Home

Verordening (EG) nr. 545/2007 van de Commissie van 16 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2007-30 juni 2008)

Verordening (EG) nr. 545/2007 van de Commissie van 16 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2007-30 juni 2008)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op grond van de CXL-lijst van de WTO moet de Gemeenschap een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 50 700 ton bevroren en voor verwerking bestemd rundvlees openen. De Gemeenschap heeft zich er bovendien toe verbonden dat contingent met ingang van 1 juli 2006 met 4 003 ton te verhogen als gevolg van de onderhandelingen die zijn uitgemond in de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Australië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie(2), een overeenkomst die is goedgekeurd bij Besluit 2006/106/EG van de Raad(3).

  2. Voor het contingentjaar 2007/2008, dat ingaat op 1 juli 2007, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

  3. Voor de invoer van bevroren rundvlees in het kader van het contingent gelden de invoerrechten en voorwaarden die zijn vastgesteld in het derde deel, bijlage 7, volgnummer 13, van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(4).

  4. Voor in het kader van dit contingent in de Gemeenschap ingevoerde producten moet overeenkomstig artikel 29, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 een invoercertificaat worden overgelegd. Onverminderd aanvullende bepalingen in de onderhavige verordening, moeten de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80(5) en van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(6).

  5. Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten(7) bevat nadere bepalingen over invoerrechtenaanvragen, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moeten met ingang van 1 juli 2007 van toepassing zijn op de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, onverminderd aanvullende bepalingen in de onderhavige verordening.

  6. Het is dienstig dit contingent te beheren door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven, zoals is vastgesteld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006. Op die manier kunnen marktdeelnemers met invoerrechten in de loop van de contingentperiode beslissen wanneer zij, rekening houdend met het handelsverkeer, het best invoercertificaten aanvragen. Certificaten moeten kunnen worden afgegeven na de toewijzing van invoerrechten op basis van aanvragen door voor de regeling in aanmerking komende verwerkers. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 wordt de geldigheid van de certificaten in elk geval beperkt tot en met de laatste dag van de invoercontingentperiode.

  7. Om speculatie te voorkomen moet de toegang tot het contingent beperkt worden tot actieve verwerkers die de producten verwerken in een verwerkingsinrichting die is erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong(8), of tot verwerkingsinrichtingen in Bulgarije en Roemenië die vóór hun toetreding tot de Europese Unie op 1 januari 2007 een erkenning voor de uitvoer van vleesproducten naar de Gemeenschap hebben gekregen overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong(9).

  8. Om speculatie te voorkomen, moet de afgifte van invoercertificaten aan een verwerker worden begrensd tot de hoeveelheid waarvoor hem invoerrechten zijn toegekend. Bovendien moet, om dezelfde reden, bij de indiening van de aanvraag om invoerrechten een zekerheid worden gesteld. De overeenstemming tussen de hoeveelheid waarvoor een invoercertificaat wordt aangevraagd, en de toegewezen rechten dient beschouwd te worden als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(10).

  9. De toepassing van het contingent vereist een scherp toezicht op de invoer en doeltreffende controles met betrekking tot het gebruik en de bestemming van de ingevoerde producten. Daarom moet worden bepaald dat de producten alleen in de in het invoercertificaat vermelde inrichting mogen worden verwerkt.

  10. Een zekerheid moet worden gesteld om te garanderen dat het ingevoerde vlees wordt gebruikt overeenkomstig de bepalingen inzake het contingent. Bij de vaststelling van het bedrag van de zekerheid moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de douanerechten die gelden binnen het contingent en daarbuiten.

  11. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 wordt onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden een tariefcontingent, hierna „het contingent” genoemd, geopend voor de invoer van 54 703 ton bevroren rundvlees, uitgedrukt in equivalent vlees met been, van GN-code 0202 20 30, 0202 30 10, 0202 30 50, 0202 30 90 of 0206 29 91, bestemd voor verwerking in de Gemeenschap.

Artikel 2

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt als A-product aangemerkt: een verwerkt product van GN-code 1602 10, 1602 50 31, 1602 50 39 of 1602 50 80, dat geen ander vlees dan rundvlees bevat, met een collageen/eiwitverhouding van maximaal 0,45 % en met ten minste 20 gewichtspercenten mager vlees met uitzondering van slachtafvallen en vet, waarbij het vlees en de gelei ten minste 85 % van het totale nettogewicht uitmaken.

Het collageengehalte is het hydroxyprolinegehalte vermenigvuldigd met de factor 8. Het hydroxyprolinegehalte wordt bepaald volgens ISO-methode 3496-1994.

Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie(11).

Afvallen omvatten: hoofden en delen daarvan (met inbegrip van oren), poten, staarten, harten, uiers, levers, nieren, zwezeriken (thymus), pancreas, hersenen, longen, kelen, middenriffen, milten, tongen, darmvliezen, ruggenmergen, eetbare huiden, voortplantingsorganen (d.w.z. baarmoeders, eierstokken en teelballen), schildklieren, hypofyses.

Het product wordt onderworpen aan een zodanige warmtebehandeling dat de stolling van de vleeseiwitten in het hele product gewaarborgd is en dat, wanneer het product op het dikste gedeelte wordt doorgesneden, op het snijvlak geen sporen van een rozeachtige vloeistof waar te nemen zijn.

2.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder B-producten verstaan: verwerkte producten die rundvlees bevatten, andere dan:

  1. de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vermelde producten, of

  2. de in lid 1 van dit artikel vermelde producten.

Een verwerkt product van GN-code 0210 20 90, dat zodanig is gedroogd of gerookt dat de kleur en consistentie van vers vlees volledig is verdwenen, en dat een water/eiwitverhouding van niet meer dan 3,2 heeft, wordt evenwel als B-product beschouwd.

Artikel 3

1.

De in artikel 1 vermelde totale hoeveelheid wordt opgesplitst in twee hoeveelheden:

  1. 43 000 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van A-producten;

  2. 11 703 ton bevroren rundvlees, bestemd voor de vervaardiging van B-producten.

2.

Het contingent heeft de volgnummers:

  1. 09.4057 voor de in lid 1, onder a), vermelde hoeveelheid;

  2. 09.4058 voor de in lid 1, onder b), vermelde hoeveelheid.

3.

De douanerechten voor het onder het contingent vallende rundvlees worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 4

1.

Het contingent wordt beheerd door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

2.

De Verordeningen (EG) nr. 1445/95, (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III