een arbeidsmiddel waar de aanwezigheid van een blootgestelde werknemer een gevaar voor diens veiligheid of gezondheid oplevert;
d) „blootgestelde werknemer” :
elke werknemer die zich geheel of gedeeltelijk in een gevaarlijke zone bevindt;
e) „bediener” :
de werknemer(s) die tot taak heeft (hebben) een arbeidsmiddel te gebruiken.

Artikel 1 Doel

1.

In deze richtlijn, die de tweede bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van de arbeidsmiddelen omschreven in artikel 2 door de werknemers.

2.

De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG gelden ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd dwingender of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen.

Artikel 2 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „arbeidsmiddelen” :
alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, apparaten, gereedschappen en installaties;
b) „gebruik van arbeidsmiddelen” :
elke activiteit met betrekking tot een arbeidsmiddel, zoals ingebruikneming of buitengebruikstelling, aanwending, vervoer, reparatie, ombouwing, onderhoud, verzorging, waaronder met name ook reiniging;
c) „gevaarlijke zone” :
elke zone in of rondom een arbeidsmiddel waar de aanwezigheid van een blootgestelde werknemer een gevaar voor diens veiligheid of gezondheid oplevert;
d) „blootgestelde werknemer” :
elke werknemer die zich geheel of gedeeltelijk in een gevaarlijke zone bevindt;
e) „bediener” :
de werknemer(s) die tot taak heeft (hebben) een arbeidsmiddel te gebruiken.

HOOFDSTUK II VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS

1.

De werkgever neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen die in de onderneming of de inrichting ter beschikking van de werknemers worden gesteld, geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast, zodat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tijdens het gebruik van deze arbeidsmiddelen kunnen worden gewaarborgd.

Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die hij overweegt te gebruiken, houdt de werkgever rekening met de arbeidsomstandigheden en de specifieke kenmerken van de arbeid en met de in de onderneming of inrichting, met name op de werkplek, bestaande risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en/of de risico’s die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen.

2.

Wanneer het niet mogelijk is de veiligheid en de gezondheid van de werknemers aldus volledig te waarborgen bij het gebruik van arbeidsmiddelen, treft de werkgever passende maatregelen om de risico’s tot een minimum te beperken.

1.

Onverminderd artikel 3 moet de werkgever aanschaffen of gebruiken:

  1. arbeidsmiddelen die, indien zij na 31 december 1992 voor de eerste maal ter beschikking van de werknemers worden gesteld in de onderneming of inrichting, voldoen:

    1. aan de bepalingen van alle communautaire richtlijnen die ter zake van toepassing zijn;

    2. aan de minimumvoorschriften van bijlage I voor zover andere communautaire richtlijnen niet of slechts ten dele van toepassing zijn;

  2. arbeidsmiddelen die, indien zij op 31 december 1992 reeds ter beschikking van de werknemers staan in de onderneming of inrichting, uiterlijk vier jaar na deze datum voldoen aan de in bijlage I opgenomen minimumvoorschriften;

  3. onverminderd het bepaalde onder a), i), en in afwijking van het bepaalde onder a), ii), en onder b), onder de voorschriften van bijlage I, punt 3, vallende specifieke arbeidsmiddelen die, indien zij op 5 december 1998 reeds ter beschikking van de werknemers staan in de onderneming of inrichting, uiterlijk vier jaar na deze datum voldoen aan de in bijlage I opgenomen minimumvoorschriften.

2.

De werkgever neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door een adequaat onderhoud in zodanige staat worden gehouden dat zij, naar gelang van het geval, aan lid 1, onder a) of b), voldoen.

3.

Na raadpleging van de sociale partners en in overeenstemming met de nationale wetgevingen of praktijken bepalen de lidstaten op welke wijze een veiligheidsniveau kan worden bereikt dat beantwoordt aan de in bijlage II beoogde doelstellingen.

1.

De werkgever ziet erop toe dat de arbeidsmiddelen waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie, worden onderworpen aan een eerste keuring door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen of praktijken (na de installatie en vóór de eerste ingebruikneming), alsmede aan een keuring na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek, teneinde ervoor te zorgen dat deze arbeidsmiddelen op de juiste wijze worden geïnstalleerd en goed functioneren.

2.

Teneinde te garanderen dat de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften worden nageleefd, dat verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties, worden opgespoord en dat zij tijdig worden hersteld, ziet de werkgever erop toe dat de arbeidsmiddelen die onderhevig zijn aan invloeden die leiden tot dergelijke verslechteringen, worden onderworpen aan:

  1. periodieke keuringen en, in voorkomend geval, aan periodieke proeven, door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen of praktijken;

  2. bijzondere keuringen door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen of praktijken, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel, zoals aanpassingen, ongevallen, natuurverschijnselen en langere perioden van buitengebruikstelling.

3.

De resultaten van de keuringen moeten schriftelijk worden vastgelegd en ter beschikking van de bevoegde autoriteit worden gehouden. Zij moeten voldoende lang worden bewaard.

Wanneer de betrokken arbeidsmiddelen buiten de onderneming worden gebruikt, moeten zij vergezeld gaan van een materieel bewijs van de laatste keuring.

4.

De lidstaten bepalen hoe de keuringen plaatsvinden.

Wanneer het gebruik van een arbeidsmiddel een specifiek gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers kan opleveren, neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

  1. het gebruik van het arbeidsmiddel voorbehouden blijft aan werknemers die met dat gebruik belast zijn;

  2. de betrokken werknemers in geval van reparatie, ombouwing, onderhoud of verzorging daartoe een specifieke bekwaamheid bezitten.

De werkplek en de houding van de werknemers bij het gebruik van arbeidsmiddelen, alsmede de ergonomische beginselen, worden door de werkgever bij de toepassing van de minimumvoorschriften voor gezondheid en veiligheid ten volle in aanmerking genomen.

1.

Onverminderd artikel 10 van Richtlijn 89/391/EEG neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werknemers over voldoende informatie en, in voorkomend geval, over gebruiksaanwijzingen betreffende de op het werk gebruikte arbeidsmiddelen beschikken.

2.

De informatie en de gebruiksaanwijzingen moeten ten minste de uit het oogpunt van veiligheid en gezondheid benodigde gegevens bevatten betreffende:

  1. de omstandigheden waaronder de arbeidsmiddelen dienen te worden gebruikt;

  2. voorzienbare abnormale situaties;

  3. de conclusies die in voorkomend geval kunnen worden getrokken uit de bij het gebruik van arbeidsmiddelen opgedane ervaringen.

De werknemers worden gewezen op de gevaren die zij lopen, op de arbeidsmiddelen in hun onmiddellijke werkomgeving en op de veranderingen die voor hen van belang zijn, voor zover die betrekking hebben op de in hun onmiddellijke werkomgeving gesitueerde arbeidsmiddelen, ook al maken de werknemers hiervan geen rechtstreeks gebruik.

3.

De informatie en de gebruiksaanwijzingen moeten voor de betrokken werknemers begrijpelijk zijn.

Onverminderd artikel 12 van Richtlijn 89/391/EEG neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

  1. de werknemers die tot taak hebben de arbeidsmiddelen te gebruiken een adequate opleiding ontvangen, onder meer wat betreft de risico’s die dit gebruik eventueel met zich brengt;

  2. de in artikel 6, onder b), bedoelde werknemers een adequate specifieke opleiding krijgen.

Overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers of hun vertegenwoordigers geraadpleegd en hebben zij medezeggenschap omtrent de materies die onder deze richtlijn, met inbegrip van de bijlagen vallen.

Artikel 3 Algemene verplichtingen

Artikel 4 Voorschriften betreffende de arbeidsmiddelen

Artikel 5 Keuring van de arbeidsmiddelen

Artikel 6 Arbeidsmiddelen met een specifiek gevaar

Artikel 7 Ergonomie en gezondheid op het werk

Artikel 8 Voorlichting van de werknemers

Artikel 9 Opleiding van de werknemers

Artikel 10 Raadpleging en medezeggenschap van de werknemers

HOOFDSTUK III DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 11 Wijziging van de bijlagen

Artikel 12 Slotbepalingen

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV