Home

Verordening (EG, Euratom) nr. 1248/2006 van de Commissie van 7 augustus 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

Verordening (EG, Euratom) nr. 1248/2006 van de Commissie van 7 augustus 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(1), en met name op artikel 183,

Na raadpleging van het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De verplichting voor de Commissie, de begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 april in kennis te stellen van de annulering van overgedragen kredieten die op 31 maart niet zijn vastgelegd, is te streng gebleken, en de termijn moet derhalve met twee weken worden verlengd tot 30 april.

  2. Het is voor de toepassing van de regeling inzake voorlopige twaalfden dienstig te verduidelijken, dat de totale toegestane kredieten van het vorige begrotingsjaar worden geacht betrekking te hebben op de kredieten van het begrotingsjaar na aanpassing voor overschrijvingen die tijdens dat begrotingsjaar zijn verricht.

  3. Het is dienstig te verduidelijken, dat de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie(2) vervatte regels inzake de omrekeningskoers tussen de euro en andere munteenheden alleen van toepassing zijn op door ordonnateurs verrichte omrekeningen en niet op die welke door contractanten of begunstigden zijn verricht volgens de specifieke regels die in contracten of subsidieovereenkomsten zijn opgenomen. Ter wille van de efficiëntie moet de rekenplichtige van de Commissie de maandelijkse boekhoudkundige wisselkoers van de euro kunnen vaststellen die voor de boekhouding wordt gebruikt. Voorts dient ter wille van de doorzichtigheid en de gelijke behandeling van ambtenaren van de Gemeenschap een specifieke regel inzake omrekeningskoersen te worden opgenomen voor in een andere valuta dan de euro betaalde personeelsuitgaven.

  4. Wat het beginsel van goed financieel beheer betreft, moet de inhoud van evaluaties vooraf worden verduidelijkt en moet het toepassingsgebied van evaluaties vooraf, tussentijds en achteraf beter worden afgebakend, rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel. De prioriteiten van de evaluatie moeten dus zodanig worden aangepast, dat zij gericht zijn op voorstellen met gevolgen voor bedrijven en/of burgers en op proefprojecten en voorbereidende acties die moeten worden voortgezet. Wanneer projecten of maatregelen al aan een evaluatie zijn onderworpen, bijvoorbeeld in geval van door de Commissie en de lidstaten gedeelde taken, moet voor complementariteit worden gezorgd.

  5. Ten behoeve van verificatie vooraf van de betalingsopdracht mag een serie soortgelijke individuele transacties in verband met lopende personeelsuitgaven in verband met salarissen, pensioenen, vergoeding van kosten van dienstreizen en ziektekosten door de bevoegde ordonnateur als één verrichting worden beschouwd. In dat geval moet de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse daartoe aanleiding geeft, een verificatie achteraf verrichten.

  6. Het is wenselijk, in het verslag over de onderhandelingsprocedures alleen die gevallen op te nemen waarin het gebruik van de onderhandelingsprocedure een uitzondering op de normale plaatsingsprocedures vormt.

  7. Sinds de invoering van de boekhouding op transactiebasis op 1 januari 2005 is het, doordat de boekhoudkundige gegevens op elk moment in het informaticasysteem beschikbaar zijn, logischer en sneller, de staat van de rekeningen op te stellen op de dag waarop de rekenplichtige zijn functie beëindigt. Wanneer hij zijn functie op 31 december beëindigt, moet de staat van de rekeningen op dezelfde dag kunnen worden opgesteld zonder te wachten tot de voorlopige rekeningen gereed zijn.

  8. Om de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige voor het beheer van de kasmiddelen doeltreffend te maken, moet hij de bevoegdheid krijgen, de namen en specimens van de handtekeningen van de gemachtigde personeelsleden mee te delen aan de financiële instellingen waarbij hij rekeningen heeft geopend.

  9. Het maximumbedrag dat door de beheerder van gelden ter goede rekening kan worden betaald wanneer betalingen langs begrotingsweg niet mogelijk of minder doeltreffend zijn, moet worden verhoogd van 30 000 EUR tot 60 000 EUR.

  10. In het licht van artikel 21 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, moet de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur, wanneer een instructie wordt bevestigd, de mogelijkheid krijgen de instructie niet uit te voeren ingeval deze duidelijk in strijd is met de wetgeving.

  11. Daar de ordonnateurs en de rekenplichtige bij invordering door middel van verrekening complementaire taken hebben, is het gerechtwaardigd dat zij elkaar voor de verrekening raadplegen.

  12. Wanneer de debiteur een nationale autoriteit of een van haar administratieve entiteiten is, moet de rekenplichtige de betrokken lidstaat ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis stellen van zijn voornemen, tot inning door middel van verrekening over te gaan, zodat rekening kan worden gehouden met de procedures die op nationaal niveau bestaan. In overleg met de betrokken lidstaat of administratieve entiteit moet de rekenplichtige echter kunnen overgaan tot inning door middel van verrekening vóór het verstrijken van die termijn.

  13. Wanneer de schuld is betaald voor het verstrijken van de termijn, behoeft geen rente te worden betaald (respijtperiode) en moet inning door verrekening voor het verstrijken van die termijn worden beperkt tot de gevallen waarin de rekenplichtige om gegronde redenen van oordeel is, dat de financiële belangen van de Gemeenschappen op het spel staan.

  14. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, moeten bankgaranties die een vordering van de Gemeenschap dekken hangende het beroep tegen een boete, volledig losstaan van de in het contract opgenomen verplichting.

  15. De inhoud van het financieringsbesluit moet worden gepreciseerd. Voor subsidies en overheidsopdrachten moet het begrip „essentiële elementen” van een actie die begrotingsuitgaven meebrengt, nader worden gedefinieerd. Bovendien moet duidelijk worden gemaakt dat het in artikel 110 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, hierna „Financieel Reglement” genoemd, genoemde werkprogramma een financieringsbesluit kan vormen, mits het een voldoende gedetailleerd kader bevat.

  16. Wanneer een globale vastlegging wordt verricht, kan elke ordonnateur — niet alleen de gedelegeerde ordonnateur — verantwoordelijk zijn voor de juridische verbintenissen ter uitvoering van de globale vastlegging.

  17. De betalingstermijnen voor contracten en subsidieovereenkomsten waarin de betaling afhankelijk is van de goedkeuring van een verslag of certificaat, moeten worden herzien om ervoor te kunnen zorgen dat de betalingen op basis van een goedgekeurd verslag of certificaat worden gedaan. Bovendien moet de termijn voor de goedkeuring van een verslag in verband met een subsidieovereenkomst voor bijzonder moeilijk te evalueren acties, met de geldende termijn voor complexe dienstenopdrachten in overeenstemming worden gebracht.

  18. Zonder de bestaande termijnen te wijzigen of aan de rechten van de begunstigden afbreuk te doen, moet de bevoegde ordonnateur ter vereenvoudiging kunnen besluiten, dat er voor de goedkeuring van het verslag of certificaat en de betalingen één enkele termijn van toepassing is.

  19. De drempelwaarden voor opdrachten van geringe waarde, die uit 1994 dateren, dienen te worden geactualiseerd en verhoogd van respectievelijk 50 000 EUR tot 60 000 EUR en van 13 800 EUR tot 25 000 EUR. Voorts moet worden bepaald, dat alle opdrachten met een waarde van 60 000 EUR of minder na een onderhandelingsprocedure mogen worden gegund.

  20. Daarnaast moeten de uitvoeringsvoorschriften nader de procedure bepalen, die moet worden gevolgd voor bepaalde dienstenopdrachten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en bepaalde dienstenopdrachten in verband met uitzending die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten(3) vallen. In het licht van het transparantiebeginsel mogen deze opdrachten worden gegund via een onderhandelingsprocedure na aankondiging van een opdracht.

  21. Met het oog op de verdere vereenvoudiging van het beheer van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, moeten de economische subjecten aan een plaatsingsprocedure kunnen deelnemen op basis van een verklaring op erewoord, dat zij niet in een van de situaties verkeren die een grond voor uitsluiting van die procedure vormen, behalve in het geval van een niet-openbare procedure, een concurrentiegerichte dialoog of een onderhandelingsprocedure na voorafgaande aankondiging van een opdracht wanneer de aanbestedende dienst het aantal voor onderhandelingen of indiening van een inschrijving uitgenodigde gegadigden beperkt. Overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 2004/18/EG moet het economische subject waaraan de opdracht wordt gegund, om de financiële belangen van de Gemeenschappen beter te beschermen, voor opdrachten die onder Richtlijn 2004/18/EG vallen en opdrachten met een hoge waarde in het kader van externe maatregelen echter het bewijs leveren, dat de oorspronkelijke verklaring bevestigt. Wanneer een gegadigde of inschrijver bewijsstukken moet verstrekken, dient de aanbestedende dienst ook bewijsstukken in aanmerking te nemen, die die gegadigde of inschrijver in het kader van een andere plaatsingsprocedure van dezelfde aanbestedende dienst heeft verstrekt, mits de stukken niet meer dan één jaar oud zijn te rekenen van de datum van uitgifte ervan en nog steeds geldig zijn.

  22. Op het gebied van de externe maatregelen moet de concurrentiële onderhandelingsprocedure efficiënter worden gemaakt en moet het toegestaan zijn de onderhandelingsprocedure te gebruiken wanneer de concurrentiële onderhandelingsprocedure tweemaal heeft gefaald en wanneer deze procedure eenmaal heeft gefaald nadat zonder succes een kadercontract is gebruikt. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid, geen bewijs van technische en economische geschiktheid te verlangen onder de drempelwaarden die op dit beleidsterrein voor elk type opdrachten gelden. In dat geval moet de bevoegde ordonnateur zijn keuze tevens kunnen verantwoorden. Het evaluatiecomité of de aanbestedende dienst moet de mogelijkheid hebben, de gegadigden of de inschrijvers te verzoeken bijkomende documenten te verstrekken of gegevens toe te lichten, overeenkomstig de bepalingen inzake door de instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten.

  23. Op het gebied van de externe maatregelen moeten de regels inzake overheidsopdrachten ook worden vereenvoudigd ten aanzien van de bekendmaking van de vooraankondiging voor internationale aanbestedingen en het vereiste van een uitvoeringsgarantie. De vooraankondiging moet zo vroeg mogelijk worden bekendgemaakt, en niet noodzakelijkerwijs voor 31 januari. Voorts moet de uitvoeringsgarantie alleen worden verlangd in geval van overheidsopdrachten met een hoge waarde en moet de bevoegde ordonnateur de mogelijkheid krijgen, afhankelijk van zijn risicoanalyse, van het vereiste van een garantie af te zien in het geval van de voorfinanciering voor een overheidsinstantie.

  24. Wat de toekenning van subsidies betreft, moet, ter verlichting van de administratieve lasten, worden aanvaard dat het feit dat de begunstigde zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevindt, in het toekenningsbesluit kan worden gemotiveerd.

  25. De eis dat een extern controleverslag bij de aanvraag wordt gevoegd, moet alleen gelden voor aanvragen voor subsidies met een waarde gelijk aan of meer dan 500 000 EUR voor acties, en voor exploitatiesubsidies met een waarde gelijk aan of meer dan 100 000 EUR.

  26. De medefinanciering in natura door begunstigden moet worden vergemakkelijkt, indien dit noodzakelijk of passend wordt geacht, en onder het begrip organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven en die exploitatiesubsidies kunnen ontvangen, moeten ook Europese organen vallen die zich bezighouden met de bevordering van burgerschap en innovatie.

  27. De aanvragers moeten zo spoedig mogelijk van de afwijzing van hun aanvraag in kennis worden gesteld.

  28. In het geval van exploitatiesubsidies aan organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, moet de toepassing van de regel dat de subsidie geen winst mag opleveren, worden beperkt tot het percentage van de medefinanciering dat overeenkomt met de communautaire bijdrage aan de exploitatiebegroting, om rekening te houden met de rechten van de andere overheidsinstanties die bijdragen en die ook het percentage van de jaarwinst moeten invorderen dat overeenkomt met hun bijdrage. Voor de berekening van het in te vorderen bedrag moet het percentage van de bijdragen in natura aan de exploitatiebegroting buiten beschouwing worden gelaten.

  29. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, moet het vereiste dat een zekerheid moet worden gesteld voor voorfinancieringen, gelden voor alle voorfinancieringen die 80 % van het totale bedrag van de subsidie en 60 000 EUR overschrijden.

  30. Bij de opsplitsing van een voorfinanciering, moet wanneer nog geen 70 % van de vorige voorfinanciering verbruikt is, een nieuwe voorfinanciering mogelijk zijn, doch het bedrag van de nieuwe betaling moet worden verminderd met het niet-verbruikte deel van de vorige voorfinanciering.

  31. Verduidelijkt moet worden, dat in het geval van overheidsinstanties, de externe controle of certificering die bij subsidieaanvragen of betalingsverzoeken moet worden gevoegd, mag worden uitgevoerd door een bevoegde en onafhankelijke ambtenaar.

  32. In aansluiting op de vaststelling, door de rekenplichtige van de Commissie, van de boekhoudmethoden en -regels en het geharmoniseerde rekeningstelsel in december 2004 overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement, moet de titel over de rekening en verantwoording en de boekhouding worden bijgewerkt, door schrapping van de bepalingen die niet langer nodig zijn.

  33. Teneinde rekening te houden met Besluit 2005/118/EG van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Ombudsman van 26 januari 2005 tot oprichting van de Europese Bestuursschool(4), moet de lijst van Europese bureaus worden aangepast om weer te geven dat de Europese Bestuursschool thans administratief is gekoppeld aan het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen.

  34. Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 6, lid 3, tweede alinea, wordt „15 april” vervangen door „30 april”.

  2. Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:

    De totale toegestane kredieten van het vorige begrotingsjaar, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van het Financieel Reglement, hebben betrekking op de kredieten van het begrotingsjaar in de zin van artikel 5 van deze verordening, na aanpassing voor de overschrijvingen die tijdens dat begrotingsjaar zijn verricht.”.

  3. De artikelen 7 en 8 komen als volgt te luiden:

    1.

    Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen, geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de bevoegde ordonnateur tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde dagkoers van de euro.

    Wanneer de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de contractanten of begunstigden geschiedt, zijn de in de aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomst opgenomen specifieke regels inzake omrekening van toepassing.

    2.

    Indien voor de betrokken valuta geen dagkoers van de euro wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde boekhoudkundige koers.

    3.

    Voor de in de artikelen 132 tot en met 137 van het Financieel Reglement bedoelde boekhouding en behoudens artikel 213 van deze verordening geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta tegen de maandelijkse boekhoudkundige koers van de euro. Deze boekhoudkundige koers wordt door de rekenplichtige van de Commissie met gebruikmaking van alle informatiebronnen die hij betrouwbaar acht, vastgesteld op basis van de koers van de voorlaatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de koers wordt bepaald.

    1.

    Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen of uit specifieke aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomsten, is de koers die moet worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta in gevallen waarin de omrekening door de bevoegde ordonnateur wordt uitgevoerd, die van de dag waarop de opdrachtgevende dienst de betalings- of invorderingsopdracht heeft opgesteld.

    2.

    Bij beheer van gelden ter goede rekening in euro is de datum van betaling door de bank bepalend voor de te gebruiken koers voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta.

    3.

    Voor de regularisatie van gelden ter goede rekening in nationale valuta’s, zoals bedoeld in artikel 16 van het Financieel Reglement, moet voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta de koers worden gebruikt van de maand waarin de uitgave wordt verricht.

    4.

    Voor de vergoeding van forfaitaire uitgaven of uitgaven die voortvloeien uit het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „het Statuut” genoemd, waarvoor een maximumbedrag is vastgesteld en die in een andere valuta dan de euro worden betaald, moet de koers worden gebruikt die geldt wanneer het recht ontstaat.”.

  4. Artikel 21 komt als volgt te luiden:

    1.

    Alle voorstellen voor programma’s of activiteiten die begrotingsuitgaven meebrengen, worden onderworpen aan een evaluatie vooraf, waarbij wordt gelet op:

    1. de behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien;

    2. de toegevoegde waarde van de communautaire bijstandsverlening;

    3. de te bereiken doelstellingen;

    4. de beschikbare beleidsopties, met inbegrip van de daaraan verbonden risico’s;

    5. de verwachte resultaten en gevolgen, met name de economische en maatschappelijke gevolgen en de gevolgen voor het milieu, en de indicatoren en evaluatiemethode om deze te meten;

    6. de beste methode om de verkozen optie of opties ten uitvoer te leggen;

    7. de interne samenhang van het programma of de activiteit en het verband met andere relevante instrumenten;

    8. de omvang van de toe te wijzen kredieten, personele middelen en andere administratieve uitgaven, met inachtneming van het kosteneffectiviteitsbeginsel;

    9. de uit soortgelijke activiteiten in het verleden getrokken lering.

    2.

    Het voorstel bevat de regels inzake het toezicht, de verslagen en de evaluatie, rekening houdend met de respectieve verantwoordelijkheden van alle overheidsniveaus die bij de uitvoering van het voorgestelde programma of de voorgestelde activiteit zullen zijn betrokken.

    3.

    Alle programma’s en activiteiten, met inbegrip van proefprojecten en voorbereidende acties, waarvoor de ingezette middelen hoger zijn dan 5 000 000 EUR, worden op de volgende wijze tussentijds en/of achteraf onderworpen aan een evaluatie van de toegewezen personele en financiele middelen en de behaalde resultaten, om na te gaan of de doelstellingen zijn bereikt:

    1. de bij de uitvoering van een meerjarenprogramma behaalde resultaten worden geregeld geëvalueerd, volgens een tijdschema dat de mogelijkheid biedt met de uitkomsten van deze evaluatie rekening te houden bij de beslissingen over de voortzetting, wijziging of staking van het programma;

    2. de op jaarbasis gefinancierde activiteiten worden ten minste om de zes jaar op de behaalde resultaten geevalueerd.

    De eerste alinea, onder a) en b), geldt niet voor elk van de in het kader van de activiteiten uitgevoerde projecten of acties waarvoor aan deze verplichting kan worden voldaan door middel van de eindverslagen die worden toegezonden door de organisaties die de actie hebben uitgevoerd.

    4.

    De in de leden 1 en 3 bedoelde evaluaties zijn evenredig aan de gevolgen van het betrokken programma of de betrokken activiteit en de ervoor ingezette middelen.”.

  5. Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 1 komt de eerste zin als volgt te luiden:

      „De bevoegde ordonnateur kan bij de vervulling van zijn taak worden bijgestaan door aan het Statuut onderworpen personen, hierna „personeelsleden” genoemd, die onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde handelingen verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de begroting en de verstrekking van informatie over de financiën en het beheer.”;

    2. lid 2 komt als volgt te luiden:

      „2.

      Telkens wanneer een gedelegeerde ordonnateur in functie treedt, van functie verandert of zijn functie beeindigt, stelt elke instelling de begrotingsautoriteit hiervan in kennis.”.

  6. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 3 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

      „Ten behoeve van een verificatie vooraf mag een serie soortgelijke individuele transacties in verband met lopende uitgaven voor salarissen, pensioenen, vergoeding van kosten van dienstreizen en ziektekosten door de bevoegde ordonnateur als één verrichting worden beschouwd.

      In het in de tweede alinea bedoelde geval verricht de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse daartoe aanleiding geeft, een verificatie achteraf overeenkomstig lid 4.”;

    2. lid 5 komt als volgt te luiden:

      „5.

      De personeelsleden die belast zijn met de in de leden 2 en 4 bedoelde verificaties, zijn niet de personeelsleden die de in lid 1 bedoelde inleidingstaken verrichten, en zijn evenmin de ondergeschikten van de laatstgenoemden.”.

  7. In artikel 54 komt de eerste zin als volgt te luiden:

    „De gedelegeerde ordonnateurs houden voor elk begrotingsjaar bij, hoeveel opdrachten worden geplaatst door middel van de in artikel 126, lid 1, onder a) tot en met g), artikel 127, lid 1, onder a) tot en met d), en de artikelen 242, 244 en 246 bedoelde onderhandelingsprocedure.”.

  8. Artikel 56 komt als volgt te luiden:

    1.

    Bij de beëindiging van de functie van rekenplichtige wordt zo spoedig mogelijk een staat van de rekeningen opgemaakt.

    2.

    De staat van de rekeningen, vergezeld van een overdrachtsrapport, wordt door de rekenplichtige die zijn functie beëindigt, of, indien dit niet mogelijk is, door een ambtenaar van zijn dienst aan de nieuwe rekenplichtige toegezonden.

    De nieuwe rekenplichtige ondertekent de staat van de rekeningen binnen een maand na de datum van toezending voor aanvaarding, waarbij hij een voorbehoud kan maken.

    Het overdrachtsrapport bevat tevens het resultaat van elke opgemaakte staat van de rekeningen en met name van eventuele voorbehouden.

    3.

    Elke instelling stelt de begrotingsautoriteit van de aanstelling of beëindiging van de functie van haar rekenplichtige in kennis.”.

  9. In artikel 60 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „Daartoe doet de rekenplichtige van elke instelling alle financiële instellingen bij welke de betrokken instelling rekeningen heeft geopend, de namen en de specimens van de handtekeningen van de gemachtigde personeelsleden toekomen.”.

  10. Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de titel komt als volgt te luiden:

    2. lid 1 komt als volgt te luiden:

      „1.

      De rekenplichtige mag slechts betalingen door overschrijving verrichten indien de bankgegevens van de begunstigde van de betaling en gegevens die de identiteit van de begunstigde bevestigt, alsmede eventuele wijzigingen, van tevoren in een gemeenschappelijk bestand per instelling zijn opgenomen.

      De opneming van de identiteits- en bankgegevens van de begunstigde in dit bestand of de wijziging van deze gegevens geschieden op basis van een bewijsstuk, waarvan de vorm door de rekenplichtige van de Commissie wordt vastgesteld.”;

    3. in lid 2 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

      „De ordonnateurs delen de rekenplichtige alle wijzigingen mede in de door de begunstigde verstrekte identiteits- en bankgegevens en onderzoeken of deze gegevens geldig zijn voordat een betaling wordt gedaan.”.

  11. In artikel 66 komt lid 2 als volgt te luiden:

    „2.

    De beheerder van gelden ter goede rekening mag op grond van een in de instructies van de bevoegde ordonnateur opgenomen gedetailleerd raamwerk overgaan tot de voorlopige betaalbaarstelling en de betaling van de uitgaven. Deze instructies bevatten de regels volgens welke en de voorwaarden waaronder de voorlopige betaalbaarstelling en betalingen van uitgaven worden uitgevoerd en, in voorkomend geval, de voorwaarden voor de ondertekening van juridische verbintenissen in de zin van artikel 94, lid 1, onder e).”.

  12. In artikel 67, lid 2, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „Het maximumbedrag dat door de beheerder van gelden ter goede rekening mag worden betaald wanneer betaling langs budgettaire weg feitelijk niet mogelijk of niet efficiënt is, mag niet hoger zijn dan 60 000 EUR per uitgave.”.

  13. In artikel 68 worden de eerste en de tweede volzin vervangen door de volgende tekst:

    „De beheerders van gelden ter goede rekening worden gekozen uit ambtenaren of, zo nodig en slechts in gerechtvaardigde gevallen, uit andere personeelsleden.”.

  14. Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 1 komt de tweede zin als volgt te luiden:

      „De overzichten van deze boekhouding zijn op elk moment voor de bevoegde ordonnateur toegankelijk, en ten minste eenmaal per maand wordt een overzicht van de verrichtingen opgesteld en de volgende maand met bewijsstukken door de beheerder aan de voor de regularisatie van de verrichtingen bevoegde ordonnateur toegezonden.”;

    2. in lid 2 komt de eerste zin als volgt te luiden:

      „De aanwezigheid van de aan beheerders van gelden ter goede rekening toevertrouwde middelen, de desbetreffende boekhouding en de regularisatie van de verrichtingen binnen de voorgeschreven termijnen worden door de rekenplichtige of door een speciaal daartoe gemachtigd personeelslid van zijn dienst of de ordonnateursdienst, in den regel ter plaatse en zonder aankondiging, geverifieerd.”.

  15. In artikel 73, lid 1, komt de tweede zin als volgt te luiden:

    „Indien deze instructie tijdig schriftelijk wordt bevestigd en nauwkeurig genoeg is, dat wil zeggen dat zij uitdrukkelijk naar de aspecten verwijst, die door de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur betwistbaar worden geacht, is de ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen; hij voert de instructie uit, tenzij deze duidelijk in strijd is met de wet of de geldende veiligheidsvoorschriften.”.

  16. In artikel 78, lid 3, komen de punten b) tot en met e) als volgt te luiden:

    1. geen achterstandsrente verschuldigd is indien de schuld voor de gestelde termijn wordt betaald;

    2. bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, over zijn schuld rente verschuldigd is tegen het in artikel 86 bedoelde percentage, onverminderd de geldende specifieke voorschriften;

    3. de instelling bij gebreke van betaling bij het verstrijken van de onder b) bedoelde termijn, tot inning overgaat door middel van verrekening of door een beroep te doen op van tevoren verstrekte garanties;

    4. de rekenplichtige, nadat de debiteur van de gronden en de datum van inning door middel van verrekening in kennis is gesteld, vóór de onder b) bedoelde termijn tot inning door middel van verrekening kan overgaan, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen nodig is, omdat hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen, dat het aan de Gemeenschappen verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan;”.

  17. In artikel 81, lid 1, komt punt f) als volgt te luiden:

    1. de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn;”.

  18. Artikel 83 komt als volgt te luiden:

    1.

    Wanneer de debiteur een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Gemeenschappen heeft die betrekking heeft op een door een betalingsopdracht vastgesteld bedrag, gaat de rekenplichtige na het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn over tot de inning van de vastgestelde schuldvorderingen door middel van verrekening.

    In uitzonderlijke omstandigheden gaat de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn over tot inning door middel van verrekening, indien dit ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen nodig is, omdat hij gerechtvaardigde redenen heeft om aan te nemen, dat het aan de Gemeenschappen verschuldigde bedrag anders verloren zou gaan.

    2.

    Voordat hij overeenkomstig lid 1 tot inning overgaat, raadpleegt de rekenplichtige de bevoegde ordonnateur en stelt hij de betrokken debiteuren hiervan in kennis.

    Wanneer de debiteur een nationale autoriteit of een van haar administratieve entiteiten is, stelt de rekenplichtige de betrokken lidstaat ten minste tien werkdagen van tevoren van zijn voornemen, door middel van verrekening tot inning over te gaan, in kennis. In overleg met de betrokken lidstaat of administratieve entiteit mag de rekenplichtige echter vóór het verstrijken van de termijn door middel van verrekening tot inning overgaan.

    3.

    De in lid 1 bedoelde verrekening heeft dezelfde gevolgen als een betaling en geldt voor de Gemeenschappen als kwijting voor het bedrag van de schuld en, in voorkomend geval, de verschuldigde rente.”.

  19. In artikel 84 komt lid 1 als volgt te luiden:

    „1.

    Onverminderd artikel 83, stelt de rekenplichtige, indien bij het verstrijken de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn geen volledige inning is geschied, de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis, en tracht hij onverwijld de inning alsnog te bewerkstelligen met aanwending van passende rechtsmiddelen, waaronder begrepen, in voorkomend geval, door het doen van een beroep op van tevoren verstrekte garanties.”.

  20. In artikel 85, eerste alinea, komt punt a) als volgt te luiden:

    1. de debiteur zich ertoe verbindt, voor de gehele toegekende aanvullende termijn, te rekenen vanaf de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn, rente te betalen tegen de in artikel 86 bedoelde rentevoet;”.

  21. Het volgende artikel 85 bis wordt ingevoegd:

    1.

    Wanneer bij een rechterlijke instantie in de Gemeenschap beroep is ingesteld tegen een beschikking van de Commissie waarbij krachtens het EG-Verdrag of het Euratom-Verdrag een boete, een dwangsom of een andere sanctie is opgelegd, int de rekenplichtige zolang niet alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, de betrokken bedragen voorlopig van de debiteur of vraagt hij hem een financiële zekerheid te stellen. De verlangde zekerheid staat los van de verplichting tot betaling van de boete, de dwangsom of de andere sanctie en is op eerste verzoek opeisbaar. Zij dekt de vordering voor de hoofdsom en de in artikel 86, lid 5, bedoelde verschuldigde rente.

    2.

    Nadat alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, worden de voorlopig geïnde bedragen en de rente die zij hebben opgebracht, in de begroting opgenomen of aan de debiteur terugbetaald. Indien een financiële zekerheid is gesteld, wordt deze opgeëist of vrijgegeven.”.

  22. Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 1, 2 en 3 komen als volgt te luiden:

      „1.

      Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen, is elke schuldvordering die bij het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn niet is voldaan, rentedragend overeenkomstig de leden 2 en 3.

      2.

      De rentevoet voor schuldvorderingen die bij het verstrijken van de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn niet zijn voldaan, is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand waarin de genoemde termijn valt en dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met:

      1. zeven procentpunt wanneer de schuldvordering voortvloeit uit een overheidsopdracht voor leveringen en diensten in de zin van titel V;

      2. drieënhalf procentpunt in alle andere gevallen.

      3.

      De rente wordt berekend vanaf de kalenderdag die volgt op de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde en in de debetnota vermelde termijn, tot en met de kalenderdag waarop de schuld volledig is betaald.”;

    2. lid 5 komt als volgt te luiden:

      „5.

      Wanneer de debiteur in het geval van boeten een financiële zekerheid stelt die door de rekenplichtige wordt aanvaard in plaats van een voorlopige betaling, is de rentevoet die vanaf de in artikel 78, lid 3, onder b), bedoelde termijn van toepassing is, het in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde percentage, vermeerderd met slechts anderhalf procentpunt.”.

  23. Artikel 90 komt als volgt te luiden:

    1.

    Het financieringsbesluit zet de essentiële elementen van een actie uiteen, die een uitgave ten laste van de begroting meebrengt.

    2.

    Voor subsidies wordt het besluit tot vaststelling van het in artikel 110 van het Financieel Reglement bedoelde jaarlijkse werkprogramma als het financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement beschouwd, mits het een voldoende gedetailleerd kader vormt.

    Met betrekking tot het plaatsen van opdrachten, waarvoor de besteding van de desbetreffende kredieten wordt geregeld door een jaarlijks werkprogramma dat een voldoende gedetailleerd kader vormt, wordt dit werkprogramma ook als financieringsbesluit voor de betrokken overheidsopdrachten beschouwd.

    3.

    Om als voldoende gedetailleerd kader te worden beschouwd, moet het door de Commissie vastgestelde werkprogramma de volgende elementen bevatten:

    1. voor subsidies:

      1. een verwijzing naar het basisbesluit en het begrotingsonderdeel;

      2. de prioriteiten van het jaar, de te bereiken doelstellingen en de verwachte resultaten met de voor het begrotingsjaar toegestane kredieten;

      3. de essentiële selectie- en gunningscriteria die voor de selectie van de voorstellen moeten worden gebruikt;

      4. het maximaal mogelijke medefinancieringspercentage en, indien in verschillende percentages wordt voorzien, de voor elk percentage in acht te nemen criteria;

      5. het tijdschema en het indicatieve bedrag van de oproepen tot het indienen van voorstellen;

    2. voor overheidsopdrachten:

      1. het begrote totaalbedrag voor overheidsopdrachten tijdens het jaar;

      2. het indicatieve aantal en type opdrachten en zo mogelijk het voorwerp ervan in algemene bewoordingen;

      3. het indicatieve tijdschema voor het begin van de plaatsingsprocedures.

    Wanneer het jaarlijkse werkprogramma dit gedetailleerde kader voor een of meer acties niet biedt, moet het worden gewijzigd of moet een specifiek financieringsbesluit worden vastgesteld dat de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde gegevens voor de betrokken acties bevat.

    4.

    Voor elke belangrijke wijziging van een reeds vastgesteld financieringsbesluit moet dezelfde procedure worden gevolgd als voor het besluit zelf.”.

  24. In artikel 94, lid 1, komen de punten d) en e) als volgt te luiden:

    1. wanneer de globale vastlegging ten uitvoer wordt gelegd door verscheidene juridische verbintenissen waarvoor verschillende ordonnateurs verantwoordelijk zijn;

    2. wanneer, in het kader van beheer van gelden ter goede rekening op het gebied van externe maatregelen, de juridische verbintenissen in opdracht van de bevoegde ordonnateur, die echter volledig verantwoordelijk blijft voor de onderliggende verrichting, moeten worden ondertekend door personeelsleden die onder de in artikel 254 bedoelde plaatselijke entiteiten vallen;”.

  25. Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de punten b) en c) komen als volgt te luiden:

      1. voor de andere bezoldigingen, zoals die van per uur of per dag bezoldigd personeel: een door het gemachtigde personeelslid ondertekende staat van de gewerkte dagen of uren;

      2. voor overuren: een door het gemachtigde personeelslid ondertekende staat van het verrichte overwerk;”;

    2. onder d) komt punt ii) als volgt te luiden:

      1. de declaratie van de kosten van de dienstreis, die is ondertekend door het personeelslid dat met de dienstreis is belast en door het hiërarchieke gezag waaraan de desbetreffende bevoegdheid is gedelegeerd, en waarin worden vermeld: de plaats van bestemming, de datum en het tijdstip van vertrek en aankomst in de plaats van bestemming, de reis- en de verblijfskosten en de andere op overlegging van bewijsstukken naar behoren toegestane kosten;”.

  26. Artikel 101 komt als volgt te luiden:

    In een niet-geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een stempel met de handtekening van de bevoegde ordonnateur of van een technisch bevoegd personeelslid dat overeenkomstig artikel 97 door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd. In een geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een elektronisch beveiligde validering door de bevoegde ordonnateur of een technisch bevoegd personeelslid dat door de bevoegde ordonnateur is gemachtigd.”.

  27. In artikel 106 komt lid 3 als volgt te luiden:

    „3.

    Voor contracten of subsidieovereenkomsten waarin de betaling afhankelijk wordt gesteld van de goedkeuring van een verslag of certificaat, beginnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen pas na de goedkeuring van het betrokken verslag of certificaat te lopen. De begunstigde wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

    Deze goedkeuringstermijn mag niet langer zijn dan:

    1. 20 kalenderdagen voor eenvoudige contracten betreffende de levering van goederen en diensten;

    2. 45 kalenderdagen voor andere contracten en subsidieovereenkomsten;

    3. 60 kalenderdagen voor contracten en subsidieovereenkomsten met betrekking tot technische diensten of acties die bijzonder moeilijk te evalueren zijn.

    De bevoegde ordonnateur stelt de begunstigde door middel van een formeel document in kennis van elke opschorting van de periode voor de goedkeuring van het verslag of certificaat.

    De bevoegde ordonnateur mag besluiten, dat voor de goedkeuring van het verslag of het certificaat en de betalingen één enkele termijn van toepassing is. Deze termijn mag niet langer zijn dan de samengevoegde maximumtermijnen voor de goedkeuring van het verslag of het certificaat en voor de betalingen.”.

  28. In artikel 114 komt de vierde alinea als volgt te luiden:

    „Op de grondslag van het verslag en het horen van de betrokkene neemt de instelling hetzij een met redenen omkleed besluit tot beëindiging van de procedure, hetzij een met redenen omkleed besluit overeenkomstig de artikelen 22 en 86 van en bijlage IX bij het Statuut. De besluiten waarbij tuchtrechtelijke of geldelijke sancties worden opgelegd, worden de betrokkene ter kennis gebracht en de andere instellingen en de Rekenkamer ter kennisneming meegedeeld.”.

  29. In artikel 116 komt lid 1 als volgt te luiden:

    „1.

    Onroerendgoedopdrachten hebben betrekking op aankoop, erfpacht, vruchtgebruik, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende goederen.”.

  30. In artikel 118, lid 3, eerste alinea, komt de tweede zin als volgt te luiden:

    „Onverminderd opdrachten die na een in artikel 126 bedoelde onderhandelingsprocedure zijn overeengekomen, is de aankondiging van de opdracht verplicht voor de volgende opdrachten: opdrachten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158, lid 1, onder a) en c), vastgestelde drempelwaarden; de in categorie 8 van bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger dan de in artikel 158, lid 1, onder b), van de onderhavige richtlijn vastgesteld drempelwaarde voor die opdrachten.”.

  31. In artikel 119, lid 1, komt punt b) als volgt te luiden:

    1. voor opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan 25 000 EUR, de jaarlijkse bekendmaking van een lijst van contractanten, waarin het voorwerp en het bedrag van de gegunde opdracht worden vermeld.”.

  32. In artikel 126, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „De aanbestedende diensten kunnen ook gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging van een opdracht, voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR.”.

  33. In artikel 127 worden in lid 1 de volgende punten f) en g) toegevoegd:

    1. voor andere opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling dan die waarvan de voordelen uitsluitend ten goede komen aan de aanbestedende dienst voor het gebruik ervan bij het verrichten van zijn eigen werkzaamheden, mits de verleende dienst volledig door de aanbestedende dienst wordt betaald;

    2. voor opdrachten voor diensten voor de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal dat is bestemd voor de uitzending door omroepen en opdrachten voor zendtijd.”.

  34. In artikel 128 komt lid 1 als volgt te luiden:

    „1.

    De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling is een voorselectie van gegadigden die zullen worden uitgenodigd in te schrijven bij toekomstige niet-openbare aanbestedingsprocedures voor opdrachten met een waarde van meer dan 60 000 EUR, behoudens het bepaalde in de artikelen 126 en 127.”.

  35. Artikel 129 komt als volgt te luiden:

    1.

    Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR, mag een onderhandelingsprocedure worden gebruikt waarbij ten minste vijf gegadigden worden geraadpleegd.

    Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de gegadigden slechts één inschrijving ontvangt, die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.

    2.

    Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 25 000 EUR mag de in lid 1 bedoelde procedure met raadpleging van ten minste drie gegadigden worden gebruikt.

    3.

    Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 3 500 EUR volstaat één inschrijving.

    4.

    Betalingen voor uitgaven van 200 EUR of minder kunnen eenvoudig op factuur geschieden, zonder voorafgaande aanvaarding van een inschrijving.”.

  36. Artikel 134 komt als volgt te luiden:

    1.

    De gegadigden en inschrijvers verstrekken een naar behoren ondertekende en gedateerde verklaring op erewoord, dat zij niet in een van de in de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren.

    Wanneer de aanbestedende dienst in een niet-openbare procedure, een concurrentiegerichte dialoog of een onderhandelingsprocedure na voorafgaande aankondiging van een opdracht het aantal voor onderhandelingen of indiening van een inschrijving uitgenodigde gegadigden beperkt, verstrekken alle gegadigden de in lid 3 bedoelde certificaten.

    2.

    De inschrijver aan wie de opdracht moet worden gegund, levert binnen een door de aanbestedende dienst vastgestelde termijn en voorafgaand aan de sluiting van het contract, in de volgende gevallen het in lid 3 bedoelde bewijs, dat de in lid 1 bedoelde verklaring bevestigt:

    1. voor opdrachten die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst, met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 158 bedoelde drempelwaarden;

    2. voor opdrachten op het gebied van externe acties met een waarde gelijk aan of hoger dan de in artikel 241, lid 1, onder a), artikel 243, lid 1, onder a), of artikel 245, lid 1, onder a), bedoelde drempelwaarden.

    Voor opdrachten met een lagere waarde dan de onder a) en b) bedoelde drempelwaarden, mag de aanbestedende dienst, wanneer hij eraan twijfelt, of de inschrijver aan wie de opdracht moet worden gegund in één van de uitsluitingsgevallen verkeert, van de inschrijver verlangen dat hij het in lid 3 bedoelde bewijs levert.

    3.

    De aanbestedende dienst aanvaardt als voldoende bewijs dat de inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund, niet in een van de in artikel 93, lid 1, onder a), b) of e), van het Financieel Reglement beschreven situaties verkeert, een recent uittreksel uit het strafregister of, bij gebreke daarvan, een recent gelijkwaardig document van een gerechtelijke of administratieve autoriteit van het land van oorsprong of herkomst waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan. De aanbestedende dienst aanvaardt als voldoende bewijs, dat de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, niet in de in artikel 93, lid 1, onder d), van het Financieel Reglement beschreven situatie verkeert, een recente verklaring van de bevoegde autoriteit van de betrokken staat.

    Wanneer de in de eerste alinea bedoelde documenten of verklaringen niet in het betrokken land worden afgegeven en voor de andere in artikel 93 van het Financieel Reglement bedoelde uitsluitingsgevallen mogen deze documenten of verklaringen worden vervangen door een verklaring onder ede of, bij gebreke daarvan, op erewoord van de betrokkene voor een gerechtelijke of administratieve autoriteit, een notaris of een gekwalificeerde beroepsorganisatie van het land van oorsprong of herkomst.

    4.

    Afhankelijk van de nationale wetgeving van het land van vestiging van de inschrijver, hebben de in de leden 1 en 3 bedoelde documenten betrekking op rechtspersonen en/of natuurlijke personen, waaronder begrepen, in gevallen waarin de aanbestedende dienst dit nodig acht, ondernemingshoofden of elke persoon die bij de gegadigde of inschrijver vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft.

    5.

    Wanneer zij eraan twijfelen, of de kandidaten of gegadigden in een van de uitsluitingsgevallen verkeren, mogen de aanbestedende diensten zich tot de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten wenden om de door hen noodzakelijk geachte inlichtingen over deze situatie te verkrijgen.

    6.

    De aanbestedende dienst mag een gegadigde of inschrijver vrijstellen van de verplichting de in lid 3 bedoelde bewijsstukken te verstrekken, indien deze bewijsstukken reeds in het kader van een andere aanbestedingsprocedure zijn verstrekt, mits de stukken niet meer dan een jaar oud zijn te rekenen vanaf de datum van afgifte ervan en nog steeds geldig zijn.

    De gegadigde of inschrijver verklaart in dat geval op erewoord, dat de bewijsstukken reeds in een eerdere plaatsingsprocedure zijn verstrekt, en bevestigt dat zich in zijn situatie geen veranderingen hebben voorgedaan.”.

  37. Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 komt als volgt te luiden:

      „2.

      De selectiecriteria worden in elke procedure tot het plaatsen van overheidsopdrachten toegepast om de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigde of inschrijver te beoordelen.

      De aanbestedende dienst kan minimumgeschiktheidsniveaus vaststellen, waaronder de gegadigden niet kunnen worden geselecteerd.”;

    2. lid 6 komt als volgt te luiden:

      „6.

      De aanbestedende dienst mag, wanneer zijn risicobeoordeling dit toelaat, in de volgende gevallen beslissen geen bewijs te verlangen van de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers:

      1. bij opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 60 000 EUR die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst;

      2. bij opdrachten in het kader van externe maatregelen met een waarde onder de in artikel 241, lid 1, onder a), artikel 243, lid 1, onder a), of artikel 245, lid 1, onder a), genoemde drempelwaarden.

      Wanneer de aanbestedende dienst beslist geen bewijs van de financiële, de economische, de technische en de beroepsmatige geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers te verlangen, wordt geen voorfinanciering verricht, tenzij een financiële zekerheid voor hetzelfde bedrag wordt gesteld.”.

  38. In artikel 138, lid 1, komt de aanhef als volgt te luiden:

    „Onverminderd artikel 94 van het Financieel Reglement, worden opdrachten op een van de volgende twee manieren gegund:”.

  39. In artikel 145, lid 2, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

    „Voor opdrachten voor een hoger bedrag dan de in artikel 129, lid 1, bepaalde drempelwaarde stelt de bevoegde ordonnateur een commissie voor opening van de inschrijvingen aan.”.

  40. In artikel 146, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    „Het evaluatiecomité wordt door de bevoegde ordonnateur benoemd om advies uit te brengen over opdrachten met een hogere waarde dan de in artikel 129, lid 1, bepaalde drempelwaarde.”.

  41. Artikel 152 komt als volgt te luiden:

    Bij een voorfinanciering van meer dan 150 000 EUR of in het in artikel 135, lid 6, tweede alinea, bedoelde geval wordt een zekerheid verlangd.

    Indien de contractant echter een overheidsinstantie is, mag de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, hem echter van die verplichting vrijstellen.

    De zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de voorfinanciering wordt afgetrokken van de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de contractant onder de in het contract bepaalde voorwaarden.”.

  42. In artikel 155 komt de titel als volgt te luiden:

  43. In artikel 157 komt punt b) als volgt te luiden:

    1. 5 278 000 EUR voor opdrachten voor de uitvoering van werken.”.

  44. In artikel 158 komt lid 1 als volgt te luiden:

    „1.

    De in artikel 105 van het Financieel Reglement bedoelde drempelwaarden zijn de volgende:

    1. 137 000 EUR voor de in bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor leveringen en diensten, met uitzondering van de in categorie 8 van die bijlage vermelde opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling;

    2. 211 000 EUR voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor diensten en voor de in categorie 8 van bijlage II A bij Richtlijn 2004/18/EG vermelde opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling;

    3. 5 278 000 EUR voor opdrachten voor de uitvoering van werken.”.

  45. In artikel 162 komt punt a) als volgt te luiden:

    1. hetzij een Europees orgaan dat zich bezighoudt met onderwijs, opleiding, voorlichting, innovatie of onderzoek en studie over Europese beleidsmaatregelen, activiteiten ter bevordering van het burgerschap of de mensenrechten, of een Europese normalisatie-instelling;”.

  46. In artikel 164 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

    „1 bis.

    De subsidieovereenkomst kan overeenkomstig artikel 183 regels en termijnen inzake opschorting bevatten.”.

  47. In artikel 165 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

    „3.

    In het geval van exploitatiesubsidies aan organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, mag de Commissie het percentage van de jaarwinst invorderen dat overeenkomt met de communautaire bijdrage aan de exploitatiebegroting van de betrokken organen, wanneer deze organen ook worden gefinancierd door overheidsinstanties die zelf het percentage van de jaarwinst moeten invorderen dat overeenkomt met hun bijdrage. Voor de berekening van het in te vorderen bedrag wordt het percentage van de bijdragen in natura aan de exploitatiebegroting buiten beschouwing gelaten.”.

  48. In artikel 168, lid 1, komt punt c) als volgt te luiden:

    1. aan organisaties die zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden, naar behoren gemotiveerd in het desbetreffende toekenningsbesluit;”.

  49. Artikel 172 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 2 komt de eerste zin als volgt te luiden:

      „De bevoegde ordonnateur mag medefinanciering in natura aanvaarden, indien zulks noodzakelijk of passend wordt geacht.”;

    2. het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

      „3.

      Voor subsidies met een totale waarde minder dan of gelijk aan 25 000 EUR mag de bevoegde ordonnateur, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, vrijstelling verlenen van de verplichting, het in lid 1 bedoelde bewijs voor medefinanciering te verstrekken.

      Wanneer aan een begunstigde in een begrotingsjaar verschillende subsidies zijn toegekend, geldt de drempelwaarde van 25 000 EUR voor het totaal van deze subsidies.”.

  50. Artikel 173 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 komt als volgt te luiden:

      „2.

      Uit de aanvraag blijkt de juridische status van de aanvrager en diens financiële en operationele vermogen, de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma uit te voeren, onverminderd artikel 176, lid 4.

      Daartoe dient de aanvrager een verklaring op erewoord in en voor aanvragen voor een subsidie van meer dan 25 000 EUR alle andere bewijsstukken die de bevoegde ordonnateur op grond van zijn risicoanalyse heeft gevraagd. Van het verzoek om deze bewijsstukken wordt in de oproep tot het indienen van voorstellen melding gemaakt.

      De bewijsstukken kunnen met name bestaan uit de jaarrekening en de balans van het laatste afgesloten boekjaar.”;

    2. lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea komt als volgt te luiden:

        „Wanneer de aanvraag betrekking heeft op subsidies voor een actie waarvoor het bedrag hoger is dan 500 000 EUR of exploitatiesubsidies van meer dan 100 000 EUR, wordt een controleverslag ingediend dat door een erkende externe accountant is opgesteld. Dit verslag certificeert de rekeningen van het laatste beschikbare boekjaar.”;

      2. de vierde en de vijfde alinea komen als volgt te luiden:

        „In het geval van de in artikel 163 bedoelde partnerschappen wordt het in de eerste alinea bedoelde controleverslag over de laatste twee beschikbare boekjaren overgelegd, voordat de kaderovereenkomst wordt gesloten.

        De bevoegde ordonnateur mag instellingen voor secundair of hoger onderwijs en begunstigden die gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn in geval van overeenkomsten met verschillende begunstigden, van de in de eerste alinea bedoelde verplichting inzake controle vrijstellen, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat.”;

      3. de volgende alinea wordt toegevoegd:

        „De eerste alinea is niet van toepassing op overheidsinstanties en internationale organisaties in de zin van artikel 43, lid 2.”.

  51. Artikel 176 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 3 komt als volgt te luiden:

      „3.

      De verificatie van het financiële en operationele vermogen geschiedt met name op de grondslag van een onderzoek van de in artikel 173 bedoelde bewijsstukken en wordt door de bevoegde ordonnateur in de oproep tot het indienen van voorstellen gevraagd.”;

    2. in lid 4 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

      „De verificatie van het financiële vermogen overeenkomstig lid 3 geldt niet voor natuurlijke personen die een beurs ontvangen, overheidsinstanties en internationale organisaties in de zin van artikel 43, lid 2.”.

  52. Artikel 179 komt als volgt te luiden:

    De aanvragers worden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 15 kalenderdagen na de toezending van het toekenningsbesluit aan de begunstigden, in kennis gesteld.”.

  53. Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 komt als volgt te luiden:

      „1.

      Voor elke subsidie mag de voorfinanciering in verschillende tranches worden opgesplitst.

      De volledige betaling van de nieuwe tranche van de voorfinanciering is afhankelijk van het verbruik van de vorige voorfinanciering tot ten minste 70 % van het totale bedrag.

      Wanneer het verbruik van de vorige voorfinanciering minder dan 70 % beloopt, wordt het bedrag van de nieuwe tranche verminderd met het niet-verbruikte deel van de vorige voorfinanciering.

      De begunstigde legt ter motivering van zijn nieuwe betalingsverzoek een afrekening van de gemaakte kosten over.”;

    2. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea komt als volgt te luiden:

        „Ter motivering van de betalingen kan de bevoegde ordonnateur op basis van zijn risicoanalyse een certificaat eisen betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen, opgesteld door een erkende accountant of, voor overheidsinstanties, een bevoegde en onafhankelijke ambtenaar. Het certificaat wordt in het geval van een exploitatiesubsidie of een subsidie voor een actie bij het betalingsverzoek gevoegd en certificeert, volgens een door de bevoegde ordonnateur goedgekeurde methode, dat de kosten die de begunstigde heeft gedeclareerd in de financiële staten waarop het betalingsverzoek is gebaseerd, werkelijk gemaakt en precies geboekt zijn en op grond van de subsidieovereenkomst subsidiabel zijn.”;

      2. in de tweede alinea komt de aanhef als volgt te luiden:

        „Behalve in het geval van vaste bedragen en forfaitaire financiering, is het certificaat betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen in de volgende gevallen voor tussentijdse betalingen per begrotingsjaar en voor saldobetalingen verplicht:”;

      3. in de derde alinea komt de aanhef als volgt te luiden:

        „Wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat, mag de bevoegde ordonnateur echter van de verplichting tot het overleggen van een certificaat betreffende de financiële staten en de onderliggende rekeningen vrijstellen:”.

  54. Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 komt als volgt te luiden:

      „1.

      Ter beperking van de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s mag de bevoegde ordonnateur op basis van zijn risicoanalyse hetzij van de begunstigde een voorafgaande zekerheidsstelling verlangen voor hetzelfde bedrag als de voorfinanciering, hetzij de betalingen in verschillende tranches splitsen.

      Voor subsidies met een waarde minder dan of gelijk aan 10 000 EUR mag de bevoegde ordonnateur slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen van de begunstigde een voorafgaande zekerheidsstelling verlangen.

      De bevoegde ordonnateur mag afhankelijk van zijn risicoanalyse ook een dergelijke zekerheid verlangen in het licht van de in de subsidieovereenkomst overeengekomen financieringsmethode.

      Wanneer een zekerheid wordt verlangd, wordt deze door de bevoegde ordonnateur beoordeeld en aanvaard.”;

    2. in lid 2 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

      „Wanneer de voorfinanciering meer dan 80 % van het totale bedrag van de subsidie uitmaakt en mits zij meer dan 60 000 EUR bedraagt, wordt een zekerheid verlangd.”.

  55. De artikelen 195, 196, 197, 198, 200 en 202 worden geschrapt.

  56. Artikel 211 komt als volgt te luiden:

    1.

    De gegevens in het grootboek worden bewaard en geordend teneinde de inhoud van elke in de algemene staat van de rekeningen opgenomen rekening te kunnen verantwoorden.

    2.

    Op de inventaris van de vaste activa zijn de artikelen 220 tot en met 227 van toepassing.”.

  57. Artikel 212 wordt geschrapt.

  58. Artikel 213 komt als volgt te luiden:

    1. in lid 2 komt de vierde alinea als volgt te luiden:

      „De koers die moet worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta voor de opstelling van de balans op 31 december van het jaar N is die van de laatste werkdag van het jaar N.”;

    2. het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

      „3.

      De overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement vastgestelde boekhoudregels vermelden de regels inzake de omrekening en herwaardering die ten behoeve van de boekhouding op transactiebasis moeten worden vastgesteld.”.

  59. Artikel 222 komt als volgt te luiden:

    Alle aankopen van goederen waarvan de gebruiksduur meer dan een jaar is, die niet het karakter van een verbruiksgoed hebben en waarvan de aankoopprijs of de kostprijs hoger is dan die welke in de overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement vastgestelde boekhoudregels is vermeld, worden in de inventaris en de rekeningen van de vaste activa opgenomen.”.

  60. In artikel 240 komt lid 1 als volgt te luiden:

    „1.

    De vooraankondiging voor internationale aanbestedingen wordt voor de opdrachten voor leveringen en diensten zo spoedig mogelijk aan het Publicatiebureau toegezonden en voor de opdrachten voor werken zo spoedig mogelijk na het besluit waarbij het programma wordt goedgekeurd.”.

  61. Artikel 241 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. in de eerste alinea komt punt a) als volgt te luiden:

        1. opdrachten met een waarde van 200 000 EUR of meer: internationale niet-openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);”;

      2. de tweede alinea komt als volgt te luiden:

        „Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 5 000 EUR volstaat één inschrijving.”;

    2. in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „Wanneer het aantal gegadigden die aan de selectiecriteria of de minimumgeschiktheidsniveaus voldoen, kleiner is dan het minimumaantal, mag de aanbestedende dienst alleen de gegadigden die aan de criteria voor het indienen van een inschrijving voldoen, vragen een inschrijving in te dienen.”;

    3. lid 3 komt als volgt te luiden:

      „3.

      In de in lid 1, onder b), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen inschrijvers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

      De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

      Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de inschrijvers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.”.

  62. Artikel 242 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

        • de aanhef komt als volgt te luiden:

          „Voor opdrachten voor diensten mogen de aanbestedende diensten in de volgende gevallen van een onderhandelingsprocedure met één inschrijving gebruikmaken:”;

        • het volgende punt g) wordt toegevoegd:

          1. wanneer een poging de concurrentiële onderhandelingsprocedure te gebruiken heeft gefaald nadat zonder succes een raamovereenkomst is gebruikt. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd.”;

      2. de volgende alinea wordt toegevoegd:

        „Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.”;

    2. lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

      1. in de eerste alinea komt punt b) als volgt te luiden:

        1. aanvullende opdrachten die bestaan in een herhaling van gelijksoortige diensten die zijn toevertrouwd aan de dienstverlener aan wie de eerste opdracht is gegund, mits:

          1. deze opdracht voorwerp is geweest van een aankondiging van de opdracht en de mogelijkheid gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure voor de nieuwe opdrachten van het project en de geraamde kosten ervan duidelijk in de aankondiging van de eerste opdracht zijn vermeld;

          2. de uitbreiding van de opdracht eenmalig is en voor een waarde en duur die niet hoger en langer zijn dan de waarde en de duur van de oorspronkelijke opdracht.”;

      2. de tweede alinea wordt geschrapt.

  63. Artikel 243 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. in de eerste alinea komen de punten a) en b) als volgt te luiden:

        1. opdrachten met een waarde van 150 000 EUR of meer: internationale openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

        2. opdrachten met een waarde van 30 000 EUR of meer, maar minder dan 150 000 EUR: plaatselijke openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder b);”;

      2. de tweede alinea komt als volgt te luiden:

        „Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 5 000 EUR volstaat één inschrijving.”;

    2. lid 2 komt als volgt te luiden:

      „2.

      In de in lid 1, onder c), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen leveranciers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

      De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

      Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de leveranciers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.”.

  64. In artikel 244 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    1. de aanhef komt als volgt te luiden:

      „Opdrachten voor levering kunnen in de volgende gevallen via een onderhandelingsprocedure worden geplaatst op grond van één inschrijving:”;

    2. het volgende punt e) wordt toegevoegd:

      1. wanneer de concurrentiële onderhandelingsprocedure na twee pogingen zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen administratief en technisch geldige dan wel kwalitatief en/of financieel aanvaardbare inschrijvingen heeft opgeleverd. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd.”;

    3. de volgende alinea wordt toegevoegd:

      „Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.”.

  65. Artikel 245 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. in de eerste alinea komen de punten a) en b) als volgt te luiden:

        1. opdrachten met een waarde van 5 000 000 EUR of meer:

          1. in beginsel internationale openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

          2. uitzonderlijk, gelet op het bijzondere karakter van bepaalde werken en met voorafgaande instemming van de bevoegde ordonnateur wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, internationale niet-openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder a);

        2. opdrachten met een waarde van 300 000 EUR of meer, maar minder dan 5 000 000 EUR: plaatselijke openbare aanbesteding in de zin van artikel 122, lid 2, en artikel 240, lid 2, onder b);”;

      2. de tweede alinea komt als volgt te luiden:

        „Voor opdrachten met een waarde minder dan of gelijk aan 5 000 EUR volstaat één inschrijving.”;

    2. lid 2 komt als volgt te luiden:

      „2.

      In de in lid 1, onder c), bedoelde procedure stelt de aanbestedende dienst een lijst van ten minste drie door hem gekozen aannemers op. Deze procedure houdt een beperkte concurrentie in zonder een publicatie, valt niet onder artikel 124 en wordt concurrentiële onderhandelingsprocedure genoemd.

      De inschrijvingen worden geopend en geëvalueerd door een evaluatiecomité dat over de nodige technische en administratieve deskundigheid beschikt. De leden van het evaluatiecomité moeten een onpartijdigheidsverklaring ondertekenen.

      Indien de aanbestedende dienst na raadpleging van de aannemers slechts één inschrijving ontvangt die administratief en technisch geldig is, mag de opdracht worden gegund, mits aan de gunningscriteria wordt voldaan.”.

  66. In artikel 246 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    1. de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

      1. de eerste zin komt als volgt te luiden:

        „Opdrachten voor werken kunnen in de volgende gevallen via een onderhandelingsprocedure worden geplaatst op grond van één inschrijving:”;

      2. het volgende punt d) wordt ingevoegd:

        1. wanneer de concurrentiële onderhandelingsprocedure na twee pogingen zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen administratief en technisch geldige dan wel kwalitatief en/of financieel aanvaardbare inschrijvingen heeft opgeleverd. In dit geval mag de aanbestedende dienst na annulering van de concurrentiële onderhandelingsprocedure, onderhandelingen beginnen met een of meer inschrijvers van zijn keuze onder degenen die aan de aanbesteding hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd.”;

    2. de volgende alinea wordt toegevoegd:

      „Wanneer de Commissie niet de aanbestedende dienst is, moet de bevoegde ordonnateur van tevoren toestemming geven voor het gebruik van de onderhandelingsprocedure.”.

  67. In artikel 250 komen de leden 3 en 4 als volgt te luiden:

    „3.

    Bij een voorfinanciering van meer dan 150 000 EUR wordt een garantie verlangd. Wanneer de contractant een overheidsinstantie is, mag de bevoegde ordonnateur van deze verplichting afzien, wanneer zijn risicoanalyse dit toelaat.

    De garantie wordt vrijgegeven wanneer de voorfinanciering wordt afgetrokken van de tussentijdse betalingen of saldobetalingen aan de contractant volgens de voorwaarden van de overeenkomst.

    4.

    De aanbestedende dienst mag een uitvoeringsgarantie verlangen voor een bedrag dat in het aanbestedingsdossier wordt vastgesteld en dat overeenkomt met 5 tot 10 % van de totale waarde van de opdracht. Deze garantie wordt bepaald op grond van objectieve criteria, zoals het type en de waarde van de opdracht.

    Een uitvoeringsgarantie is echter verplicht indien de volgende drempelwaarden overschreden zijn:

    1. 345 000 EUR voor opdrachten voor werken;

    2. 150 000 EUR voor opdrachten voor leveringen.

    Deze garantie vervalt ten vroegste bij de definitieve oplevering van de goederen en werken. Wanneer de overeenkomst slecht is uitgevoerd, wordt de garantie volledig in beslag genomen.”.

  68. In artikel 252, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Het evaluatiecomité of de aanbestedende dienst mag de gegadigden of de inschrijvers echter met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling verzoeken, de ingediende bewijsstukken met betrekking tot de uitsluitings- en de selectiecriteria aan te vullen of toe te lichten binnen de termijn die het comité of de dienst vaststelt.”.

  69. In artikel 257 eerste alinea, komt punt c) als volgt te luiden:

    1. Het Bureau voor personeelsselectie van de Europese Gemeenschappen en de Europese Bestuursschool, die administratief is gekoppeld aan dit bureau.”.

  70. In artikel 260 wordt de tweede alinea geschrapt.

  71. In artikel 262 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    „Vastleggingen voor administratieve kredieten die in alle titels voorkomen en die globaal worden beheerd, mogen globaal in de begrotingsboekhouding worden opgenomen volgens de in artikel 27 bedoelde samenvattende indeling naar aard.

    De bijbehorende uitgaven worden op de begrotingsonderdelen van elke titel geboekt volgens dezelfde verdeling als voor kredieten.”.

  72. In artikel 264 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Wanneer het echter voor transacties in derde landen niet mogelijk is een van deze vormen van huurgaranties te gebruiken, mag de bevoegde ordonnateur andere vormen aanvaarden, mits deze vormen een gelijkwaardige bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen bieden.”.

  73. In artikel 271, komen de leden 1 en 2 als volgt te luiden:

    „1.

    De in de artikelen 54, 67, 119, 126, 128, 129, 130, 135, 151, 152, 164, 172, 173, 180, 181, 182, 226, 241, 243, 245 en 250 bedoelde drempelwaarden en bedragen worden om de drie jaar aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de Gemeenschap.

    2.

    De in artikel 157, onder b), en artikel 158, lid 1, bedoelde drempelwaarden voor de overheidsopdrachten worden om de twee jaar aangepast overeenkomstig artikel 78, lid 1, van Richtlijn 2004/18/EG.”.

„Artikel 6 bis Voorlopige twaalfden(Artikel 13, lid 2, van het Financieel Reglement)

De totale toegestane kredieten van het vorige begrotingsjaar, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van het Financieel Reglement, hebben betrekking op de kredieten van het begrotingsjaar in de zin van artikel 5 van deze verordening, na aanpassing voor de overschrijvingen die tijdens dat begrotingsjaar zijn verricht.”.

„Artikel 7 Omrekeningskoers tussen de euro en andere valuta’s(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

1.

Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen, geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de bevoegde ordonnateur tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde dagkoers van de euro.

Wanneer de omrekening tussen de euro en een andere valuta door de contractanten of begunstigden geschiedt, zijn de in de aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomst opgenomen specifieke regels inzake omrekening van toepassing.

2.

Indien voor de betrokken valuta geen dagkoers van de euro wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde boekhoudkundige koers.

3.

Voor de in de artikelen 132 tot en met 137 van het Financieel Reglement bedoelde boekhouding en behoudens artikel 213 van deze verordening geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta tegen de maandelijkse boekhoudkundige koers van de euro. Deze boekhoudkundige koers wordt door de rekenplichtige van de Commissie met gebruikmaking van alle informatiebronnen die hij betrouwbaar acht, vastgesteld op basis van de koers van de voorlaatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de koers wordt bepaald.

Artikel 8 Voor de omrekening tussen de euro en andere valuta’s te gebruiken koers(Artikel 16 van het Financieel Reglement)

1.

Onverminderd de specifieke bepalingen die voortvloeien uit de toepassing van sectorale regelingen of uit specifieke aanbestedings-, subsidie- of financieringsovereenkomsten, is de koers die moet worden gebruikt voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta in gevallen waarin de omrekening door de bevoegde ordonnateur wordt uitgevoerd, die van de dag waarop de opdrachtgevende dienst de betalings- of invorderingsopdracht heeft opgesteld.

2.

Bij beheer van gelden ter goede rekening in euro is de datum van betaling door de bank bepalend voor de te gebruiken koers voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta.

3.

Voor de regularisatie van gelden ter goede rekening in nationale valuta’s, zoals bedoeld in artikel 16 van het Financieel Reglement, moet voor de omrekening tussen de euro en een andere valuta de koers worden gebruikt van de maand waarin de uitgave wordt verricht.

4.

Voor de vergoeding van forfaitaire uitgaven of uitgaven die voortvloeien uit het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „het Statuut” genoemd, waarvoor een maximumbedrag is vastgesteld en die in een andere valuta dan de euro worden betaald, moet de koers worden gebruikt die geldt wanneer het recht ontstaat.”.

„Artikel 21 Evaluatie(Artikel 27 van het Financieel Reglement)

„Artikel 56 Beëindiging van de functie van rekenplichtige(Artikel 61 van het Financieel Reglement)

„Artikel 83 Inning door middel van verrekening(Artikel 73 van het Financieel Reglement)

„Artikel 85 bis Inning van boeten, dwangsommen en andere sancties(Artikelen 73 en 74 van het Financieel Reglement)

„Artikel 90 Financieringsbesluit(Artikel 75 van het Financieel Reglement)

„Artikel 101 Vorm van de betaalbaarverklaring(Artikel 79 van het Financieel Reglement)

„Artikel 129 Opdrachten van geringe waarde(Artikel 91 van het Financieel Reglement)

„Artikel 134 Bewijsmiddelen(Artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement)

„Artikel 152 Zekerheid voor voorfinancieringen(Artikel 102 van het Financieel Reglement)

„Artikel 179 Kennisgeving aan de aanvragers(Artikel 116 van het Financieel Reglement)

„Artikel 211 Boekhoudkundige afstemmingen(Artikel 135 van het Financieel Reglement)

„Artikel 222 Opneming van de goederen in de inventaris(Artikel 138 van het Financieel Reglement)

Artikel 2

Artikel 3