Home

Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds

Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(1) en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005(2) (hierna „ACS-EG-overeenkomst” genoemd),

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (hierna „LGO-besluit” genoemd)(3), en met name op het vierde lid van artikel 23,

Gelet op Besluit nr. 1/2006 van de ACS-EG-Raad van ministers van 2 juni 2006 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2008-2013 en tot wijziging van de herziene ACS-EG-partnerschapsovereenkomst(4),

Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarig financieel kader voor 2008-2013 voor de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn(5) (hierna „Intern Akkoord” genoemd), en met name op artikel 10, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 617/2007 van de Raad van 14 mei 2007 inzake de uitvoering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds uit hoofde van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst(6),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer(7),

Gezien het advies van de Europese Investeringsbank,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Het is noodzakelijk de voorschriften vast te stellen voor de betaling van de bijdragen van de lidstaten aan het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (hierna het „EOF” genoemd), ingesteld bij het Intern Akkoord, en voor de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee (hierna „LGO’s” genoemd) waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn.

  2. De behandeling van de resterende saldi van eerdere EOF’s moet worden geregeld, met name wat betreft de nadere regelen voor de overdracht ervan naar het 10e EOF en de toepasselijke uitvoeringsvoorschriften of de gevolgen van de vrijmaking ervan voor de bijdragen van de lidstaten.

  3. De wijze waarop de Rekenkamer haar bevoegdheden ten aanzien van het EOF moet uitoefenen, dient te worden bepaald.

  4. De wijze waarop de Europese Investeringsbank (hierna „EIB” genoemd) de middelen van het EOF beheert, dient te worden vastgesteld.

  5. De bepalingen betreffende de controle door de Rekenkamer van de door de EIB beheerde middelen van het EOF dienen in overeenstemming te zijn met de uit hoofde van artikel 248, lid 4, van het Verdrag gesloten Tripartiete Overeenkomst tussen de Rekenkamer, de EIB en de Commissie.

  6. Er dient te worden gezorgd voor een adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van de in het kader van de ACS-EG-overeenkomst gefinancierde programma’s en projecten en voor de instelling van doorzichtige en gemakkelijk toe te passen beheersprocedures die decentralisatie van de taken en verantwoordelijkheden mogelijk moeten maken.

  7. De partijen bij de ACS-EG-overeenkomst hebben opnieuw hun gehechtheid aan de sociale en ethische clausules zoals gedefinieerd door de desbetreffende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) bevestigd.

  8. Er dient te worden geregeld op welke wijze de gedelegeerde ordonnateur in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur de maatregelen neemt die nodig zijn voor een goede uitvoering van de activiteiten.

  9. Voor zover mogelijk dient Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(8) als centraal element van de hervorming van het intern beheer van de Commissie omwille van de doeltreffendheid en de vereenvoudiging in aanmerking te worden genomen bij de opstelling van deze verordening. Voor zover nodig dient Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(9) in bepaalde gevallen op overeenkomstige wijze te worden toegepast.

  10. Alle wijzigingen ten opzichte van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op 9e Europees Ontwikkelingsfonds(10) moeten de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervormingen van de Commissie, goed financieel beheer en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraude en andere onwettige activiteiten bevorderen, en aldus bijdragen tot het versterken van de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële verrichtingen.

  11. Sommige wijzigingen ten opzichte van het Financieel Reglement voor het 9e EOF zijn in het licht van de ervaringen in de praktijk noodzakelijk om de uitvoering van het EOF en de verwezenlijking van de onderliggende beleidsdoelstellingen te vergemakkelijken en om bepaalde vereisten inzake procedures en documenten aan te passen. Er moet met name worden gezorgd voor meer transparantie door informatie te verstrekken over begunstigden van communautaire middelen.

  12. Het beginsel van goed financieel beheer moet leiden tot een effectieve en efficiënte interne controle voor de uitvoering van de middelen van het EOF.

  13. Wat de middelen van het EOF betreft, moet het voor lidstaten mogelijk zijn buiten het bestek van de medefinancieringsregelingen vrijwillige bijdragen te storten, teneinde te helpen de doelstellingen van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst te bereiken, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 617/2007.

  14. Het specialiteitsbeginsel moet van toepassing zijn op het EOF.

  15. Wat de wijze van uitvoering van de middelen van het EOF betreft, moeten de in het Financieel Reglement voor het 9e EOF vastgestelde bepalingen over het gecentraliseerde, gedecentraliseerde en gezamenlijk beheer met het oog op de duidelijkheid worden geherstructureerd en moeten sommige vereisten worden gepreciseerd. De vereisten voor gezamenlijk beheer, de voorwaarden voor delegatie van taken en de criteria voor het inschakelen van nationale publiekrechtelijke organen moeten met name worden vereenvoudigd om het gebruik ervan te vergemakkelijken en te voorzien in toenemende operationele behoeften.

  16. Het verbod op delegatie van uitvoeringstaken aan privaatrechtelijke organen bij gecentraliseerd beheer moet worden gewijzigd, daar de bepalingen van dat verbod onnodig streng zijn gebleken. De Commissie moet een reisbureau of organisator van conferenties kunnen inschakelen voor het vergoeden van de kosten van deelnemers aan conferenties, mits ervoor wordt gezorgd dat het particuliere bedrijf geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

  17. De taak van de rekenplichtige om de rekeningen te certificeren op basis van de financiële informatie die hem door de ordonnateurs is verstrekt, moet worden verduidelijkt. Daartoe moet de rekenplichtige de bevoegdheid krijgen de door de gedelegeerde ordonnateur ontvangen informatie te controleren en zo nodig een voorbehoud te maken.

  18. De voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de financiële aansprakelijkheid van alle financiële actoren en eventuele andere personen die bij de uitvoering van het EOF betrokken zijn, moeten worden verduidelijkt.

  19. De regels inzake de invordering van schuldvorderingen moeten worden verduidelijkt en versterkt om de financiële belangen van de Gemeenschappen beter te beschermen. De voorwaarden waaronder aan het EOF achterstandsrente verschuldigd is, dienen met name te worden gepreciseerd.

  20. Voor vorderingen moet een verjaringstermijn worden ingevoerd. Anders dan voor vele lidstaten, geldt voor de Gemeenschap geen verjaringstermijn waarna financiële vorderingen komen te vervallen. Voor de Gemeenschap geldt evenmin een verjaringstermijn ten aanzien van de inning van haar vorderingen op derden. De invoering van een dergelijke verjaringstermijnen strookt met het beginsel van goed financieel beheer.

  21. Overeenkomstig het algemeen Financieel Reglement en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten(11), moeten de regels inzake uitsluiting van deelname aan een aanbestedingsprocedure worden verduidelijkt. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen verplichte uitsluiting en uitsluiting op grond van een administratieve sanctie. Voorts moet met het oog op de rechtszekerheid en de evenredigheid een maximumtermijn voor de uitsluiting worden vermeld. Er kan een uitzondering op de uitsluitingsregels worden gemaakt voor de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een gerechtelijk akkoord, of een procedure van dezelfde aard naar nationaal recht.

  22. Er dient te worden toegestaan dat in het kader van het EOF gebruik wordt gemaakt van de overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ingestelde centrale gegevensbank van de gegadigden of inschrijvers die zich in een uitsluitingsgeval bevinden.

  23. Voorts dient het toepassingsgebied van subsidies in artikel 103 duidelijker te worden afgebakend. Met het oog op de verbetering van het subsidiebeheer en de vereenvoudiging van de procedures moet het mogelijk zijn om subsidies bij besluit van de instelling of door middel van schriftelijke overeenkomsten met de begunstigden toe te kennen alsook het gebruik van vaste bedragen en forfaitaire betalingen naast de traditionele methode van het terugbetalen van werkelijk gemaakte kosten toe te staan. Ten slotte moeten de vereisten inzake controles en garanties beter in verhouding staan tot de financiële risico’s.

  24. De regel dat subsidies op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen moeten worden toegekend, heeft zijn waarde bewezen. De ervaring heeft echter geleerd, dat er in sommige situaties, gezien de aard van de actie, geen keuze is bij de selectie van de begunstigden. Derhalve dient uitdrukkelijk te worden vermeld dat zich dergelijke uitzonderingsgevallen kunnen voordoen.

  25. Wanneer subsidies voor exploitatiekosten worden verleend, is de regel dat de benodigde overeenkomst niet meer dan vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde mag worden ondertekend, onnodig star gebleken. Deze termijn moet dan ook worden vastgesteld op zes maanden.

  26. Aangezien de toekenning van subsidies op basis van selectie- en gunningscriteria blijft geschieden, is het niet nodig die criteria in alle gevallen door een comité te laten toetsen. Het moet mogelijk zijn een beroep te doen op andere, meer flexibele middelen voor de evaluatie van de selectiecriteria.

  27. Met het oog op de duidelijkheid moet de regel met betrekking tot de normen inzake overheidsopdrachten die door begunstigden van subsidies moeten worden toegepast, worden vereenvoudigd. Voorts dient uitdrukkelijk te worden voorzien in het geval waarin de uitvoering van een actie financiële steun aan derden noodzakelijk maakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL EEN HOOFDBEPALINGEN

Deze verordening regelt de vaststelling en de financiële uitvoering van de middelen van het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (hierna „EOF” genoemd) en de indiening en controle van de rekeningen.

1.

De Commissie neemt de in artikel 57 van de ACS-EG-overeenkomst en in het LGO-besluit omschreven verantwoordelijkheden van de Gemeenschap op zich.

Daartoe draagt zij zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met de middelen van het EOF die in de vorm van niet-terugvorderbare steun worden toegekend, met uitzondering van rentesubsidies, en verricht zij de betalingen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.

Bij de toepassing van deze verordening handelt de Commissie op eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen van de toegekende middelen.

Namens de Gemeenschap beheert de Europese Investeringsbank (EIB) de investeringsfaciliteit, alsmede de rentesubsidies, en voert zij de desbetreffende verrichtingen uit overeenkomstig de voorschriften van deel II. Hierbij handelt de EIB uit naam en voor risico van de Gemeenschap.

De EIB zorgt voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de middelen van het EOF.

Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de financiële uitvoering van de door de Commissie beheerde middelen van het EOF. Deze bepalingen mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij voor de Commissie verplichtingen meebrengen voor de financiële uitvoering van de door de EIB beheerde middelen van het EOF.

1.

Tenzij anders vermeld, worden verwijzingen in dit reglement naar ACS-staten geacht ook betrekking te hebben op organen of hun vertegenwoordigers als omschreven in de artikelen 13 en 14 in bijlage IX bij de ACS-EG-overeenkomst, die zij naar behoren hebben gemachtigd tot uitoefening van hun verantwoordelijkheden in het kader van die overeenkomst.

2.

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.

De middelen van het EOF worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde volgende beginselen:

  1. financiële getrouwheid,

  2. rekeneenheid,

  3. specialiteit,

  4. goed financieel beheer,

  5. transparantie.

1.

Uitsluitend door een toewijzing uit het EOF kunnen ontvangsten geïnd en uitgaven verricht worden.

2.

Voor geen enkele uitgave kan een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de toewijzingen.

3.

Rente op middelen die eigendom van het EOF zijn, worden als ontvangsten van het EOF opgenomen.

1.

De rente op betaalde voorfinanciering wordt aan het betrokken programma of de betrokken actie toegewezen en op de betaling van het saldo van de aan de begunstigde verschuldigde bedragen in mindering gebracht.

2.

In de volgende gevallen is aan de Gemeenschappen geen rente verschuldigd:

  1. voorfinanciering die geen aanzienlijk bedrag is;

  2. voorfinanciering die uit hoofde van een overheidsopdracht in de zin van artikel 91 is betaald;

  3. voorschotten die overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „Statuut” genoemd, aan de leden van de instellingen en het personeel zijn betaald;

  4. voorfinanciering die in het kader van gezamenlijk beheer als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder c), is betaald.

3.

De artikelen 3, 4 en 4 bis van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van de leden 1 en 2.

1.

De middelen van het EOF worden in euro vastgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

Voor de in artikel 39 bedoelde kasbehoeften is de rekenplichtige evenwel gemachtigd transacties in euro of in andere valuta te verrichten.

2.

De artikelen 7 en 8 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van lid 1.

De middelen van het EOF worden gespecificeerd volgens de voornaamste samenwerkingsinstrumenten als omschreven in het financieel protocol bij de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit.

Voor de ACS-staten zijn deze instrumenten vastgesteld bij het financieel protocol in bijlage Ib bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze specificatie is tevens gebaseerd op de bepalingen van het Intern Akkoord en houdt rekening met de middelen die overeenkomstig artikel 6 worden gereserveerd voor de financiering van uitgaven voor programmering en tenuitvoerlegging.

Voor de landen en gebieden overzee zijn deze instrumenten vastgesteld in bijlage II A bis bij het LGO-besluit. Deze specificatie houdt tevens rekening met de in artikel 3, lid 4, van die bijlage bedoelde niet-toegewezen reserve en met de middelen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder c), van die bijlage voor studies of technische bijstand zijn bestemd.

1.

De middelen van het EOF worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt.

2.

Zuinigheid betekent dat de voor de activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld.

Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.

Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.

3.

Er worden specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen vastgesteld. Op de verwezenlijking ervan wordt toegezien door middel van prestatie-indicatoren.

Om de besluitvorming te verbeteren, en om met name de vaststelling van de in artikel 57 bedoelde bijdragen van de lidstaten te motiveren en te preciseren, dienen de volgende evaluaties te worden uitgevoerd:

  1. het gebruik van middelen van het EOF wordt voorafgegaan door een beoordeling vooraf van de te nemen maatregel;

  2. de maatregel wordt aan een beoordeling achteraf onderworpen om na te gaan of de verwachte resultaten de gebruikte middelen rechtvaardigen.

1.

Volgens het beginsel van goed financieel beheer dienen de middelen van het EOF te worden uitgevoerd met effectieve en efficiënte interne controle naargelang van elke beheersvorm.

2.

Voor de uitvoering van de middelen van het EOF wordt interne controle gedefinieerd als een proces dat op alle niveaus van het beheer van toepassing is en redelijke zekerheid moet verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

  1. doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties;

  2. betrouwbaarheid van de verslaglegging;

  3. bescherming van activa en informatie;

  4. preventie en opsporing van fraude en onregelmatigheden;

  5. adequate beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma’s en met de aard van de betrokken betalingen.

1.

De middelen van het EOF worden opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.

2.

De in artikel 7 van het Intern Akkoord bedoelde jaarlijkse ramingen van de vastleggingen en betalingen en de in artikel 118 van dit reglement bedoelde rekeningen van het EOF worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

3.

De Commissie stelt op passende wijze haar informatie over de begunstigden van gelden uit het EOF ter beschikking wanneer de middelen van het EOF op een gecentraliseerde wijze en rechtstreeks door haar diensten worden uitgevoerd; ingeval van andere beheersvormen stelt de Commissie op passende wijze de informatie over de begunstigden van gelden ter beschikking die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan financiële uitvoeringstaken zijn gedelegeerd.

Deze informatie wordt ter beschikking gesteld met inachtneming van de geheimhoudingsvereisten, met name de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(12) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(13), en met inachtneming van de beveiligingsvereisten, rekening houdend met het bijzondere karakter van elk van de in artikel 20 genoemde beheersvormen.

De middelen van het EOF bestaan uit het in artikel 1 van het Intern Akkoord vastgestelde bedragen.

1.

De Commissie kan financiële bijdragen van lidstaten en andere donorlanden, inclusief in beide gevallen hun publieke en parastatale organen, alsmede bijdragen van internationale organisaties aan bepaalde door het EOF gefinancierde projecten of programma’s, namens hen beheren, overeenkomstig artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 617/2007.

2.

De Commissie kan ook vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten beheren, overeenkomstig artikel 9, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 617/2007 en eventuele specifieke regelingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende bilaterale bijdrageovereenkomsten.

3.

De in de leden 1 en 2 hierboven bedoelde bijkomende middelen worden beheerd volgens dezelfde regels als de EOF-middelen.

De Commissie kan haar bevoegdheden tot uitvoering van de middelen van het EOF binnen haar diensten delegeren onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden, overeenkomstig haar interne regels en binnen de grenzen die zij in het delegatiebesluit vaststelt. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hen uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

1.

Het is alle financiële actoren en elke andere persoon die bij de uitvoering, het beheer, de audit of de controle van de middelen van het EOF betrokken is, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschap. Indien een belangenconflict zich voordoet, dient de betrokkene van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

2.

Een belangenconflict doet zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elke andere eventuele belangengemeenschap met de begunstigde.

3.

Artikel 34 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van de leden 1 en 2.

Voor de toepassing van deze titel wordt onder „personeelsleden” verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut.

1.

De Commissie voert de middelen van het EOF, in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 21 tot en met 29, op één van de volgende wijzen uit:

  1. in gedecentraliseerd beheer,

  2. in gecentraliseerd beheer;

  3. in gezamenlijk beheer met internationale organisaties.

2.

Hoofdstuk 2 „Wijze van uitvoering” van deel 1, titel IV, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit hoofdstuk.

Als algemene regel geldt dat de Commissie via een van de volgende beheerswijzen zorgt voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF:

  1. via gedecentraliseerd beheer met de ACS-staten overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst, met name wat betreft de verdeling van de verantwoordelijkheid zoals bedoeld in artikel 57 van die overeenkomst en de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV bij die overeenkomst;

  2. via gedecentraliseerd beheer met de LGO overeenkomstig de bepalingen van het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

1.

In het kader van het gedecentraliseerd beheer zorgt de Commissie op de wijze die is vastgesteld in de leden 2, 3 en 4 voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF. Net als in het geval van gecentraliseerd beheer, kan de Commissie resterende taken delegeren aan de in artikel 25, leden 2 tot en met 5, bedoelde organen.

2.

De begunstigde ACS-staten of LGO:

  1. vergewissen zich regelmatig ervan dat de met middelen van het EOF te financieren acties correct zijn uitgevoerd;

  2. nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3.

Om zich ervan te vergewissen dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de geldende regelgeving en binnen de grenzen van de bevoegdheden die deze regelgeving haar verleent, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen haar verantwoordelijkheden op zich te nemen overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst, met name ingevolge artikel 34, lid 1, van bijlage IV bij die overeenkomst, alsmede overeenkomstig het LGO-besluit, met name ingevolge de artikelen 20 en 32 van dat besluit.

4.

Partnerlanden en -gebieden waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, in overeenstemming met artikel 14, lid 3, voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van middelen van het EOF.

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde maatregelen door ACS-staten en LGO.

Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

Met inachtneming van de mate van decentralisatie die in de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit is overeengekomen, tracht de Commissie te bevorderen dat de begunstigde ACS-staten en de LGO bij de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit het in artikel 11 bedoelde beginsel van goed financieel beheer in acht nemen, en met name wat betreft de geleidelijke toepassing van de volgende punten:

  1. transparante procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die niet-discriminerend zijn en eventuele belangenconflicten voorkomen;

  2. een doeltreffend en efficiënt systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

  3. een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de middelen van het EOF mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van het EOF wordt weergegeven;

  4. een onafhankelijke externe controle door een nationale instelling voor onafhankelijke externe controle;

  5. voor de in artikel 101, lid 1, bedoelde uitvoering in eigen beheer, passende bepalingen inzake het beheer en controle van de lokale gelden ter goede rekening en inzake de omschrijving van de verantwoordelijkheden van de lokale beheerder van gelden ter goede rekening en de lokale rekenplichtige.

Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de Commissie in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO in de in artikel 70, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten passende bepalingen op.

1.

Wanneer de Commissie de middelen van het EOF op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken hetzij direct door haar diensten, hetzij indirect overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van dit artikel en de artikelen 26 tot en met 29 verricht.

Indirecte uitvoering overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van dit artikel en de artikelen 27 tot en met 29 geldt ook bij delegatie van resterende taken aan de in het derde lid van dit artikel bedoelde organen in geval van gedecentraliseerd beheer.

2.

De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit bezit, niet aan derden delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald. Uitvoeringstaken die worden gedelegeerd, worden nauwkeurig omschreven en het gebruik dat ervan wordt gemaakt, moet volledig onder controle staan.

De delegatie van financiële uitvoeringstaken voldoet aan het beginsel van goed financieel beheer en waarborgt de naleving van de zichtbaarheid van de communautaire actie. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen niet leiden tot belangenconflicten.

3.

Binnen de grenzen van lid 2 mag de Commissie overheidstaken en met name financiële uitvoeringstaken delegeerden aan:

  1. de uitvoerende agentschappen opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad(14);

  2. nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak, die voldoende financiële garanties bieden voor de uitvoering van de taken die hun worden toevertrouwd.

De Commissie kan deze organen uit de middelen van het EOF een financiële vergoeding voor de administratieve lasten betalen.

De Commissie stelt de Raad jaarlijks in kennis van de zaken en de betrokken agentschappen en organen, waarbij zij het gebruik van nationale agentschappen met redenen omkleedt.

4.

De besteding van de betrokken middelen van het EOF door een in punt a) van lid 3 vernoemd agentschap wordt uitgevoerd door de directeur van dat agentschap.

5.

Wanneer de in lid 3 vernoemde agentschappen en organen met uitvoeringstaken zijn belast, vergewissen zij zich regelmatig ervan dat de met middelen van het EOF te financieren acties correct zijn uitgevoerd.

Deze agentschappen en organen nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen.

Wanneer de Commissie de middelen van het EOF door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt van het volgende:

  1. transparante procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die niet-discriminerend zijn, eventuele belangenconflicten voorkomen, en met de titels V en VII in overeenstemming zijn;

  2. een doeltreffend en efficiënt systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

  3. een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de middelen van het EOF mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van het EOF wordt weergegeven;

  4. een onafhankelijke externe controle;

  5. de toegang van het publiek tot de informatie op het door de communautaire regelgeving vastgestelde niveau;

  6. adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van middelen van het EOF in overeenstemming met artikel 14, lid 3.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies van de in artikel 25, lid 3, bedoelde agentschappen en organen met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal erkende normen.

1.

De Commissie zorgt voor toezicht op en evaluatie en controle van de uitvoering van de toevertrouwde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij dergelijke controles uitvoert aan de hand van haar eigen controlesystemen.

2.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) beschikt jegens deze organen waaraan taken worden gedelegeerd over dezelfde bevoegdheden als jegens de diensten van de Commissie. De betrokken organen nemen de nodige maatregelen om het verrichten van interne onderzoek door het OLAF te vergemakkelijken. Elke door deze organen verrichte handeling in verband met de uitvoering van de middelen van het EOF, en met name elk besluit dat door hen wordt genomen of elke overeenkomst die door hen wordt gesloten, moet uitdrukkelijk voorzien in dezelfde controles als die waarin artikel 70, lid 4, voorziet.

De Commissie mag uitvoeringshandelingen met gelden uit middelen van het EOF, betaling en invordering daaronder begrepen, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen toevertrouwen, met uitzondering van die welke in artikel 25, lid 3, eerste alinea, onder b), worden vermeld of in bijzondere gevallen waarin de betrokken betalingen aan door de Commissie bepaalde begunstigden moeten worden gedaan, deze aan door de Commissie vastgestelde voorwaarden en bedragen zijn onderworpen, en de entiteit of het orgaan dat de betalingen verricht, geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

Taken die contractueel aan andere privaatrechtelijke externe entiteiten of organen dan de in lid 25, lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde organen of entiteiten kunnen worden opgedragen, zijn: technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden.

1.

Wanneer de Commissie de middelen van het EOF in gezamenlijk beheer uitvoert, worden in de volgende gevallen bepaalde uitvoeringstaken aan internationale organisaties gedelegeerd:

  1. wanneer de Commissie en de internationale organisatie een langetermijnkaderovereenkomst hebben gesloten met administratieve en financiële bepalingen inzake samenwerking;

  2. wanneer de Commissie en de internationale organisatie een gezamenlijk project of programma uitwerken,

  3. wanneer de middelen van verschillende donoren worden samengevoegd en niet voor specifieke uitgavenposten of -categorieën bestemd zijn, dat wil zeggen in het geval van meerdonorenacties.

Deze organisaties passen inzake boekhouding, interne controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen.

2.

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde maatregelen door internationale organisaties. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure.

3.

De individuele overeenkomst die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisatie worden gesloten, bevat gedetailleerde bepalingen inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken.

4.

Internationale organisaties waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, met inachtneming van artikel 14, lid 3, voor adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van gelden uit het EOF.

De Commissie stelt aan elke financiële actor de middelen ter beschikking die voor de vervulling van diens taak nodig zijn, en geeft hem een dienstorder met een gedetailleerde omschrijving van zijn taken, rechten en verplichtingen.

De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en zijn onderling onverenigbaar.

1.

In het kader van de financiële uitvoering van de in artikel 2 bedoelde verrichtingen oefent de Commissie de functies van ordonnateur uit.

2.

De Commissie bepaalt aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij de functies van ordonnateur delegeert, en zij stelt de omvang van de toegekende bevoegdheden vast, alsmede de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te delegeren.

3.

De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd.

4.

De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. De bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur kan bij de vervulling van zijn taak worden bijgestaan door een of meer functionarissen die, onder de verantwoordelijkheid van eerstgenoemde, bepaalde handelingen verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de middelen van het EOF en het afleggen van rekening en verantwoording.

De rekenplichtige is belast met:

  1. het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;

  2. het garanderen dat de vereisten inzake wettigheid en regelmatigheid worden nageleefd.

1.

Voor het verrichten van de uitgaven gaan de gedelegeerde ordonnateurs en de gesubdelegeerde ordonnateurs financiële vastleggingen en in voorkomend geval, juridische verbintenissen, aan, stellen zij de uitgaven betaalbaar, geven zij betalingsopdrachten en verrichten zij de voor de uitvoering van de middelen van het EOF vereiste voorafgaande handelingen.

2.

De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van schuldvorderingsramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

Met uitzondering van de gevallen waarin het beheer gecentraliseerd of gezamenlijk met internationale organisaties plaatsvindt, worden de verrichtingen in verband met de uitvoering van programma’s of projecten uitgevoerd door de nationale of regionale ordonnateur zoals gedefinieerd in artikel 35 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, in nauwe samenwerking met de Commissie overeenkomstig de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

1.

Indien de gedelegeerde ordonnateur kennis draagt van problemen bij de afwikkeling van de procedures voor het beheer van de middelen van het EOF, legt hij, in samenwerking met de nationale of regionale ordonnateur, alle contacten die nodig zijn om deze toestand te verhelpen en neemt hij in voorkomend geval alle nodige maatregelen.

Wanneer de nationale of regionale ordonnateur zijn taken overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst niet vervult of niet kan vervullen, is een tijdelijke vervanging door de hoofdordonnateur mogelijk. In dit geval kan de Commissie voor de extra administratieve last die zij draagt, een financiële vergoeding ontvangen ten laste van de aan de betrokken ACS-staat toegewezen middelen.

2.

Een eventuele door de gedelegeerde ordonnateur ingevolge lid 1 genomen maatregel wordt genomen namens de betreffende nationale of regionale ordonnateur.

1.

De gedelegeerde ordonnateur voert, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico’s, de organisatorische structuur en de interne procedures voor beheer en controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, inclusief, in voorkomend geval, verificaties achteraf.

2.

Vooraleer een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan geverifieerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. De inleiding en de verificatie vooraf en achteraf van een verrichting zijn gescheiden functies.

3.

Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen, bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Deze personeelsleden respecteren de specifieke beroepscode die door de Commissie wordt vastgesteld.

4.

Elk bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat van oordeel is dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die hij gehouden is te respecteren, deelt dit schriftelijk aan de gedelegeerde ordonnateur mede en, wanneer deze niet optreedt, aan de in artikel 54, lid 3, bedoelde instantie.

In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, waarschuwt dit personeelslid de autoriteiten en instanties die bij de geldende wetgeving zijn aangewezen.

De gedelegeerde ordonnateur legt aan de Commissie verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van gegevens over de financiën en het beheer, zulks ter bevestiging dat de in dit verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven, tenzij anders staat vermeld in voorbehouden betreffende bepaalde gebieden van ontvangsten en uitgaven.

Dat verslag behelst de resultaten van zijn verrichtingen ten opzichte van de hem opgedragen doelstellingen, de aan die verrichtingen verbonden risico’s, het gebruik van de middelen die tot zijn beschikking zijn gesteld en de efficiëntie en doeltreffendheid van het systeem voor de interne controle. De interne controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag en van de andere verstrekte informatie. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 15 juni van elk jaar een samenvatting van het jaarlijkse activiteitenverslag van het voorgaande jaar voor.

1.

De Commissie stelt een rekenplichtige aan die belast is met:

  1. de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;

  2. het opstellen van de rekeningen en het afleggen van rekening en verantwoording overeenkomstig titel VIII;

  3. het voeren van de boekhouding van:

    1. de in artikel 15 bedoelde toewijzingen, met uitzondering van de investeringsfaciliteit en de rentesubsidies;

    2. de in artikel 70 bedoelde vastleggingen;

    3. de betalingen, ontvangsten en vorderingen;

  4. het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel overeenkomstig titel VIII;

  5. het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de gedelegeerde ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren;

  6. het beheer van de kasmiddelen.

De rekenplichtige is bevoegd om na te gaan of de in punt e) van de eerste alinea vermelde valideringscriteria zijn nageleefd.

2.

De rekenplichtige ontvangt van de gedelegeerde ordonnateur en de EIB, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, elk voor hun deel, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

1.

Voordat de rekeningen door de Commissie worden goedgekeurd, tekent de rekenplichtige ze af, waarmee hij verklaart dat hij een redelijke zekerheid heeft dat de rekeningen een getrouw beeld van de financiële situatie van het EOF geven.

Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat:

  1. de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de boekhoudregels, -methoden en -systemen die overeenkomstig deze verordening onder zijn verantwoordelijkheid zijn ingevoerd voor de rekeningen van het EOF;

  2. alle ontvangsten en uitgaven in de rekeningen zijn geboekt.

De gedelegeerde ordonnateur verstrekt alle informatie die de rekenplichtige voor de uitoefening van zijn functie nodig heeft.

De ordonnateur blijft volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hem beheerde middelen en de wettigheid en de regelmatigheid van de door hem beheerde uitgaven.

De rekenplichtige is bevoegd de ontvangen informatie te controleren en alle verdere controles uit te voeren die hij noodzakelijk acht om de rekeningen te kunnen aftekenen. Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehoud, waarbij hij de aard en de draagwijdte van het voorbehoud precies omschrijft.

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en aan kasmiddelen gelijkwaardige middelen. Hij is aansprakelijk voor de bewaring ervan.

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening kan de rekenplichtige voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden.

In het delegatiebesluit worden de aan de delegatieverkrijgers toevertrouwde taken omschreven.

1.

Met het oog op het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 37, leden 1 en 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, opent de rekenplichtige in voorkomend geval rekeningen bij financiële instellingen in de ACS-staten en de LGO, voor de betalingen in nationale valuta van de ACS-staten of in plaatselijke valuta van de LGO, en bij financiële instellingen in de lidstaten, voor de betalingen in euro en andere valuta’s.

2.

Deze financiële instellingen, die optreden als betalingsgemachtigden, voeren volgens de instructies van de rekenplichtige betalingen uit.

3.

In overeenstemming met artikel 37, lid 2, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst is over de deposito’s op rekeningen bij financiële instellingen in de ACS-staten en de LGO geen rente verschuldigd en ontvangen genoemde financiële instellingen geen vergoeding voor hun diensten.

In overeenstemming met artikel 1, lid 6, van het Intern Akkoord is over deposito’s op rekeningen bij financiële instellingen in de lidstaten rente verschuldigd. Die rente wordt gecrediteerd op een van in dat artikel bedoelde rekeningen.

De betrekkingen tussen de Commissie en de in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit bedoelde betalingsgemachtigden worden bij overeenkomst geregeld. Zodra deze overeenkomsten zijn ondertekend, wordt een exemplaar ervan ter informatie aan de Rekenkamer toegezonden.

1.

De Commissie schrijft van de overeenkomstig artikel 59, lid 3, geopende speciale rekeningen de bedragen over die nodig zijn voor het opbouwen van een tegoed op de krachtens artikel 44 op haar naam geopende rekeningen. Deze overschrijvingen worden verricht naargelang van de behoeften aan kasmiddelen in verband met de projecten en programma’s.

2.

De Commissie tracht de bedragen die van de in artikel 59, lid 3, eerste alinea, bedoelde speciale rekeningen worden afgeschreven zodanig te verdelen dat de verdeling van haar tegoeden tussen deze rekeningen overeenkomstig de verhouding waarin de lidstaten aan het EOF bijdragen, gehandhaafd blijft.

De handtekeningen van de personeelsleden van de Commissie die gemachtigd zijn tot het uitvoeren van verrichtingen voor rekening van het EOF, worden bij de betrokken banken neergelegd bij de opening van de rekeningen of, voor nadien gemachtigde personeelsleden, bij hun aanwijzing.

1.

Met het oog op het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 44 stelt de rekenplichtige een beheerder van gelden aan voor het verrichten van plaatselijke betalingen via de rekening van de betalingsgemachtigde.

2.

Beheerders van gelden worden gekozen uit ambtenaren of, zo nodig en slechts in gerechtvaardigde gevallen, uit andere personeelsleden.

1.

De aanstelling van de beheerder van gelden geschiedt bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur. In dit besluit wordt nadrukkelijk op de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de beheerder van gelden en de ordonnateur gewezen.

Deze inlichtingen behelzen ten minste:

  1. de regelmaat waarmee en wijze waarop de bewijsstukken moeten worden overgelegd;

  2. de te volgen procedure voor het opbouwen van een tegoed op de rekening van de betalingsgemachtigde;

  3. de geldigheidsduur van de machtiging die door de rekenplichtige aan de beheerder van gelden wordt verstrekt;

  4. de identiteit van de aangestelde beheerder van gelden.

De wijziging van het in de eerste alinea vermelde besluit geschiedt ook bij besluit van de rekenplichtige op een met redenen omkleed voorstel van de bevoegde ordonnateur.

2.

De beheerder van gelden kan na instructie van de rekenplichtige naar behoren goedgekeurde betalingen aan derde partijen uitvoeren binnen de grenzen van het resterende positieve saldo van de rekening van de betalingsgemachtigde bij de bank.

De rekenplichtige verricht de betaling waarmee middelen voor rekeningen van de betalingsgemachtigden worden verstrekt en oefent op deze rekeningen toezicht uit, ten aanzien van zowel de opening van bankrekeningen en de delegatie van ondertekeningsbevoegdheid, als de controles ter plaatse en in de gecentraliseerde boekhouding.

De tegoeden op de rekeningen van de betalingsgemachtigden kunnen rechtstreeks afkomstig zijn van diverse plaatselijke ontvangsten, zoals die welke voortvloeien uit:

  1. diverse vergoedingen,

  2. invorderingsopdrachten.

1.

Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de gedelegeerde en de gesubdelegeerde ordonnateurs te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd, tijdelijk of definitief van hun delegatie of subdelegatie worden ontheven.

2.

Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen kan de rekenplichtige te allen tijde door Commissie tijdelijk of definitief van zijn functies worden ontheven.

3.

Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de beheerders van gelden te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

1.

Het bepaalde in dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 51 genoemde financiële actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij personeelsleden of ambtenaren van de lidstaten betrokken zijn.

2.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 53 tot en met 56 van deze verordening, is elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut.

In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, wordt de aangelegenheid aan de bevoegde autoriteiten of organen voorgelegd.

De in artikel 52, lid 2, bedoelde verplichting voor de ordonnateur tot het betalen van schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer:

  1. de ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid de in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit Financieel Reglement vastgestelde bepalingen;

  2. de ordonnateur opzettelijk of door grove nalatigheid verzuimt een document op te stellen waarbij een schuldvordering wordt vastgesteld, verzuimt een inningsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, of een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de Commissie civiel aansprakelijk wordt jegens derden.

1.

Wanneer een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenende gezag. Indien het delegatieverlenende gezag vervolgens schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen.

2.

In geval van subdelegatie blijft de gedelegeerde ordonnateur binnen zijn diensten verantwoordelijk voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ingestelde interne systeem voor beheer en controle en de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur.

3.

De door de Commissie overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad ingestelde gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden is bevoegd om het bestaan van een financiële onregelmatigheid en de eventuele gevolgen ervan in het kader van het EOF vast te stellen. Wat het beheer van de middelen van het EOF door de Commissie betreft, wordt deze instantie ingeschakeld in de omstandigheden als bepaald in artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

Op grond van het advies van deze instantie neemt de Commissie een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Indien de instantie systeemgebonden problemen ontdekt, zendt zij de gedelegeerde ordonnateur, indien deze geen partij is, alsmede de interne controleur een verslag met aanbevelingen toe.

De rekenplichtige kan, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld in het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

  1. middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

  2. bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;

  3. invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;

  4. nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

De beheerder van gelden kan, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld in het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

  1. middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

  2. verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;

  3. aan een ander dan de rechthebbende betalen;

  4. nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

1.

Overeenkomstig artikel 7 van het Intern Akkoord wordt het maximum voor het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 2 en het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1 vastgesteld volgens de procedure die in de hiernavolgende leden 2 tot en met 7 wordt uiteengezet. De jaarlijkse bijdragen worden voldaan in drie tranches. Deze tranches worden vastgesteld volgens de procedure die in de leden 2 tot en met 7 wordt uiteengezet.

2.

De Commissie dient uiterlijk op 15 oktober van het jaar n een voorstel in, dat de volgende elementen omvat:

  • het maximum voor het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 2;

  • het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1;

  • het bedrag van de eerste tranche van de bijdrage voor het jaar n + 1.

De Raad neemt uiterlijk op 15 november van het jaar n een besluit over dit voorstel.

De lidstaten voldoen de eerste tranche van de bijdrage voor het jaar n + 1 uiterlijk op 21 januari van het jaar n + 1.

3.

De Commissie dient uiterlijk op 15 juni van het jaar n + 1 een voorstel in, dat de volgende elementen omvat:

  • het bedrag van de tweede tranche van de bijdrage voor het jaar n + 1;

  • een herzien jaarlijks bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1 dat is afgestemd op de werkelijke behoeften, indien het jaarlijks bedrag afwijkt van de werkelijke behoeften zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, van het Intern Akkoord.

De Raad neemt uiterlijk 21 kalenderdagen na de indiening van het voorstel door de Commissie een besluit over het voorstel.

De lidstaten voldoen de tweede tranche uiterlijk 21 kalenderdagen na de datum waarop het besluit van de Raad hen ter kennis is gebracht.

4.

Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB met betrekking tot het beheer en de verrichtingen van de investeringsfaciliteit, inclusief rentesubsidies, stelt de Commissie uiterlijk op 15 juni van het jaar n + 1 de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijks bedrag van de afroepen van de bijdragen die in het jaar n zijn gedaan en die in het jaar n + 1 en het jaar n + 2 zullen worden gedaan, en zij stelt de Raad hiervan in kennis. Bij deze bedragen voor het jaar n + 1 en het jaar n + 2 wordt uitgegaan van het vermogen om de voorgestelde middelen daadwerkelijk te besteden.

5.

De Commissie dient uiterlijk op 10 oktober van het jaar n + 1 een voorstel in, dat de volgende elementen omvat:

  • de derde tranche van het jaarlijks bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1;

  • een herzien jaarlijks bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1 dat is afgestemd op de werkelijke behoeften, indien het jaarlijkse bedrag afwijkt van de werkelijke behoeften zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, van het Intern Akkoord.

De Raad neemt uiterlijk 21 kalenderdagen na de indiening van het voorstel door de Commissie een besluit over het voorstel.

De lidstaten voldoen de derde tranche uiterlijk 21 kalenderdagen na de datum waarop het besluit van de Raad hen ter kennis is gebracht.

6.

De som van de tranches voor een specifiek jaar kan het jaarlijkse bedrag van de bijdrage dat voor het betrokken jaar is vastgesteld niet te boven gaan. Het jaarlijkse bedrag van de bijdrage kan het maximum dat voor het betrokken jaar is vastgesteld, niet te boven gaan. Het maximum kan uitsluitend overeenkomstig artikel 7, lid 4, van het Intern Akkoord worden verhoogd. Een eventuele verhoging van het maximum moet deel uitmaken van de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde voorstellen.

7.

Bij het maximum van het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor jaar n + 2, het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het jaar n + 1 en de tranches van de bijdragen wordt in overeenstemming met de artikelen 1 tot en met 5 het volgende vermeld:

  1. het bedrag dat door de Commissie worden beheerd, en

  2. het bedrag dat door de EIB worden beheerd, inclusief rentesubsidies.

1.

De door elke lidstaat te betalen tranches, bedoeld in artikel 57, worden zo vastgesteld dat zij evenredig zijn met de bijdragen van de betrokken lidstaat aan het EOF, zoals die in artikel 1, lid 2, van het Intern Akkoord zijn bepaald.

2.

Bij de verzoeken om bijdragen worden eerst in chronologische volgorde de bedragen opgebruikt voor vorige EOF’s.

1.

De bijdragen van de lidstaten luiden in euro.

2.

Elke lidstaat stort het bedrag van zijn bijdrage in euro.

3.

Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 57, lid 7, onder a), worden de bijdragen door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die onder de benaming „Commissie van de Europese Gemeenschappen — Europees Ontwikkelingsfonds” bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op de speciale rekeningen totdat zij nodig zijn voor betalingen zoals bedoeld in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 57, lid 7, onder b), worden de bijdragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 146 door elke lidstaat gecrediteerd.

De Commissie verleent in voorkomend geval alle passende technische bijstand ter uitvoering van de in artikel 57 bedoelde besluiten van de Raad.

1.

Indien een overeenkomstig dit artikel te betalen bijdragentranche niet voor de in artikel 57, leden 2 tot en met 5, vastgestelde uiterste datum is betaald, is de betrokken lidstaat over het niet-betaalde bedrag rente verschuldigd.

2.

De rente over de niet-betaalde bedragen wordt berekend tegen een percentage dat twee procentpunt hoger is dan het percentage dat door de Europese Centrale Bank op de eerste werkdag van de maand van de vervaldag op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C. Dit percentage wordt met 0,25 % per maand vertraging verhoogd.

De rente is verschuldigd voor de gehele duur van de vertraging en wordt berekend vanaf de eerste kalenderdag volgende op de uiterste datum voor de betaling van de desbetreffende tranche.

3.

Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 57, lid 7, onder a), wordt deze achterstandsrente op een van de in artikel 1, lid 6, van het Intern Akkoord bedoelde rekeningen gecrediteerd.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 57, lid 7, onder b), wordt deze achterstandsrente aan de Investeringsfaciliteit gecrediteerd.

Na het verstrijken van het financieel protocol in bijlage Ib bij de ACS-EG-overeenkomst wordt het gedeelte van de bijdragen dat de lidstaten nog verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 57, door de Commissie naargelang van de behoeften afgeroepen onder de in dit reglement vastgestelde voorwaarden.

1.

Elke handeling of situatie waardoor een schuldvordering van het EOF ontstaat of wordt gewijzigd, wordt voorafgegaan door een schuldvorderingsraming van de bevoegde ordonnateur.

2.

In afwijking van lid 1 wordt geen schuldvorderingsraming opgesteld voordat de lidstaten de in de artikelen 57 en 58 vastgestelde bedragen van hun bijdragen aan het EOF ter beschikking van de Commissie stellen. Voor deze middelen geeft de bevoegde ordonnateur een invorderingsopdracht af.

3.

Artikel 77 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van lid 1.

1.

De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur:

  1. het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;

  2. het bestaan en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;

  3. de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

2.

De ter beschikking van de Commissie te stellen middelen van het EOF en elke als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering wordt vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige, gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, welke beide worden opgesteld door de bevoegde ordonnateur.

3.

Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.

4.

Artikel 86 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de voorwaarden waaronder aan het EOF achterstandsrente verschuldigd is.

1.

De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld, in te vorderen.

2.

Onverminderd de verantwoordelijkheid van de ACS-staten of de LGO, kan de Commissie de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat een executoriale titel vormt onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 256 van het Verdrag.

3.

De artikelen 81 en 84 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van de leden 1 en 2.

1.

De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij is gehouden zorg te dragen voor het innen van de ontvangsten van het EOF en toe te zien op het behoud van de rechten van het EOF.

2.

De rekenplichtige gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van het EOF of de Gemeenschap wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op het EOF of de Gemeenschap heeft.

3.

Indien in het kader van de in titel VI bedoelde uitvoering in eigen beheer en indirect gedecentraliseerde activiteiten schuldvorderingen die het EOF op de nationale ordonnateur heeft, niet binnen de voorgeschreven termijnen worden geïnd, neemt de bevoegde ordonnateur alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke inning van de verschuldigde bedragen te bewerkstelligen, inclusief, in voorkomend geval, stopzetting van het gebruik van dit soort opdrachten voor die staat of dat LGO.

4.

Wanneer de gedelegeerde ordonnateur overweegt geheel of gedeeltelijk van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel. Het besluit wordt gemotiveerd. De ordonnateur kan dit besluit slechts delegeren overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

5.

De ordonnateur kan een vastgestelde schuldvordering annuleren of wijzigen.

6.

Voor vorderingen van het EOF op derden en vorderingen van derden op het EOF geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

7.

De artikelen 82 tot en met 85 en 87 tot en met 89 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van de leden 1 tot en met 6.

Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.

De vastlegging van een uitgave wordt voorafgegaan door een financieringsbesluit van de Commissie of de autoriteiten waaraan de Commissie bevoegdheden heeft gedelegeerd.

1.

De financiële vastlegging door de Commissie is de handeling waarbij de middelen worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis.

2.

Het aangaan van een juridische verbintenis door de Commissie is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur een verbintenis jegens derden doet ontstaan of constateert die tot een uitgave ten laste van het EOF kan leiden.

3.

De financiële vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan. Van deze regel kan in de volgende gevallen worden afgeweken:

  1. bij administratieve uitgaven van de Commissie in de zin van artikel 69, lid 3, waarvoor de financiële vastleggingen overeenkomstig artikel 69, lid 2, zijn verdeeld;

  2. bij globale vastleggingen die betrekking hebben op financieringsovereenkomsten in de zin van artikel 70, lid 3.

1.

Bij een individuele financiële vastlegging door de Commissie zijn de begunstigde en het bedrag van de uitgave bepaald.

Van een globale financiële vastlegging door de Commissie is sprake als ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, nog niet bepaald is.

2.

Financiële vastleggingen voor administratieve uitgaven van de Commissie mogen in jaartranches over verschillende begrotingsjaren worden verdeeld. Deze verdeling wordt in de bijbehorende juridische verbintenissen vermeld.

3.

Als administratieve uitgaven in de zin van artikel 68, lid 3, onder a), en van lid 2 van dit artikel worden beschouwd de uitgaven voor:

  1. andere personele middelen dan statutair personeel,

  2. opleiding,

  3. dienstreizen,

  4. representatie,

  5. vergaderingen,

  6. freelance tolken en/of vertalers,

  7. uitwisseling van ambtenaren,

  8. huur van roerende en onroerende goederen van terugkerende aard,

  9. diverse verzekeringen,

  10. schoonmaak en onderhoud,

  11. gebruik van telecommunicatiediensten,

  12. water, gas en elektriciteit,

  13. periodieke publicaties.

1.

De bevoegde ordonnateur verricht een financiële vastlegging voordat hij een juridische verbintenis van de Commissie met derden sluit.

2.

Aanleiding tot financiële vastleggingen van de Commissie zijn de financieringsbesluiten die de Commissie neemt overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit die haar machtigen om financiële steun te verlenen uit hoofde van het EOF.

3.

Juridische verbintenissen van de Commissie zijn:

  1. een financieringsovereenkomst tussen de Commissie, die namens de Gemeenschap optreedt, en de begunstigde ACS-staten of LGO of de door hen aangewezen organen;

  2. een contract of subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of de natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering ervan zijn belast.

4.

In elke financieringsovereenkomst, contract of subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiering uit middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Bij elke financiële vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

  1. de juistheid van de aanwijzing in de boekhouding;

  2. de beschikbaarheid van de middelen;

  3. de overeenstemming van de uitgave met de geldende bepalingen, in het bijzonder de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en dit reglement, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen zijn genomen;

  4. de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

Bij de registratie van een juridische verbintenis vergewist de ordonnateur zich van:

  1. de dekking van de verbintenis door de overeenkomstige financiële vastlegging;

  2. de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgaven met de geldende bepalingen, in het bijzonder de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en deze verordening, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen zijn genomen;

  3. de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

In het kader van het gecentraliseerde beheer en het gezamenlijke beheer van middelen van het EOF door de Commissie zijn op de vastlegging van uitgaven de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

1.

De juridische verbintenissen betreffende individuele financiële vastleggingen worden vóór 31 december van het jaar n door de Commissie gesloten, waarbij n het jaar is waarin de Commissie de individuele financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 68, lid 3.

2.

De globale financiële vastleggingen dekken in de regel de totale kosten van de bijbehorende individuele juridische verbintenissen die door de Commissie worden gesloten tot 31 december van het jaar n + 1, waarbij n het jaar is waarin de Commissie de globale financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 68, lid 3.

Bij de uitvoering van de in artikel 70, lid 3, onder a), bedoelde globale vastleggingen worden de bijbehorende individuele contracten en overeenkomsten evenwel uiterlijk drie jaar na de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst door de Commissie gesloten.

Individuele overeenkomsten die betrekking hebben op audit en evaluatie kunnen later worden gesloten. Aan reeds gesloten contracten toegevoegde clausules kunnen ook later worden gesloten.

Bij het verstrijken van de in lid 1 en in de eerste en de tweede alinea van dit lid bedoelde perioden wordt het niet-gebruikte saldo van deze financiële vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

1.

Elke individuele juridische verbintenis van de Commissie die volgt op een globale vastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de financiële boekhouding van het EOF ingeschreven ten laste van de globale financiële vastlegging.

2.

Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende financiële vastleggingen, behalve wanneer het gaat om de in artikel 69, lid 3, bedoelde administratieve uitgaven, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer wordt bepaald.

De delen van deze verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, worden vrijgemaakt, hetgeen leidt tot annulering van de betrokken kredieten.

De financiële vastlegging wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling is verricht, hetgeen leidt tot annulering van de betrokken kredieten.

3.

De bepalingen van lid 2 zijn van toepassing onverminderd de besluiten die de Raad uit hoofde van de artikelen 96 en 97 van de ACS-EG-overeenkomst zou kunnen nemen.

Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de artikelen 73, 74 en 75 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt zodra de juridische verbintenissen die de Commissie uit hoofde van het project ten aanzien van derden is aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen in de rekeningen van het EOF zijn geboekt.

In het kader van het gedecentraliseerd beheer van middelen van het EOF zijn op de vastlegging van uitgaven door de Commissie de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

1.

Financieringsovereenkomsten met begunstigde ACS-staten of LGO worden uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten, waarbij n het jaar is waarin de globale financiële vastlegging van de Commissie is goedgekeurd.

Indien de financieringsovereenkomst niet binnen de in de eerste alinea genoemde termijn wordt gesloten, worden de betrokken kredieten geschrapt.

2.

Voor de Commissie ontstaat een verplichting tot betaling uit de middelen van het EOF indien de in artikel 101, lid 3, bedoelde contracten, subsidieovereenkomsten en programmabestekken door de bevoegde ordonnateur worden goedgekeurd.

Het bedrag van elke individuele juridische verbintenis die volgt op een globale vastlegging en die door de bevoegde ordonnateur werd goedgekeurd, wordt door de ordonnateur vóór de ondertekening ter goedkeuring in de boekhouding van het EOF ingeschreven. Het bedrag wordt ingeschreven ten laste van de globale financiële vastlegging.

3.

De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing onverminderd de besluiten die de Raad uit hoofde van de artikelen 96 en 97 van de ACS-EG-overeenkomst zou kunnen nemen.

Overeenkomstig het in artikel 11 bedoelde beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van haar bevoegdheden, streeft de Commissie ernaar dat:

  1. de juridische verbintenissen waarmee de in artikel 78, lid 1, bedoelde financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, uiterlijk drie jaar na de datum van de sluiting van de bijbehorende financieringsovereenkomst worden gesloten. Individuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op controle en evaluatie, en aan reeds gesloten contracten toegevoegde clausules, kunnen later worden gesloten;

  2. een individuele financieringsverbintenis wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarmee een in artikel 78, lid 1, bedoelde financieringsovereenkomst ten uitvoer wordt gelegd en waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling is verricht.

Bij het verstrijken van de in de financieringsovereenkomsten vastgestelde termijn voor het sluiten van de in de eerste alinea, onder a), bedoelde juridische verbintenissen, wordt het niet-gebruikte saldo van de bijbehorende financiële vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde juridische verbintenissen zijn door de ACS-staat of het LGO, of zijn autoriteiten gesloten contracten, subsidieovereenkomsten of programmabestekken of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten gesloten contracten of subsidieovereenkomsten. Voor de toepassing van deze alinea neemt de Commissie in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO in de in artikel 78, lid 1, bedoelde financieringsovereenkomsten passende bepalingen op.

Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de artikelen 78 en 79 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt door de ACS-staat of het LGO, zijn autoriteiten en/of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten uit hoofde van het project ten aanzien van derden, zodra de juridische verbintenissen die werden aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen in de rekeningen van het EOF zijn geboekt.

1.

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

  1. het bestaan van de rechten van de crediteur verifieert;

  2. het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt of verifieert;

  3. de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.

2.

De artikelen 97 tot en met 101 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de betaalbaarstelling.

1.

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, na te hebben gecontroleerd dat de middelen beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht opdraagt het bedrag van de door hem betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.

2.

Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten, inclusief verhuurdiensten, of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van een risicoanalyse, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso’s.

3.

De artikelen 102 en 103 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

1.

Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de desbetreffende actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is. De betaling heeft betrekking op een van de volgende verrichtingen:

  1. betaling van het totale verschuldigde bedrag;

  2. betaling van de verschuldigde bedragen door middel van:

    1. een voorfinanciering, eventueel verdeeld in verschillende stortingen,

    2. een of meer tussentijdse betalingen,

    3. betaling van het saldo van het verschuldigde bedrag.

2.

In de boekhouding wordt onderscheid gemaakt tussen de in lid 1 genoemde soorten betalingen op het ogenblik waarop zij worden verricht.

3.

De artikelen 104 en 105 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing.

De rekenplichtige betaalt de uitgaven binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

De betalingen worden via de in artikel 44 bedoelde bankrekeningen verricht. De rekenplichtige stelt de voorschriften inzake opening, beheer en aanwending van deze rekeningen vast.

Deze voorschriften bepalen met name dat voor overschrijvingen en betalingen per bank de handtekening van twee naar behoren door de rekenplichtige gemachtigde personeelsleden vereist is.

Bij betalingen die door de beheerder van gelden worden uitgevoerd, vergewist de bevoegde ordonnateur zich ervan dat controles worden uitgevoerd vóór de uitvoering ervan.

1.

De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven worden afgewikkeld binnen een termijn van negentig dagen na de datum waarop de betaling verschuldigd wordt. Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór het verstrijken van deze termijn geeft de nationale of regionale ordonnateur opdracht tot betaling en stelt hij de bevoegde ordonnateur van de Commissie daarvan in kennis.

2.

Te laat betaalde crediteuren recht hebben op achterstandsrente overeenkomstig artikel 106 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

3.

Claims inzake betalingsachterstanden waarvoor overeenkomstig artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst de Commissie verantwoordelijk is, worden door de Commissie betaald met de middelen op de in artikel 1, lid 6, van het Intern Akkoord bedoelde rekening of rekeningen.

1.

Wanneer de ontvangsten en uitgaven met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht.

2.

De artikelen 107 en 108 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

De interne controleur van het EOF is de interne controleur van de Commissie. De interne controleur oefent zijn functie overeenkomstig de relevante internationale normen uit. Hij is jegens de Commissie verantwoordelijk voor de verificatie van de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de middelen van het EOF die de Commissie overeenkomstig artikel 2 beheert. De interne controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

1.

De interne controleur staat de Commissie bij in het beheersen van de risico’s door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

Hij is met name belast met:

  1. het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma’s en acties in relatie tot de ermee verbonden risico’s;

  2. het beoordelen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de interne controle- en auditsystemen die worden toegepast op de verrichtingen tot uitvoering van de middelen van het EOF.

2.

De interne controleur heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig ter plaatse, inclusief in de lidstaten en in derde landen.

3.

De interne controleur brengt aan de Commissie verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De Commissie zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De interne controleur dient tevens jaarlijks een intern controleverslag in bij de Commissie waarin het aantal en de soorten uitgevoerde controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg worden vermeld.

4.

De Commissie zendt het met de kwijting belaste gezag jaarlijks een verslag toe waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg.

5.

De artikelen 109 tot en met 115 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

1.

Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer economische subjecten en een of meer aanbestedende diensten in de zin van artikel 92 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de middelen van het EOF komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

  1. leveringen,

  2. de uitvoering van werken,

  3. dienstverlening.

2.

Raamovereenkomsten zijn overeenkomsten tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid. Zij vallen onder de bepalingen van deze titel met betrekking tot de gunningsprocedure, inclusief publiciteit.

1.

Aanbestedende diensten in de zin van deze titel zijn:

  1. de begunstigde ACS-staten of de door hen naar behoren gemachtigde organen, met inbegrip van officiële regionale organen, of hun vertegenwoordigers;

  2. de Commissie, voor de voor haar eigen rekening geplaatste opdrachten;

  3. de Commissie namens of voor rekening van een of meer begunstigde ACS-staten;

  4. organen naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die met één of meer ACS-staten of met de Commissie een financierings- of subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een programma of project hebben gesloten.

2.

De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vermeld in de in artikel 70, lid 3, genoemde financieringsovereenkomsten.

Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden en onder de in bijlage IV bij die overeenkomst gestelde voorwaarden neemt de Commissie de nodige maatregelen om internationale aanbestedingen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie en via internet.

1.

De voorwaarden voor deelname en de procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de ACS-staten gefinancierde operaties zijn omschreven in bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

De procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de LGO gefinancierde operaties zijn omschreven in de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

2.

De Commissie is verplicht de communautaire voorschriften inzake de plaatsing van opdrachten in acht te nemen wanneer zij de functie van aanbestedende dienst uitoefent voor de uitvoering van de humanitaire hulp en de spoedhulp in het kader van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit.

In de inschrijvingsdocumenten wordt een volledige, duidelijke en precieze omschrijving van het voorwerp van de opdracht gegeven en worden de uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria voor de opdracht vermeld.

1.

Van deelname aan een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die:

  1. in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens een nationale wettelijke of bestuursrechtelijke regeling;

  2. bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraal in het gedrang brengt;

  3. in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende dienst aannemelijk kan maken;

  4. niet hebben voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen overeenkomstig de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende dienst dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd;

  5. bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie, of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

  6. aan wie een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 99 is opgelegd.

De punten a) tot en met d) van de eerste alinea zijn niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

2.

De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren. Bij opdrachten van zeer geringe waarde mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van een dergelijke verplichting.

Met het oog op de juiste toepassing van lid 1 moet de gegadigde of inschrijver, wanneer de aanbestedende dienst hem daarom verzoekt:

  1. wanneer de gegadigde of inschrijver een juridische entiteit is, inlichtingen verstrekken over de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit;

  2. wanneer onderaanbesteding wordt overwogen, bewijzen dat de subcontractant niet in een van de in lid 1 bedoelde situaties verkeert.

3.

Artikel 133 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

Van gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure voor die opdracht:

  1. in een belangenconflict verkeren;

  2. valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

  3. in een van de in artikel 96, lid 1, bedoelde uitsluitingssituaties voor deze aanbestedingsprocedure verkeren.

Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden neemt de Commissie de nodige maatregelen om overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 een centrale gegevensbank op te richten waarin nadere gegevens worden opgenomen betreffende de gegadigden en de inschrijvers die zich, volgens de in bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst genoemde voorschriften, in een situatie bevinden op grond waarvan zij van de procedure voor de plaatsing van een opdracht voor door het EOF gefinancierde operaties uitgesloten zijn.

1.

Behoudens bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst kan de aanbestedende dienst administratieve of financiële sancties opleggen aan:

  1. gegadigden of inschrijvers die in de in artikel 97, punt b), bedoelde uitsluitingssituaties verkeren;

  2. contractanten van wie is vastgesteld dat zij ernstig zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit hoofde van opdrachten die onder het EOF vallen.

In alle gevallen dient de aanbestedende dienst de betrokken persoon eerst de gelegenheid te geven zijn opmerkingen te maken.

2.

De in lid 1 bedoelde sancties dienen evenredig te zijn aan de omvang van de opdracht en de ernst van de begane fouten en kunnen bestaan in:

  1. de uitsluiting van de gegadigde, inschrijver of contractant, gedurende een termijn van maximaal tien jaar van de uit het EOF gefinancierde opdrachten en subsidies, en/of

  2. financiële sancties ten laste van de gegadigde of inschrijver of van de contractant, zulks tot maximaal de waarde van de betrokken opdracht.

3.

Artikel 134 ter van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 is van overeenkomstige toepassing op de uit de middelen van het EOF gefinancierde opdrachten.

Deze titel regelt het eigen beheer en de indirect gedecentraliseerde activiteiten, bedoeld in artikel 24 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de financiële samenwerking met de LGO.

1.

Bij uitvoering in eigen beheer worden de projecten en programma’s rechtstreeks uitgevoerd door de overheidsdiensten van de betrokken ACS-staten.

De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van ontbrekende uitrusting en/of materieel en/of middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen die onderdaan zijn van de betrokken ACS-staat of van andere ACS-staten. De bijdrage van de Gemeenschap dekt slechts de kosten van aanvullende middelen en tijdelijke uitvoeringsuitgaven die uitsluitend verband houden met het betrokken project.

Het financiële beheer van een in eigen beheer uitgevoerd project overeenkomstig de eerste en de tweede alinea geschiedt door middel van lokale gelden ter goede rekening die worden beheerd door een lokale beheerder en een lokale rekenplichtige, waarvan de benoeming door de nationale of regionale ordonnateur vooraf moet worden goedgekeurd door de bevoegde ordonnateur van de Commissie.

2.

Bij uitvoering van indirect gedecentraliseerde activiteiten dragen de in artikel 92, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende diensten de met de uitvoering van de projecten of programma’s verbonden taken op aan publiekrechtelijke organen van de betrokken ACS-staten of aan privaatrechtelijke entiteiten die juridisch gescheiden zijn van de betrokken ACS-staten.

In dit geval zorgt het betrokken orgaan voor het beheer en de uitvoering van het project of programma in de plaats van de nationale of regionale ordonnateur. De aldus gedelegeerde taken kunnen de bevoegdheid omvatten om namens en voor rekening van de betrokken ACS-staten contracten te sluiten en als beheerder en toezichthouder over de werkzaamheden op te treden.

3.

Uitvoering in eigen beheer en indirect gedecentraliseerde activiteiten geschieden in de vorm van een programma van de uit te voeren acties en een raming van hun kosten, hierna „programmabestek” genoemd. Het programmabestek is een document waarin het programma van uit te voeren maatregelen, de vereiste materiële en personele middelen, het bijbehorende budget en de technische en administratieve voorschriften worden vastgesteld voor de gedecentraliseerde uitvoering van een project in een bepaalde tijd door middel van eigen beheer en eventueel door plaatsing van overheidsopdrachten en toekenning van subsidies.

Elk programmabestek wordt opgesteld door de in de derde alinea van lid 1 bedoelde lokale beheerder en lokale rekenplichtige in geval van eigen beheer of door het in lid 2 bedoelde orgaan in geval van indirect gedecentraliseerde activiteiten. Vervolgens wordt het goedgekeurd door de nationale of regionale ordonnateur en de bevoegde ordonnateur van de Commissie vóór de aanvang van de in het document vermelde activiteiten.

4.

Bij de uitvoering van de in lid 3 bedoelde programmabestekken dienen de procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies in overeenstemming te zijn met die welke zijn vermeld in de titel V respectievelijk titel VII.

5.

In de in artikel 70, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten wordt vermeld of het gaat om uitvoering in eigen beheer of van indirect gedecentraliseerde activiteiten.

Bij uitvoering van indirect gedecentraliseerde activiteiten sluit de in artikel 92, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende dienst een delegatieovereenkomst wanneer uitvoeringstaken worden toevertrouwd aan een publiekrechtelijk orgaan van de betrokken ACS-staten of een privaatrechtelijke entiteit met een openbare dienstverleningstaak. Wanneer die taken worden toevertrouwd aan een privaatrechtelijke entiteit, wordt een dienstenovereenkomst gesloten. De Commissie ziet erop toe dat in de delegatieovereenkomst of de dienstenovereenkomst het volgende wordt vermeld:

  1. passende voorschriften betreffende de controle van het gebruik van de EOF-middelen door de Commissie, OLAF, de nationale of regionale ordonnateur, alsook de Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de betrokken ACS-staten;

  2. een duidelijke omschrijving en exacte afbakening van de bevoegdheden die aan het betrokken orgaan worden gedelegeerd en van de bevoegdheden die de nationale of regionale ordonnateur behoudt;

  3. de procedures die moeten worden nageleefd bij de uitoefening van de aldus gedelegeerde bevoegdheden, zoals de selectie van de te financieren acties, de aanbesteding van de opdrachten en de controle over de werkzaamheden;

  4. de mogelijkheid tot herziening achteraf en tot oplegging van financiële sancties, indien de toekenning van subsidies en gunning van opdrachten door het betrokken orgaan niet in overeenstemming zijn met de onder c), bedoelde procedures;

  5. een doeltreffend en efficiënt systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige;

  6. een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de middelen van het EOF mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van het EOF wordt weergegeven.

1.

Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de middelen van het EOF, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

  1. een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een doelstelling in het kader van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit, of in het kader van een overeenkomstig de bepalingen hiervan vastgesteld programma of project;

  2. de werking van een instelling die een dergelijke doelstelling nastreeft.

Zij zijn het voorwerp van een schriftelijke overeenkomst of van een besluit van de Commissie waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de succesvolle aanvrager.

2.

Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

  1. de in artikel 70, lid 3, onder a), bedoelde financieringsovereenkomsten;

  2. de in titel V bedoelde overheidsopdrachten en uitvoering in eigen beheer als bedoeld in titel VI;

  3. de door de EIB beheerde leningen, garanties, participaties, contracten, rentesubsidies en andere financiële steunverlening;

  4. de directe of indirecte begrotingssteun en de steun uit hoofde van schuldverlichting of ondersteuning van de exportopbrengsten in geval van schommelingen op korte termijn;

  5. de betalingen aan organen waaraan door de Commissie overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 25 tot 28 uitvoeringstaken zijn gedelegeerd of in het kader van het in artikel 29 bedoelde gezamenlijke beheer.

3.

De artikelen 160 tot en met 184 bis (titel VI „Subsidies”) en artikel 253 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op deze titel.

1.

Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

  1. terugbetaling van een bepaald percentage van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

  2. vaste bedragen;

  3. forfaitaire financiering;

  4. een combinatie van de onder a), b), en c) genoemde vormen.

2.

Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen.

1.

Op subsidies zijn het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling van toepassing.

Subsidies mogen niet cumulatief zijn of met terugwerkende kracht worden toegekend en er moet sprake zijn van medefinanciering.

De subsidie mag in geen geval meer bedragen dan de gecumuleerde, totale, volgens de subsidieovereenkomst voor financiering in aanmerking komende kosten.

2.

De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert.

Lid 2 is niet van toepassing op:

  1. aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks- of opleidingsbeurzen;

  2. naar aanleiding van prijsvragen toegekende prijzen;

  3. acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten te genereren.

1.

Jaarlijks wordt een subsidieprogramma vastgesteld dat aan het begin van het jaar bekend wordt gemaakt.

Dat jaarlijks werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien er gezien de kenmerken van de begunstigde of van de actie, voor een bepaalde actie geen andere keuze is of indien in de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit is bepaald dat de begunstigde een subsidie ontvangt.

Voor de hulp in crisissituaties en de humanitaire hulp is de eerste alinea niet van toepassing.

2.

Jaarlijks wordt een overzicht gepubliceerd van alle in de loop van het begrotingsjaar toegekende subsidies, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen inzake vertrouwelijkheid en veiligheid.

1.

Voor elke actie kan slechts één subsidie ten laste van de middelen van het EOF aan eenzelfde begunstigde worden toegekend.

2.

Aan een begunstigde kan per begrotingsjaar slechts één exploitatiesubsidie uit de middelen van het EOF worden toegekend.

De aanvrager stelt de ordonnateurs onmiddellijk ervan in kennis wanneer voor dezelfde actie of hetzelfde werkprogramma meer dan één aanvraag is gedaan en meer dan één subsidie is toegekend.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de middelen van het EOF gefinancierd.

1.

Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de toekenning van de subsidie.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende kosten evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen of indien de uitgaven noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en de humanitaire operaties, zulks onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit.

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

2.

Een subsidie voor huishoudelijke uitgaven wordt binnen zes maanden na het begin van het begrotingsjaar van de begunstigde toegekend. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het begrotingsjaar van de begunstigde zijn gedaan.

Subsidiëring van een actie mag niet dienen tot volledige financiering van de kosten van de actie, tenzij dat noodzakelijk blijkt voor de uitvoering ervan.

Subsidiëring van huishoudelijke uitgaven mag niet dienen tot volledige financiering van de huishoudelijke uitgaven van de begunstigde organisatie.

1.

Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend.

2.

Voor toekenning komen in aanmerking subsidieaanvragen die worden ingediend door:

  1. rechtspersonen; subsidieaanvragen kunnen voor toekenning in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits de vertegenwoordigers van die entiteiten bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij financieel aansprakelijk zijn;

  2. natuurlijke personen, voor zover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen.

3.

Subsidies mogen niet worden toegekend aan aanvragers die zich ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een van de in artikel 96, lid 1, en artikel 97 en artikel 99, lid 2, onder a), bedoelde uitsluitingssituaties bevinden.

De aanvragers tonen aan dat zij niet in een van de in de eerste alinea bedoelde situaties verkeren. Bij subsidies van zeer geringe waarde mag de ordonnateur echter afzien van het opleggen van een dergelijke verplichting.

4.

De ordonnateur kan de aanvrager doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

Deze sancties kunnen ook worden opgelegd aan begunstigden die ten tijde van de indiening van de aanvraag of tijdens de uitvoering van de subsidie valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen of die nalaten deze inlichtingen te verstrekken.

Artikel 99 is van overeenkomstige toepassing.

1.

Aan de hand van de selectiecriteria wordt beoordeeld of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.

2.

Aan de hand van de vooraf in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakte toekenningscriteria wordt de kwaliteit van de ingediende voorstellen beoordeeld in het licht van de doelstellingen en prioriteiten.

1.

De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.

2.

De bevoegde ordonnateur stelt vervolgens op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie de lijst van de begunstigden en de aangehouden bedragen vast.

3.

De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt hij de redenen voor de verwerping van de aanvraag mede, met name in het licht van de reeds bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria.

Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico’s, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de door de begunstigde gemaakte kosten.

De bevoegde ordonnateur kan, wanneer zulks passend en evenredig wordt geoordeeld, van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s te beperken.

1.

Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de Commissie de eindverslagen en -rekeningen heeft aanvaard, onverminderd latere controles door de Commissie.

2.

Indien de begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort; zij kan vervolgens worden verlaagd of ingetrokken, nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren.

1.

Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, worden de procedures volgens communautaire regels voor het plaatsen van opdrachten die van toepassing zijn op de samenwerking met derde landen, in de in artikel 103, lid 1, bedoelde subsidieovereenkomsten vermeld.

2.

Wanneer voor de uitvoering van de actie financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde van een subsidie dergelijke financiële steun verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de financiële steun is niet het primaire doel van de actie;

  2. de voorwaarden voor de toekenning van deze steun zijn nauwkeurig in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie vastgelegd, zonder discretionaire bevoegdheid;

  3. de betrokken bedragen zijn klein.

3.

In alle subsidiebesluiten of subsidieovereenkomsten wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiële steun uit de middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Bij gedecentraliseerd beheer als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 tracht de Commissie bij de begunstigde ACS-staten en LGO een beheer te bevorderen waarbij bepalingen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van deze titel.

1.

De Commissie stelt uiterlijk op 31 juli van elk jaar de rekeningen van het EOF op, waarin de financiële situatie op 31 december van het afgelopen jaar wordt beschreven. De rekeningen van het EOF omvatten:

  1. de in artikel 122 bedoelde financiële staten;

  2. de in artikel 123 bedoelde staten van de financiële uitvoering;

  3. de door de EIB verstrekte financiële staten en informatie als bedoeld in artikel 149, lid 2.

2.

De rekeningen van het EOF gaan vergezeld van een verslag over het financieel beheer van het begrotingsjaar, dat een getrouwe uiteenzetting bevat over:

  1. de verwezenlijking van de doelstellingen van het begrotingsjaar overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;

  2. de financiële situatie en de gebeurtenissen die een belangrijke invloed hebben gehad op de activiteiten van het begrotingsjaar.

De rekeningen zijn regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig. Zij geven een getrouw beeld van:

  1. wat de financiële staten betreft, de activa, de passiva, de lasten en baten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, alsmede de kasstromen;

  2. wat de staten van de financiële uitvoering betreft, de elementen van de uitvoering van het EOF aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde.

De in artikel 122 bedoelde financiële staten worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen:

  1. continuïteit van de activiteiten,

  2. voorzichtigheid,

  3. bestendigheid van de boekhoudmethoden,

  4. vergelijkbaarheid van de informatie,

  5. relatief belang,

  6. niet-compensatie,

  7. voorrang van werkelijkheid boven schijn,

  8. periodetoerekening per begrotingsjaar.

1.

Volgens het beginsel van de periodetoerekening worden in de in artikel 122 bedoelde financiële staten de lasten en baten van het begrotingsjaar opgenomen, ongeacht de datum van betaling of inning.

2.

De waarde van de actief- en passiefbestanddelen wordt bepaald volgens de waarderingsregels die zijn vastgesteld in de in artikel 129 bedoelde boekhoudmethoden.

1.

De financiële staten worden voorbereid door de rekenplichtige en zijn uitgedrukt in miljoen euro. Zij omvatten:

  1. de financiële balans, die de vermogenssituatie en de financiële situatie, alsook het economisch resultaat van het EOF op 31 december van het afgelopen jaar weergeeft; de balans wordt ingericht volgens de structuur die is vastgesteld in de richtlijnen van het Europees Parlement de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de activiteiten van het EOF;

  2. de tabel van de kasstromen, die de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar en de eindstand weergeeft, en een staat van de veranderingen van het eigen vermogen met betrekking tot het afgelopen begrotingsjaar;

  3. een staat van de vorderingen van het EOF, waarin worden vermeld:

    1. de aan het begin van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen,

    2. de in de loop van het begrotingsjaar vastgestelde vorderingen,

    3. de in de loop van het begrotingsjaar geïnde vorderingen,

    4. de annuleringen van vastgestelde vorderingen,

    5. de aan het einde van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen.

2.

De bijlage bij de financiële staten vult de in de in lid 1 bedoelde staten opgenomen informatie aan, licht deze toe en verstrekt alle door de internationaal aanvaarde boekhoudpraktijk voorgeschreven aanvullende gegevens wanneer die relevant zijn voor de activiteiten van het EOF.

1.

De staten van de financiële uitvoering, welke door de bevoegde ordonnateur samen met de rekenplichtige worden voorbereid, worden in miljoen euro uitgedrukt: Zij omvatten:

  1. de resultatenrekening van de financiële uitvoering, die een samenvatting is van de financiële verrichtingen in het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde;

  2. de bijlage bij de resultatenrekening van de financiële uitvoering, die de daarin gegeven informatie aanvult en toelicht.

2.

De resultatenrekening van de financiële uitvoering omvat de volgende tabellen:

  1. een tabel waarin de ontwikkeling van de in de bijlage vermelde toewijzingen tijdens het afgelopen begrotingsjaar wordt beschreven;

  2. een tabel waarin per toewijzing het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen tijdens het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld;

  3. tabellen waarin per toewijzing, land, gebied, regio of subregio het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen van het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld.

De rekenplichtige zendt het ontwerp van de rekeningen uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar toe aan de Rekenkamer.

De rekenplichtige doet uiterlijk op 30 april van het volgende begrotingsjaar het verslag van het financieel beheer van het begrotingsjaar als bedoeld in artikel 118, lid 2, toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

1.

Uiterlijk op 15 juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen wat betreft het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzekert overeenkomstig artikel 2, teneinde de Commissie in de gelegenheid te stellen de correcties aan te brengen die nodig worden geacht om de definitieve rekeningen op te stellen.

2.

De rekenplichtige stelt de definitieve rekeningen op, die vergezeld gaan van een door hem opgestelde nota, waarin hij verklaart dat de rekeningen werden opgesteld overeenkomstig titel VIII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

3.

De Commissie keurt de definitieve rekeningen goed en zendt deze uiterlijk op 31 juli van het volgende begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

4.

De definitieve rekeningen worden tegen 15 november van het volgende begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 2 de financiële uitvoering verzekert.

1.

De Commissie en de EIB zien, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, toe op het gebruik van de EOF-steun door de ACS-staten, de LGO of andere begunstigden, alsook op de uitvoering van de door het EOF gefinancierde projecten en letten daarbij met name op de in de artikelen 55 en 56 van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde doelstellingen en de overeenkomende bepalingen van het LGO-besluit.

2.

De EIB houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de uit de middelen van het EOF gefinancierde projecten die zij beheert, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld in de operationele richtsnoeren van de investeringsfaciliteit.

3.

De Commissie en de EIB verschaffen het Comité van het EOF informatie over de operationele besteding, op het niveau van de in de bijlage vermelde nationale en regionale toewijzingen, van de middelen van het EOF. Deze informatie betreft ook de projecten en programma’s die uit hoofde van de investeringsfaciliteit worden gefinancierd. Deze informatie wordt door de Commissie aan de Rekenkamer medegedeeld overeenkomstig artikel 11, leden 5 en 7, van het Intern Akkoord.

1.

De boekhouding is een systeem van ordening van de financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren.

2.

De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een financiële boekhouding. Deze boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

3.

Aan het einde van het begrotingsjaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en de financiële boekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de in hoofdstuk 1 bedoelde rekeningen.

4.

De leden 2 en 3 vormen geen beletsel voor de gedelegeerde ordonnateur om een analytische boekhouding te voeren.

De rekenplichtige controleert en boekt de overmakingen en andere ontvangsten van de lidstaten.

1.

De rekenplichtige stelt de toepasselijke boekhoudregels en -methoden vast. Na raadpleging van de gedelegeerde ordonnateur stelt hij het rekeningstelsel op dat wordt toegepast voor de EOF-verrichtingen.

Hierbij gaat de rekenplichtige uit van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de openbare sector. Hij mag evenwel van deze normen afwijken als de bijzondere aard van de EOF-activiteiten dat wettigt.

2.

De boekingen worden verricht overeenkomstig het rekeningstelsel. De nomenclatuur van het rekeningstelsel brengt een duidelijke scheiding aan tussen de algemene boekhouding en de financiële boekhouding. Het rekeningstelsel wordt meegedeeld aan de Rekenkamer.

De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, de gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van het EOF, waarvan de saldi de balans van het EOF vormen.

1.

Alle verrichtingen per rekening en de saldi worden in de boekhouding geregistreerd.

2.

Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.

3.

Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk alle boekingen terug te vinden.

De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van aflegging van rekening en verantwoording de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor het begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een regelmatige, getrouwe en juiste opmaak van de rekeningen.

1.

De financiële boekhouding maakt het mogelijk de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in detail te registreren.

In deze boekhouding worden alle handelingen geregistreerd met betrekking tot:

  1. de toewijzingen;

  2. de vastleggingen;

  3. de betalingen, de vastgestelde vorderingen en de inningen van het begrotingsjaar, voor het volledige bedrag en zonder onderlinge verrekening.

2.

Wanneer vastleggingen, betalingen en vorderingen in nationale valuta zijn uitgedrukt, maakt het boekhoudsysteem, ingeval dat nodig is, het mogelijk deze zowel in nationale valuta als in euro te boeken.

3.

De in artikel 70 bedoelde vastleggingen worden in euro geboekt voor de waarde van de door de Commissie genomen financieringsbesluiten.

De in artikel 78, lid 2, bedoelde vastleggingen worden in euro geboekt voor de tegenwaarde van de opdrachten, subsidieovereenkomsten en programmabestekken. Bij de vaststelling van deze tegenwaarde wordt eventueel rekening gehouden met voorzieningen voor:

  1. vergoeding van terugvorderbare kosten, op overlegging van bewijsstukken;

  2. prijsherziening en onverwachte gebeurtenissen, als omschreven in de door het EOF gefinancierde contracten;

  3. wisselkoersschommelingen.

4.

Alle boekhoudstukken die betrekking hebben op de uitvoering van een vastlegging worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het in artikel 142 bedoelde besluit tot kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar waarin de vastlegging boekhoudkundig werd afgesloten.

De uit de middelen van het EOF gefinancierde operaties die overeenkomstig artikel 3 door de EIB worden beheerd, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures waarin het statuut van de EIB voorziet voor al haar verrichtingen. De wijze waarop deze controle door de Rekenkamer wordt verricht, wordt vastgesteld in de tripartiete overeenkomst. De bepalingen ter zake worden door de EIB, de Commissie en de Rekenkamer overeengekomen in de vigerende overeenkomst, in een herziene overeenkomst of in een andere overeenkomst die in de plaats zou komen van de bestaande.

Over de uit de middelen van het EOF gefinancierde verrichtingen die overeenkomstig artikel 2 door de Commissie worden beheerd, oefent de Rekenkamer haar bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

1.

De Commissie stelt de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van deze verordening heeft genomen.

2.

De Rekenkamer wordt in kennis gesteld van de aanwijzing van ordonnateurs, interne controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden, alsmede van financiële delegaties krachtens de artikelen 17, 39, 43, 48 en 89.

1.

In het kader van de samenwerking met de ACS-staten onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van het Verdrag, de ACS-EG-overeenkomst, het Intern Akkoord, dit reglement en alle besluiten tot uitvoering ervan.

In het kader van de samenwerking met de LGO onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van het Verdrag, het LGO-besluit, het Intern Akkoord, dit reglement en alle andere besluiten die van toepassing zijn.

2.

Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in artikel 138, leden 4 en 5, vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de diensten of organen die betrokken zijn bij de uit de middelen van het EOF gefinancierde of medegefinancierde operaties. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die de bedoelde diensten en organen zijn toegekend.

Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van haar taak, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de financiële uitvoering door of voor rekening van de Commissie worden uitgevoerd.

Op verzoek van de Rekenkamer geeft de Commissie de financiële instellingen die houder zijn van tegoeden van het EOF toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.

Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de Commissie en de autoriteiten waarop deze verordening van toepassing is, de namen mede van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten.

De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten.

1.

De Commissie, de organen die ontvangsten of uitgaven namens het EOF beheren, alsook de eindbegunstigden van uit middelen van het EOF verrichte betalingen, verlenen de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekken haar alle inlichtingen die zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houden ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van opdrachten en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven, alle inventarislijsten en alle organogrammen van de diensten welke de Rekenkamer voor de controle van het verslag over het resultaat van de financiële uitvoering aan de hand van stukken of ter plaatse nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De eerste alinea geldt tevens voor de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de middelen van het EOF ten goede komen.

2.

De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

  1. hun kas te openen, en hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;

  2. inzage te geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in lid 1 bedoelde controle. Om mededeling van de in de eerste zin van dit lid bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

3.

De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de ontvangsten en uitgaven van het EOF die bij de diensten van de Commissie berusten te verifiëren.

4.

De controle van de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van de als subsidie ontvangen middelen van het EOF door niet onder de Commissie ressorterende organen.

5.

Een financiering uit de middelen van het EOF waarvan de begunstigde niet onder de Commissie ressorteert, mag slechts worden toegekend mits de begunstigden, of indien zij zulks verzuimen, de contractanten en subcontractanten, schriftelijk de controle van de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen aanvaarden.

6.

Het gebruik van geïntegreerde informatiesystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.

7.

De nationale controleautoriteiten van de ACS-staten worden aangemoedigd deel te nemen aan het werk van de Rekenkamer.

1.

Voor het jaarverslag van de Rekenkamer gelden de bepalingen van dit artikel.

2.

De Rekenkamer doet uiterlijk op 15 juni aan de Commissie de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk. De Commissie zendt haar antwoorden uiterlijk op 15 oktober aan de Rekenkamer.

3.

Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.

4.

De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerkingen van algemene aard toevoegen.

5.

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de Commissie op haar opmerkingen onmiddellijk na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd.

6.

De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de Commissie uiterlijk op 15 november toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de Commissie, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1.

De Rekenkamer deelt aan de Commissie alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk.

De Commissie beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele commentaar op deze opmerkingen mede te delen.

De Rekenkamer stelt in de daaropvolgende maand de definitieve tekst van het betrokken speciaal verslag vast.

2.

De in lid 1 bedoelde speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de Commissie onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

Indien de Rekenkamer besluit sommige van haar speciale verslagen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, laat zij deze vergezeld gaan van de antwoorden van de Commissie.

3.

De Rekenkamer kan op verzoek van een van de andere instellingen advies uitbrengen over met het EOF verband houdende aangelegenheden.

Samen met het in artikel 139 bedoelde jaarverslag legt de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

1.

Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar n, die zij overeenkomstig artikel 2 beheert.

2.

Indien de in lid 1 bedoelde datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moest worden uitgesteld.

3.

Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.

1.

Het kwijtingsbesluit betreft de in artikel 118 bedoelde rekeningen van het EOF, behalve het deel dat door de EIB overeenkomstig artikel 149, lid 2, is verstrekt.

2.

Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de in artikel 118 bedoelde rekeningen. Het Europees Parlement onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de Commissie en de speciale verslagen van de Rekenkamer met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

3.

De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor de controle van de uitvoering van de middelen van het EOF van het betrokken begrotingsjaar die zij overeenkomstig artikel 2 beheert.

De toegang tot en de behandeling van vertrouwelijke informatie geschieden met inachtneming van de grondrechten, de bescherming van het zakengeheim, de bepalingen inzake gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures en de belangen van de Gemeenschap.

1.

De Commissie stelt alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

2.

Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de Commissie verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies aan haar diensten die met de financiële uitvoering van de middelen van het EOF zijn belast. Dit verslag wordt ook toegezonden aan de Rekenkamer.

3.

Het kwijtingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

TITEL I ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Deze verordening regelt de vaststelling en de financiële uitvoering van de middelen van het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (hierna „EOF” genoemd) en de indiening en controle van de rekeningen.

1.

De Commissie neemt de in artikel 57 van de ACS-EG-overeenkomst en in het LGO-besluit omschreven verantwoordelijkheden van de Gemeenschap op zich.

Daartoe draagt zij zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met de middelen van het EOF die in de vorm van niet-terugvorderbare steun worden toegekend, met uitzondering van rentesubsidies, en verricht zij de betalingen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.

Bij de toepassing van deze verordening handelt de Commissie op eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen van de toegekende middelen.

Namens de Gemeenschap beheert de Europese Investeringsbank (EIB) de investeringsfaciliteit, alsmede de rentesubsidies, en voert zij de desbetreffende verrichtingen uit overeenkomstig de voorschriften van deel II. Hierbij handelt de EIB uit naam en voor risico van de Gemeenschap.

De EIB zorgt voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de middelen van het EOF.

Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de financiële uitvoering van de door de Commissie beheerde middelen van het EOF. Deze bepalingen mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij voor de Commissie verplichtingen meebrengen voor de financiële uitvoering van de door de EIB beheerde middelen van het EOF.

1.

Tenzij anders vermeld, worden verwijzingen in dit reglement naar ACS-staten geacht ook betrekking te hebben op organen of hun vertegenwoordigers als omschreven in de artikelen 13 en 14 in bijlage IX bij de ACS-EG-overeenkomst, die zij naar behoren hebben gemachtigd tot uitoefening van hun verantwoordelijkheden in het kader van die overeenkomst.

2.

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 1

Deze verordening regelt de vaststelling en de financiële uitvoering van de middelen van het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (hierna „EOF” genoemd) en de indiening en controle van de rekeningen.

Artikel 2

1.

De Commissie neemt de in artikel 57 van de ACS-EG-overeenkomst en in het LGO-besluit omschreven verantwoordelijkheden van de Gemeenschap op zich.

Daartoe draagt zij zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met de middelen van het EOF die in de vorm van niet-terugvorderbare steun worden toegekend, met uitzondering van rentesubsidies, en verricht zij de betalingen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.

Bij de toepassing van deze verordening handelt de Commissie op eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen van de toegekende middelen.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

TITEL II BEGINSELEN VAN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 6

HOOFDSTUK 1 Beginsel van financiële getrouwheid

Artikel 7
Artikel 8

HOOFDSTUK 2 Rekeneenheidsbeginsel

Artikel 9

HOOFDSTUK 3 Specialiteitsbeginsel

Artikel 10

HOOFDSTUK 4 Beginsel van goed financieel beheer

Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13

HOOFDSTUK 5 Transparantiebeginsel

Artikel 14

TITEL III MIDDELEN EN BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN

HOOFDSTUK 1 Samenstelling van de middelen van het EOF

Artikel 15
Artikel 16

TITEL IV UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19

HOOFDSTUK 2 Wijze van uitvoering

Afdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 20
Afdeling 2 Gedecentraliseerd beheer
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24
Afdeling 3 Gecentraliseerd beheer
Artikel 25
Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Afdeling 4 Gezamenlijk beheer met internationale organisaties
Artikel 29

HOOFDSTUK 3 Financiële actoren

Artikel 30
Afdeling 1 Beginsel van scheiding van functies
Artikel 31
Afdeling 2 Ordonnateur
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34
Artikel 35
Artikel 36
Artikel 37
Artikel 38
Afdeling 3 Rekenplichtige
Artikel 39
Artikel 40
Artikel 41
Artikel 42
Artikel 43
Afdeling 4 Betalingsgemachtigden
Artikel 44
Artikel 45
Artikel 46
Artikel 47
Afdeling 5 Beheerder van gelden
Artikel 48
Artikel 49
Artikel 50 Opbouwen van een tegoed op de lokale bankrekeningen

HOOFDSTUK 4 Verantwoordelijkheid van de financiële actoren

Afdeling 1 Algemene regels
Artikel 51
Artikel 52
Afdeling 2 Regels betreffende de ordonnateurs
Artikel 53
Artikel 54
Afdeling 3 Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden
Artikel 55
Artikel 56

HOOFDSTUK 5 Ontvangsten

Afdeling 1 Terbeschikkingstelling van de middelen van het EOF
Artikel 57
Artikel 58
Artikel 59
Artikel 60
Artikel 61
Afdeling 2 Raming van schuldvorderingen
Artikel 62
Afdeling 3 Vaststelling van schuldvorderingen
Artikel 63
Afdeling 4 Invorderingsopdracht
Artikel 64
Afdeling 5 Invordering
Artikel 65

HOOFDSTUK 6 Uitgaven

Afdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 66
Afdeling 2 Vastlegging
Artikel 67
Artikel 68
Artikel 69
Artikel 70
Artikel 71
Artikel 72
Afdeling 3 Vastlegging van uitgaven en gecentraliseerd of gezamenlijk beheer
Artikel 73
Artikel 74
Artikel 75
Artikel 76
Afdeling 4 Vastlegging van uitgaven en gedecentraliseerd beheer
Artikel 77
Artikel 78
Artikel 79
Artikel 80
Afdeling 5 Betaalbaarstelling
Artikel 81
Afdeling 6 Betalingsopdracht
Artikel 82
Afdeling 7 Betaling van de uitgaven
Artikel 83
Artikel 84
Artikel 85
Artikel 86
Afdeling 8 Termijnen van de uitgavenverrichtingen
Artikel 87

HOOFDSTUK 7 Computersystemen

Artikel 88

HOOFDSTUK 8 Interne controleur

Artikel 89
Artikel 90

TITEL V OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Afdeling 1 Toepassingsgebied en gunningsbeginselen
Artikel 91
Artikel 92
Afdeling 2 Bekendmaking
Artikel 93

HOOFDSTUK 2 Aanbestedingsprocedures

Artikel 94
Artikel 95
Artikel 96
Artikel 97
Artikel 98
Artikel 99

TITEL VI EIGEN BEHEER EN INDIRECT GEDECENTRALISEERDE ACTIVITEITEN

Artikel 100

Artikel 101

Artikel 102

TITEL VII SUBSIDIES

HOOFDSTUK I Toepassingsgebied en vorm van subsidies

Artikel 103
Artikel 104

HOOFDSTUK 2 Beginselen

Artikel 105
Artikel 106
Artikel 107
Artikel 108
Artikel 109

HOOFDSTUK 3 Toekenningsprocedure

Artikel 110
Artikel 111
Artikel 112

HOOFDSTUK 4 Betaling en controle

Artikel 113
Artikel 114
Artikel 115

HOOFDSTUK 5 Uitvoering

Artikel 116
Artikel 117

TITEL VIII REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING

HOOFDSTUK 1 Rekening en verantwoording

Artikel 118
Artikel 119
Artikel 120
Artikel 121
Artikel 122
Artikel 123
Artikel 124
Artikel 125

HOOFDSTUK 2 Informatie over de uitvoering van de middelen van het EOF

Artikel 126

HOOFDSTUK 3 Boekhouding

Artikel 127
Artikel 128
Artikel 129
Artikel 130
Artikel 131
Artikel 132
Artikel 133

TITEL IX EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 134

HOOFDSTUK 2 Externe controle

Artikel 135
Artikel 136
Artikel 137
Artikel 138
Artikel 139
Artikel 140
Artikel 141

HOOFDSTUK 3 Kwijting

Artikel 142
Artikel 143
Artikel 144

DEEL TWEE SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE EIB BEHEERDE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 145

Artikel 146

Artikel 147

Artikel 148

Artikel 149

Artikel 150

Artikel 151

Artikel 152

DEEL DRIE OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I OVERGANGSBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Overdracht van restbedragen van eerdere EOF’s

Artikel 153
Artikel 154

HOOFDSTUK 2 Resterende saldi van eerdere EOF’s

Artikel 155

HOOFDSTUK 3 Voorschriften betreffende de uitvoering van eerdere EOF’s

Artikel 156

HOOFDSTUK 4 Overgangsperiode

Artikel 157
Artikel 158

TITEL II SLOTBEPALINGEN

Artikel 159