Home

Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60 en 301,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB van de Raad van 20 november 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea(1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op 14 oktober 2006 hechtte de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn goedkeuring aan Resolutie 1718 (2006), waarin de door de Democratische Volkrepubliek Korea (hierna „Noord-Korea” genoemd) op 9 oktober 2006 uitgevoerde kernproef wordt veroordeeld, waarin wordt gesteld dat er een duidelijke bedreiging van de internationale vrede en veiligheid bestaat en waarbij aan alle leden van de Verenigde Naties de verplichting wordt opgelegd een reeks beperkende maatregelen toe te passen.

  2. Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB voorziet in de tenuitvoerlegging van de beperkende maatregelen van Resolutie 1718 (2006) en meer bepaald in een verbod op de export van goederen en technologie die zouden kunnen bijdragen tot de programma's van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten en op daarmee verband houdende dienstverleningen, een verbod op de aanschaf van goederen en technologie uit Noord-Korea, een verbod op de export van luxegoederen naar Noord-Korea, en bevriezing van de tegoeden en economische middelen van personen, entiteiten en lichamen die betrokken zijn bij of steun verlenen aan de genoemde programma's van Noord-Korea.

  3. Deze maatregelen vallen binnen de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast, is derhalve communautaire wetgeving nodig voor de tenuitvoerlegging ervan voor zover het de Gemeenschap betreft.

  4. Wat de export naar en de import uit Noord-Korea betreft, heeft deze verordening voorrang op de bestaande Gemeenschapswetgeving die voorziet in algemene voorschriften voor export naar en import uit derde landen, en met name op Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik(2). De meeste van deze producten en technologie dienen onder deze verordening te vallen.

  5. Het is aangewezen de procedure te verduidelijken die moet worden gevolgd voor de goedkeuring van de export van goederen en technologie en de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand.

  6. Om praktische redenen is het wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd om de lijst te publiceren van goederen en technologie die zal worden goedgekeurd door het Sanctiecomité of door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en zonodig daaraan de referentienummers toe te voegen van de Gecombineerde Nomenclatuur als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(3).

  7. Het is tevens wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd zo nodig de lijst van luxegoederen te wijzigen in het licht van een definitie of van richtsnoeren die het Sanctiecomité eventueel uitvaardigt om de tenuitvoerlegging van de beperkende maatregelen met betrekking tot luxegoederen te vergemakkelijken, daarbij rekening houdend met de lijsten van luxegoederen die door andere bevoegde instanties zijn opgesteld.

  8. Om praktische redenen is het tevens wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd de lijst te wijzigen van personen, entiteiten en lichamen wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, op basis van besluiten die door het Sanctiecomité of de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn genomen.

  9. De lidstaten stellen de op te leggen sancties vast voor overtredingen van de bepalingen van deze verordening. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  10. Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat bij punt 12 van Resolutie 1718 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is ingesteld;

  2. „Noord-Korea”: de Democratische Volksrepubliek Korea;

  3. „technische bijstand”: alle technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienstverlening; technische bijstand kan worden verleend in de vorm van instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten; met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

  4. „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    2. deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldo's op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    3. in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    4. rente, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven; en

    7. bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

  5. „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  6. „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

  7. „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

  8. „grondgebied van de Gemeenschap”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.

Het volgende is verboden:

  1. het rechtstreeks of onrechtstreeks verkopen, leveren, overdragen aan of exporteren naar natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Noord-Korea, van de in bijlage I genoemde goederen en technologie, met inbegrip van computerprogrammatuur, ongeacht of die goederen van oorsprong zijn uit de Gemeenschap;

  2. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepaling wordt omzeild.

2.

Bijlage I omvat alle artikelen, of materieel, uitrusting, goederen en technologie, met inbegrip van programmatuur, die goederen voor tweeërlei gebruik zijn in de zin van Verordening (EG) nr. 1334/2000 en die zouden kunnen bijdragen tot de programma's van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, als bepaald door het Sanctiecomité of de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Zij omvat niet de goederen en technologie die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU(4).

3.

Het is verboden de goederen en technologie als genoemd in bijlage I uit Noord-Korea aan te schaffen, in te voeren of te vervoeren, ongeacht of het betrokken artikel van oorsprong is uit Noord-Korea.

Artikel 3

1.

Het volgende is verboden:

  1. het rechtstreeks of onrechtstreeks verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie als genoemd in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU of in bijlage I, en het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van goederen als bedoeld in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU of in bijlage I, ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Noord-Korea;

  2. het rechtstreeks of onrechtstreeks verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie als genoemd in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU of in bijlage I, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Noord-Korea;

  3. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a) of b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.

De verbodsbepalingen van lid 1 gelden niet voor andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de EU en haar lidstaten in Noord-Korea.

Artikel 4

Het volgende is verboden:

  1. het rechtstreeks of onrechtstreeks verkopen, leveren, overdragen aan of exporteren naar Noord-Korea van de in bijlage III genoemde luxegoederen;

  2. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepaling wordt omzeild.

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV