Home

96/40/EG: Besluit van de Commissie van 20 december 1995 tot opschorting van de procedure op grond van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad inzake handelsbelemmeringen, welke procedure betrekking heeft op de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand en de gevolgen daarvan voor de handel van de Gemeenschap in geluidsopnamen

96/40/EG: Besluit van de Commissie van 20 december 1995 tot opschorting van de procedure op grond van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad inzake handelsbelemmeringen, welke procedure betrekking heeft op de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand en de gevolgen daarvan voor de handel van de Gemeenschap in geluidsopnamen

96/40/EG: Besluit van de Commissie van 20 december 1995 tot opschorting van de procedure op grond van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad inzake handelsbelemmeringen, welke procedure betrekking heeft op de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand en de gevolgen daarvan voor de handel van de Gemeenschap in geluidsopnamen

Publicatieblad Nr. L 011 van 16/01/1996 blz. 0007 - 0008


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 20 december 1995 tot opschorting van de procedure op grond van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad inzake handelsbelemmeringen, welke procedure betrekking heeft op de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand en de gevolgen daarvan voor de handel van de Gemeenschap in geluidsopnamen (96/40/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 365/95 (2), inzonderheid op de artikelen 11 en 14,

Na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 5 juni 1991 heeft de Commissie een klacht ontvangen van het Europese kantoor van de International Federation of the Phonographic Industry (IFPI), het nagenoeg alle producenten van geluidsopnamen in de Gemeenschap vertegenwoordigt, welke klacht gebaseerd was op Verordening (EEG) nr. 2641/84 van de Raad van 17 september 1984 inzake de versterking van de gemeenschappelijke handelspolitiek, met name op het gebied van verdediging tegen onrechtmatige handelspraktijken (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 522/94 (4). Volgens deze klacht zouden geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand op grote schaal illegaal worden gekopieerd. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou hierdoor schade lijden, daar de aanwezigheid van deze illegale kopieën de export van geluidsopnamen uit de Gemeenschap naar Thailand en naar andere derde landen nadelig zou beïnvloeden.

Daar de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte, in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2641/84, inzake onrechtmatige handelspraktijken die aan Thailand waren toe te schrijven en inzake daaruit voortvloeiende schade, heeft de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (5) het bericht gepubliceerd dat zij een onderzoek zou instellen naar de ongeoorloofde reproduktie in Thailand van geluidsopnamen uit de Gemeenschap.

De Commissie heeft een procedure ingeleid om de feiten en rechtselementen van deze zaak te onderzoeken en heeft hierover op 20 februari 1992 een verslag voorgelegd aan het bij Verordening (EEG) nr. 2641/84 ingestelde Raadgevend Comité. Hieruit bleek dat in de referentieperiode, voornamelijk als gevolg van het feit dat de Thaise overheid er niet in slaagt de Thaise wetgeving inzake auteursrechten te doen naleven, de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen (internationaal repertoire) waarschijnlijk een niveau van 90 % had bereikt en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap hierdoor aanmerkelijke schade leed, voornamelijk omdat deze bedrijfstak hierdoor veel minder in Thailand (en andere derde landen) kon verkopen. Het bleek derhalve dat Thailand hiermee zijn internationale verplichting had geschonden producenten van geluidsopnamen in de Gemeenschap effectief tegen het illegaal kopiëren van hun produkten te beschermen. Deze verplichting vloeide voort uit de bepaling inzake nationale behandeling in artikel 4 van de Akte van Berlijn van de Berner Conventie voor de Bescherming van Werken van Letterkunde en Kunst, die ook door Thailand is ondertekend.

De Commissie heeft vervolgens overleg gepleegd met de Thaise overheid hetgeen ertoe heeft geleid dat de Thaise Regering in september 1992 de verbintenis is aangegaan het illegaal kopiëren van geluidsopnamen uit de Gemeenschap op zo kort mogelijke termijn tot te verwaarlozen proporties terug te brengen. In eerste instantie zou zij binnen een jaar al voor een belangrijke vermindering zorgen.

Op grond van deze verbintenis en het gunstige advies van het Raadgevend Comité en onder voorbehoud van een regelmatig onderzoek van de situatie, blijken verdere stappen in deze procedure niet direct aangewezen.

In december 1993 heeft een bezoek aan Thailand plaatsgevonden om de vorderingen in dit verband te onderzoeken. Na dit bezoek heeft de Commissie opnieuw verslag uitgebracht bij het bij Verordening (EEG) nr. 2641/84 ingestelde Comité. De eerste constatering van de Commissie was dat de ongeoorloofde reproduktie van audiocassettes in het eerste jaar na de verbintenis van de Thaise Regering tot een niveau van ongeveer 50 % was teruggebracht, waaruit blijkt dat de Thaise Regering inderdaad maatregelen heeft genomen om haar verbintenis na te leven. Daarna werd echter slechts langzaam vooruitgang geboekt en bovendien bleef er ongerustheid bestaan over een eventuele heropleving van de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen, met name gezien de verkoop van illegaal gekopieerde compact discs (CD's). Op advies van het Raadgevend Comité leek het bijgevolg gepast om Thailand meer tijd te geven om de nieuwe Wet op de Auteursrechten goed te keuren, waarvan het ontwerp reeds bij de parlementaire commissie in behandeling was, op grond waarvan beter tegen overtredingen kon worden opgetreden.

Uit inlichtingen die de Commissie vanaf begin 1994 heeft ingewonnen, blijkt dat verder geen belangrijke vooruitgang is geboekt bij de bestrijding van de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap. Er vonden echter positieve ontwikkelingen plaats op wetgevend gebied. De nieuwe Thaise Wet op de Auteursrechten is op 21 maart 1995 in werking getreden. Deze wet bevat talrijke bepalingen om overtredingen beter te kunnen bestrijden, waaronder de nodige afschrikwekkende maatregelen voor potentiële en feitelijke overtreders, met name in de vorm van sterk verhoogde boetes.

Gezien het bovenstaande en rekening houdend met een nog steeds aanzienlijke produktie van illegale kopieën, met name van CD's, doch in het vooruitzicht van een vermindering daarvan, op permanente basis, tot te verwaarlozen niveaus door een effectieve handhaving van de nieuwe Thaise wetgeving, is de Commissie van oordeel dat het in dit stadium niet dienstig is de procedure te beëindigen of handelspolitieke maatregelen tegen Thailand te nemen. De toestand dient evenwel nauwlettend te worden gevolgd.

Vanaf 1 januari 1995 is Verordening (EG) nr. 3286/94, waarbij Verordening (EEG) nr. 2641/84 werd ingetrokken, op de huidige procedure van toepassing.

Bij artikel 11, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 3286/94 wordt de mogelijkheid ingevoerd een procedure formeel op te schorten. Volgens artikel 11, lid 2, onder b), van die verordening houdt de Commissie in dergelijk geval toezicht op de correcte toepassing van de maatregelen die door het betrokken derde land zijn genomen.

Bij toepassing van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3286/94, wordt de huidige beslissing tot opschorting genomen overeenkomstig artikel 14 van genoemde verordening. Deze verordening bepaalt dat wanneer de Commissie een besluit neemt dit besluit aan de Lid-Staten wordt medegedeeld en van toepassing wordt na een termijn van tien dagen, indien geen enkele Lid-Staat de zaak aan de Raad heeft voorgelegd.

In artikel 11, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 3286/94 is bepaald dat indien het betrokken derde land zijn maatregelen intrekt, opschort dan wel niet correct uitvoert, indien de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat dit het geval is of, tenslotte, indien geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek om informatie van de Commissie, handelspolitieke maatregelen kunnen worden genomen overeenkomstig de bepalingen van die verordening.

De procedure inzake de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand dient derhalve te worden opgeschort en de situatie dient door de Commissie op continue wijze te worden gevolgd, en de Commissie zal het bij Verordening (EG) nr. 3286/94 ingestelde Comité regelmatig van haar bevindingen in kennis stellen,

BESLUIT:

Artikel 1

De procedure inzake de ongeoorloofde reproduktie van geluidsopnamen uit de Gemeenschap in Thailand wordt opgeschort.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing vanaf de dag van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 20 december 1995.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 71.

(2) PB nr. L 41 van 23. 2. 1995, blz. 3.

(3) PB nr. L 252 van 20. 9. 1984, blz. 1.

(4) PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 10.

(5) PB nr. C 189 van 20. 7. 1991, blz. 26.