Home

VERORDENING (EEG) Nr. 2818/91 VAN DE COMMISSIE van 23 september 1991 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van garens van katoen van oorsprong uit Brazilië, Egypte en Turkije en tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure ten aanzien van garens van katoen van oorsprong uit India en Thailand

VERORDENING (EEG) Nr. 2818/91 VAN DE COMMISSIE van 23 september 1991 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van garens van katoen van oorsprong uit Brazilië, Egypte en Turkije en tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure ten aanzien van garens van katoen van oorsprong uit India en Thailand

VERORDENING (EEG) Nr. 2818/91 VAN DE COMMISSIE van 23 september 1991 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van garens van katoen van oorsprong uit Brazilië, Egypte en Turkije en tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure ten aanzien van garens van katoen van oorsprong uit India en Thailand

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9 en 11,

Na de Associatieraad EEG-Turkije te hebben ingelicht, overeenkomstig artikel 47, lid 2, van het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (2), en bewust van het feit dat het voorlopige anti-dumpingrecht ten aanzien van Turkije dat bij deze verordening wordt ingesteld, dient te worden ingetrokken indien de Associatieraad binnen de in dit artikel genoemde termijn hiertoe een aanbeveling doet,

Na overleg in het kader van het in genoemde verordening bedoelde Raadgevende Comité,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

A. PROCEDURE

a) Algemeen

(1) In 1989 werd bij de Commissie schriftelijk een klacht ingediend door "Eurocoton" (Committee of the cotton and allied textile industries of the EEC) namens producenten die ongeveer 95 % van de produktie van katoenen garens in de Gemeenschap vertegenwoordigen.

Bij de klacht was voldoende bewijsmateriaal gevoegd ten aanzien van dumping van katoenen garens van oorsprong uit Brazilië, Egypte, India, Thailand en Turkije en van daaruit voortvloeiende schade om tot de inleiding van een anti-dumpingprocedure over te gaan.

De Commissie heeft dientengevolge, door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3), de inleiding aangekondigd van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van garens van katoen, vallende onder de GN-codes 5205 en 5206, van oorsprong uit Brazilië, Egypte, India, Thailand en Turkije.

(2) De Commissie heeft de haar bekende exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld.

Deze bekende belanghebbenden werd verzocht de hen toegezonden vragenlijsten in te vullen. Zij werden bovendien in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te vragen te worden gehoord.

(3) De meeste exporteurs en de producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden ingediend, hebben hun standpunt schriftelijk bekend gemaakt. Een aantal importeurs en de "European trade union committee of textiles, clothing and leather" hebben eveneens schriftelijk mededelingen gedaan.

Zowel de exporteurs als de EG-producenten die een klacht hadden ingediend werden gehoord, indien zij daarom hadden verzocht.

Het produkt

Omschrijving

(4) Garens van katoen (andere dan naaigarens), niet opgemaakt voor de verkoop in het klein.

Het gaat bij deze procedure om alle soorten garens van katoen, ingedeeld aan de hand van het "English count system", dat wil zeggen dat de garens, naar dikte, in "garennummers" worden ingedeeld.

Gecombineerde nomenclatuur

(5) Garens van katoen, vallende onder de volgende GN-codes:

- 5205: van 5205 11 00 tot en met 5205 45 90 (andere dan naaigarens) bevattende 85 of meer gewichtspercenten katoen;

- 5206: van 5206 11 00 tot en met 5206 45 90 (andere dan naaigarens) bevattende minder dan 85 gewichtspercenten katoen.

Soortgelijk produkt

(6) Opgemerkt werd dat de fysieke kenmerken van alle soorten voor verkoop bestemde garens van katoen, zowel in de landen van uitvoer als in de Gemeenschap, weinig uiteenliepen en de garens met gebruikmaking van dezelfde basistechnieken en met dezelfde soort uitrusting werden vervaardigd. De toepassingsmogelijkheden voor de garens van katoen waren in hoge mate verwisselbaar.

De Commissie was derhalve van oordeel dat de garens van katoen van alle dikten die uit de betrokken landen naar de Gemeenschap werden uitgevoerd als van dezelfde soort moesten worden beschouwd in de zin van Verordening (EEG) nr. 2423/88 als die welke in elk van de landen van uitvoer werden vervaardigd en op de binnenlandse markt verkocht en de produkten die door de ondernemingen in de Gemeenschap werden vervaardigd en verkocht.

b) Bedrijfstak van de Gemeenschap

(7) Daar een onderzoek bij elk van de betrokken ondernemingen, die meestal klein zijn en waarvan er een groot aantal zijn, administratieve problemen met zich mee zou brengen, werd een aantal ondernemingen op grond van grootte en plaats van vestiging geselecteerd.

De producenten in de Gemeenschap, van wie aanvaardbare antwoorden werden ontvangen, werden representatief bevonden voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

c) Producenten/exporteurs

(8) Gezien het aantal betrokken landen (5) en het grote aantal exporteurs die tot medewerking bereid waren (53), achtte de Commissie het, met het oog op de verificatie, noodzakelijk een selectie te maken om de procedure binnen een redelijke termijn af te sluiten en de zaak op de efficiëntste wijze af te handelen. Een volledig onderzoek werd derhalve bij een beperkt aantal geselecteerde producenten/exporteurs ingesteld.

Voor Brazilië, Egypte, India en Turkije werd met het oog op de verificatie een selectie van ondernemingen gemaakt. Deze selectie geschiedde aan de hand van objectieve criteria zoals produktieniveau, exportprestaties, produktiegamma en verkochte hoeveelheden op de binnenlandse markt.

Voor Thailand verleenden slechts twee ondernemingen medewerking. Hier behoefte dus geen selectie te worden gemaakt.

Over de selectiecriteria en de selectie van ondernemingen werd overeenstemming bereikt na besprekingen tussen de Commissie en de verenigingen die de producenten/exporteurs vertegenwoordigden.

Terzelfdertijd werden de verenigingen van exporteurs en de meeste producenten/exporteurs die medewerking verleenden, medegedeeld dat deze selectie de volgende gevolgen zou hebben:

- de dumpingmarges zouden worden gebaseerd op de cijfers die voor de de voor de verificatie geselecteerde ondernemingen zouden worden vastgesteld;

- het gewogen gemiddelde van de geconstateerde dumpingmarges zou worden aangehouden voor die ondernemingen die tot medewerking bereid waren geweest maar niet voor het onderzoek waren uitgekozen;

- de meest passende beschikbare gegevens zouden, overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 worden gebruikt voor die ondernemingen die niet tot medewerking bereid waren geweest.

De verenigingen van exporteurs hebben tegen bovengenoemde procedure en de gevolgen daarvan geen bezwaar gemaakt.

d) Onderzoek

(9) De Commissie heeft alle inlichtingen die zij voor een voorlopige vaststelling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade nodig achtte bij de partijen die tot medewerking bereid waren, ingewonnen en geverifieerd.

Producenten in de Gemeenschap:

België: Kortrijkse Textiel Maatschappij; Frankrijk: Ets Caulliez Frères (SA) Filature Fremaux Filature de Chenimenil Filature de Démangevelle Filature Réquillart Filature de Béchamp Filature et tissages des établissements héritiers de Georges Perrin La Cotonnière d'Armentières La Cotonnière du Touquet; Duitsland: Fils Textil GmbH Lauffenmuehle GmbH Textilgruppe Hof (Neue Baumwollspinnerei & Weberei Hof AG/Vogtlaendische Baumwollspinnerei AG); Griekenland: Naoussa Spinning Mills SA Piraiki-Patraiki SA Volos Spinning MFG Co. SA Iliotex SA Textile Mills; Italië: Cotonificio Bresciano Ottolini SpA Cotonificio di Biadene SpA Cotonificio Honneger SpA Cotonificio Olcese Veneziano SpA Cotonificio di Conegliano Filati Filartex SpA Franzoni SpA Nuova Manifattura Cotoniera Meridionale; Portugal: Arco Têxteis - Empresa Industrial de Santo Tirso Lda Sociedade Têxtil Flor do Rio Lda; Spanje: Grupo MITASA Hilaturas Gossypium, SA La Preparacion Textil SA Serra Feliú, SA Textil Santanderina SA; Verenigd

Koninkrijk: Courtaulds Spinning

Shiloh Spinners Ltd.

Exporteurs/producenten in de betrokken landen:

Brazilië: Fábrica de Rendas Arp SA, Rio de Janeiro Fiaçao e Tecelagem Kanebo do Brasil, Sao Paulo Nisshinbo do Brasil Indústria Têxtil Lda, Sao Paulo; Egypte: Unirab Spinning & Weaving Co., Alexandrië Misr Shebin El Kom For Spinning & Weaving (Shebintex), Menoufia Misr El Amria Spinning & Weaving Co., Alexandrië Misr Iran Textile Co. "Miratex", Suez; India: Sholingur Textiles Ltd, Madras Gokak Mills Ltd, Bombay Nav Maharashtra Sahakari Soot Girani, Ichalkaranji Thiagarajar Mills Ltd, Madurai; Thailand: Bangkok Weaving Mills Ltd, Bangkok Thai Melon Textile Co. Ltd, Rangsit Pathumthani; Turkije: Taris (Tarim Satis Kooperatifleri Birli Keri), Izmir Ceytas , (Ceyhan Tekstil Sanayii AS ), Ceyhan Yalova Elyaf ve Iplik Sanayii ve Ticaret AS , Istanboel Birko (Birlesik Koyunlulular Mensucat Tic ve San AS ), Nigde Soektas Pamuk ve Tarim Urunerini Degerlendirme Ticaret ve Sanayii AS , Soeke Yidas , Tarsus.

(10) Hieronder volgt per land een opgave van de producenten/exporteurs die de vragenlijst van de Commissie hebben beantwoord en bereid waren aan het onderzoek deel te nemen, maar die niet voor het onderzoek werden geselecteerd en derhalve niet zijn bezocht:

Brazilië: Filobel SA Indústrias Têxteis do Brasil, Sao Paulo Toyobo do Brasil Indústria Têxtil Lda, Sao Paulo Indústria Têxtil Tsuzuki Ltd, Sao Paulo SA Têxtil Nova Odessa, Sao Paulo Cotonifício de Sao Bernardo, Sao Paulo Companhia Brasileira de Fiaçao, Sao Paulo ; Egypte: El Siouf Spinning & Weaving Co., Alexandrië Delta Spinning & Weaving Co., Tanta El Sharkia Spinning & Weaving Co., Zagazig Misr Spinning & Weaving Co., Mehalla El Kubra Misr Fine Spinning & Weaving Co., Kafr El Dawar El Nasr Wool & Selected Textiles Co. "Stia", Alexandrië Dakhalia Spinning & Weaving Co., Mansoera Alexandria Spinning & Weaving Co., Alexandrië; India: Madhavnager Cotton Mills Ltd, Bombay Vardhman Spinning & General Mills Ltd, Ludhiana Loyal Textile Mills Ltd, Kovilpatti GTN Textiles Ltd, Alwaye Keshavial Talakchaud, Bombay Patodia Syntex Ltd, Bombay Sajjan Udyog, Bombay Vanaja Textiles Ltd, Trichur Yarn Syndicate, Calcutta The Coimbatore Pioneer Mills Ltd, Coimbatore DCM Limited, Delhi Kwality Spinning Mills Ltd, Pollachi;

Turkije: Soennez Pamuklu Sanayil AS , Bursa Cukurova Sanayi Isletmeleri TAS , Tarsus Akip Tekstil, Istanboel Karsu (Tekstil Sanay ve Tic AS ), Kayseri Trakya Iplik Sanayi AS , Istanboel Bisas Bursaiplik Sanayil AS , Bursa Mertas Manisali Errensel Pazadame ve Ticaret AS , Izmir Hateks (Hatay Tekstil Isletmeieria AS ), Antakya-Hatay.

(11) Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989.

Gezien het grote aantal partijen, de complexiteit van de procedure en met name de moeilijkheden die de Commissie ondervond om van partijen de nodige gegevens voor de voorlopige bevindingen te verkrijgen, duurde het onderzoek langer dan de normale periode van één jaar.

B. NORMALE WAARDE

a) Algemeen

(12) Van het produkt dat bij normale handelstransacties in voldoende hoeveelheden werd verkocht, werd de normale waarde voorlopig vastgesteld aan de hand van de gewogen gemiddelde prijs van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van de producenten/exporteurs die medewerking verleenden en vervolgens voor de verificatie waren geselecteerd. Van deze prijzen zijn alle rechtstreeks met de verkoop van de garens van katoen verband houdende kortingen en minderingen afgetrokken.

De normale waarde werd berekend met inachtneming van de verschillende garennummers van de katoenen garens.

Was er geen verkoop op de binnenlandse markt of waren er in het onderzoektijdvak bij normale handelstransacties op de binnenlandse markt grote hoeveelheden verkocht tegen prijzen waarmee alle redelijkerwijs toe te rekenen kosten niet waren gedekt, dan werd de normale waarde vastgesteld op basis van de samengestelde waarde van het soortgelijke produkt. Deze samengestelde waarde werd berekend door de produktiekosten te vermeerderen met een redelijke winstmarge die overeenstemde met de door andere producenten/exporteurs op de winstgevende verkoop van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt gemaakte gewogen gemiddelde winst.

Bijzondere omstandigheden

(13) Bij het vaststellen van de normale waarde heeft de Commissie rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden in de volgende landen:

a) Egypte

De Commissie heeft geconstateerd dat alle katoenspinnerijen, rechtstreeks of onrechtstreeks, staatseigendom waren en dat de binnenlandse prijzen voor katoen en garens van katoen door de overheid werden vastgesteld. Voorts werd ruwe katoen op de binnenlandse markt tegen aanzienlijk lagere prijzen verkocht dan bij uitvoer uit Egypte. Dit was rechtstreeks van invloed op de binnenlandse prijs van garens van katoen.

De Commissie is derhalve tot de voorlopige gevolgtrekking gekomen dat de binnenlandse prijzen van garens van katoen en van ruwe katoen zodanig door krachten buiten de markt worden beïnvloed dat zij, door het kunstmatige karakter ervan, niet kunnen worden beschouwd als bij normale handelstransacties tot stand te zijn gekomen. De Commissie achtte het derhalve dienstig de normale waarde van garens van katoen aan de hand van de samengestelde waarde vast te stellen. De samengestelde waarden werden berekend door alle werkelijke, zowel vaste als variabele kosten, met uitzondering van die van ruwe katoen, te nemen en door daaraan een redelijke winstmarge toe te voegen.

De kosten van ruwe katoen werden door de Commissie voorlopig berekend door de prijs te nemen die de betrokken producenten bij gewone handelstransacties (op de internationale markt) voor een soortgelijke kwaliteit ruwe katoen hadden moeten betalen. Op bedoelde prijs werden de nodige correcties toegepast. De noodzakelijk geachte winstmarge om een toereikende opbrengst op de verkoop in deze sector te garanderen was voor Egypte 5 %.

b) Brazilië en Turkije

(14) Om een deugdelijke vergelijking met de prijs bij uitvoer mogelijk te maken heeft de Commissie, gezien de hoge inflatie in deze beide landen, de normale waarde per maand vastgesteld.

C. PRIJS BIJ UITVOER

a) Algemeen

(15) De Commissie heeft geconstateerd dat uit alle landen naar onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap werd uitgevoerd. De prijzen bij uitvoer werden derhalve vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het voor export naar de Gemeenschap verkochte produkt.

b) Wisselkoers

(16) Werd de normale waarde op een jaarlijks gemiddelde gebaseerd, dan werd de op de prijs bij uitvoer toe te passen wisselkoers ook op een jaarlijks gemiddelde gebaseerd.

(17) Wat Brazilië en Turkije betreft achtte de Commissie het meer aangewezen, om de in overweging 14 vermelde redenen, een wisselkoers op basis van maandelijkse gemiddelden te gebruiken.

De Braziliaanse exporteurs stelden dat de economie van hun land in 1989, dit wil zeggen tijdens het onderzoektijdvak, in bijzondere omstandigheden verkeerde, daar de Braziliaanse regering in het eerste kwartaal van 1989 een wisselkoers van 1 novo cruzado tegen 1 US-dollar had opgelegd. Hierdoor zouden, volgens deze exporteurs, de prijzen bij uitvoer kunstmatig zijn gedrukt, terwijl de inflatie op de Braziliaanse markt steeds verder ging, waardoor de in novo cruzado uitgedrukte prijzen op de binnenlandse markt steeds hoger werden. Volgens deze exporteurs was de dumping die gebeurde dan ook kunstmatig.

De Braziliaanse exporteurs stelden derhalve dat rekening moest worden gehouden met hun bijzondere omstandigheden, zulks om de hierboven beschreven gevolgen te neutraliseren. Zij vroegen met name dat de wisselkoersen aan de inflatie zouden worden aangepast, om zodoende een prijs bij uitvoer te verkrijgen aan de hand waarvan een deugdelijke vergelijking met de normale waarde kon worden gemaakt.

Bij het onderzoek van deze mededelingen heeft de Commissie opgemerkt dat Brazilië een land met markteconomie is en dat de officiële, door de Braziliaanse overheid vastgestelde wisselkoersen in aanmerking waren genomen. Tijdens het voorlopige onderzoek waren de Braziliaanse exporteurs niet in staat geweest aan te tonen dat de officiële wisselkoers niet met de economische realiteit overeenstemde. In dit stadium van de procedure is het verzoek om een correctie op de prijs bij uitvoer derhalve afgewezen.

D. VERGELIJKING

a) Algemeen

(18) Om tot een deugdelijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer te komen heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 2, leden 9 en 10, van Verordening (EEG) nr. 2423/88, rekening gehouden met de verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen zoals verschillen in fysieke hoedanigheden en verkoopkosten. Alle vergelijkingen werden op hetzelfde handelsniveau gemaakt. Daar de prijzen bij uitvoer sterk uiteenliepen, werd de normale prijs van katoenen garens op de binnenlandse markt voorts per transactie vergeleken met de prijs bij uitvoer van katoenen garens van hetzelfde garennummer.

b) Verschillen in fysieke hoedanigheden

(19) De Commissie heeft geconstateerd dat in sommige gevallen op de binnenlandse markt katoenen garens werden verkocht die niet van hetzelfde garennummer waren als die welke voor de export werden verkocht. In zulke gevallen werden correcties toegepast om rekening te houden met de verschillende fysieke hoedanigheden, met name door een raming van de waarde van dergelijke verschillen aan de hand van het prijspeil van de garennummers die op de binnenlandse markt werden verkocht dan wel aan de hand van de produktiekosten van de geëxporteerde garennummers vermeerderd met de door dezelfde exporteur op de garennummers die hij wel op de binnenlandse markt verkocht, behaalde winstmarge.

c) Verschillen in verkoopkosten

(20) Op de normale waarde werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen in kredietvoorwaarden, commissies, salarissen van verkopers, verpakking, transport, verzekering, lading, overlading en lossing, en bijkomende kosten, voor zover kon worden aangetoond dat deze kosten met de betrokken verkoop rechtstreeks verband hielden.

d) Verschillen in invoerrechten en indirecte belastingen

(21) India

De Indiase exporteurs vroegen om correcties op de normale waarde op grond van artikel 2, lid 10, punt b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88. Zij stelden dat correcties moesten worden toegepast om rekening te houden met de indirecte belastingen op in katoenen garens die in India worden verkocht, verwerkt materiaal. Deze belasting wordt bij uitvoer terugbetaald volgens de regeling die "cash compensatory support" (compenserende steun in geld) wordt genoemd en 8 % bedraagt van de fob-waarde bij export voor bedrijven die zowel in het binnen- als het buitenland verkopen en 4 % van de fob-waarde bij export voor bedrijven die zich uitsluitend op export richten.

Na onderzoek van de bewijsstukken die de betrokken Indiase bedrijven in dit verband hebben overgelegd, is de Commissie tot de bevinding gekomen dat het bedrag dat in het kader van bovengenoemde regeling wordt terugbetaald, voornamelijk betrekking heeft op de indirecte belastingen die op het soortgelijke produkt en de daarin verwerkte materialen worden geheven wanneer zij op de binnenlandse markt worden verkocht. Bovendien heeft de Indiase overheid de Commissie officieel medegedeeld dat de regeling "compenserende steun in geld" op 3 juli 1991 buiten werking werd gesteld, zodat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de prijzen bij uitvoer dienovereenkomstig zullen stijgen. Gezien het vorenstaande werd de correctie toegestaan.

(22) Thailand

De Thaise exporteurs vroegen een correctie op de normale waarde op grond van artikel 2, lid 10, punt b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 om rekening te houden met een terugbetaling van rechten bij de invoer van ruwe katoen ten bedrage van 2,97 % van de fob-prijs bij uitvoer van garens van katoen.

De Commissie heeft stukken ontvangen ten bewijze van de betaling van de rechten bij invoer van in het garen van katoen wanneer dit voor verbruik in Thailand is bestemd, verwerkt ruw katoen. Ook werden bewijsstukken overgelegd ten aanzien van de hierboven genoemde invoerrechten die bij uitvoer naar de Gemeenschap werden terugbetaald. Gezien het vorenstaande werd een correctie toegestaan.

E. DUMPINGMARGE

a) Medewerkende producenten/exporteurs

(23) Bij elke onderneming die werd bezocht, werd een verschillende dumpingmarge vastgesteld. De gewogen gemiddelde marges in procenten van de totale cif-waarde van het betrokken produkt waren als volgt:

i) Brazilië

Fábrica de Rendas Arp SA 7,0 %

Fiaçao e Tecelagem Kanebo

do Brasil 15,8 %

Nisshinbo do Brasil Indústria

Têxtil Lda 12,1 %.

De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de in de steekproef begrepen ondernemingen is 12,9 %;

ii) Egypte

Misr El Amria Spinning &

Weaving Co. 12,5 %

Misr Iran Textile Co. "Miratex" 4,9 %

Misr Shebin El Kom For Spinning &

Weaving (Shebintex) 7,0 %

Unirab spinning & Weaving Co. 8,4 %.

De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de in de steekproef begrepen ondernemingen is 8,1 %;

iii) India

Godak Mills Ltd 0,2 %

Sholingur Textiles Ltd 0,2 %

Thiaragajar Mills Ltd 0,1 %

NAV Maharashtra Sahakari Soot

Girani 9,5 %.

De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de in de steekproef begrepen ondernemingen is 1,8 %;

iv) Thailand

Bangkok Weaving Mills 7,9 %

Thai Melon 0,1 %;

v) Turkije

Yalova Elyaf ve iplik Sanayil ve

Ticaret AS 5,6 %

Ceytas (Ceyhan Tekstil Sanayil AS ) 15,8 %

Yidas 4,9 %

Birko (Birlesik Koyunlulular

Mensucat Tic ve San AS ) 7,7 %

Taris (Tarim Satis Kooperatifleri

Birli Keri) 8,6 %

Soektas Pamuk ve Tarim Urunerini

Degerlendirme Ticaret ve Sanayii AS 10,0 %.

De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de in de steekproef begrepen ondernemingen is 10,0 %.

b) Niet-medewerkende producenten/exporteurs

(24) Voor producenten/exporteurs die de vragenlijst van de Commissie niet hebben ingevuld en zich ook niet anderszins hebben aangemeld, werd dumping vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 7, lid 7, punt b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

De Commissie heeft in dit verband geconstateerd dat de exporteurs uit India, Egypte, Thailand en Turkije in behoorlijke mate medewerking hebben verleend.

De Commissie was derhalve van oordeel dat voor het vaststellen van de dumpingmarge de resultaten van haar onderzoek in deze landen de geschikste grondslag vormden. Zou voor niet-medewerkende exporteurs een dumpingmarge worden aangehouden die lager was dan de hoogste geconstateerde dumpingmarge per land, dit wil zeggen 12,5 % voor Egypte, 9,5 % voor India, 7,9 % voor Thailand en 15,8 % voor Turkije, dan zou dit tot ontduiking van rechten aanleiding kunnen geven. Het werd derhalve dienstig geacht deze dumpingmarges aan te houden voor de producenten/exporteurs die geen medewerking hadden verleend.

(25) Wat Brazilië betreft, heeft de Commissie vastgesteld dat de medewerking verlenende bedrijven van dit land betrekkelijk weinig naar de Gemeenschap exporteerden in vergelijking met de totale hoeveelheden katoenen garens die in de Gemeenschap worden ingevoerd. De Commissie was van oordeel dat een zo geringe invoer niet als representatief kon worden beschouwd. Daarom werd van andere beschikbare gegevens gebruik gemaakt om de dumpingmarge voor de niet-medewerkende Brazilaanse exporteurs vast te stellen.

Voor de voorlopige berekeningen werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de cijfers inzake produktiekosten die de bedrijfstak van de Gemeenschap die de klacht had ingediend, had verstrekt en daaraan een redelijke winstmarge toe te voegen die overeenstemde met de gemiddelde winst van de bedrijven die wel medewerking hadden verleend.

De prijs bij uitvoer werd vastgesteld op grond van aan Eurostat ontleende cijfers waarop correcties werden toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. De normale waarde en de prijs bij uitvoer, als hierboven berekend, werden vergeleken. Op grond van deze vergelijking werd voor de niet-medewerkende Braziliaanse exporteurs een dumpingmarge van 25,3 % vastgesteld.

F. SCHADE

1. Cumulatie

(26) Bij het beoordelen van de uitwerking van dumping op de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft de Commissie overwogen of de gevolgen van de invoer met dumping uit alle bij dit onderzoek betrokken landen tezamen moeten worden genomen. Geconstateerd werd dat de produkten die uit al deze landen worden uitgevoerd, in alle opzichten gelijkaardig zijn en binnen eenzelfde periode en volgens eenzelfde soort handelsbeleid in de Gemeenschap op de markt waren gebracht om daar met elkaar en met het in de Gemeenschap vervaardigde garen van katoen te concurreren. Ook werd rekening gehouden met de hoeveelheden die werden ingevoerd.

Na onderzoek van al deze factoren is de Commissie tot de gevolgtrekking gekomen dat de invoer uit Brazilië, Egypte en Turkije in dezelfde periode een zelfde uitwerking heeft gehad (India en Thailand worden hier buiten beschouwing gelaten, zie overweging 27) en dat deze invoer met het oog op het vaststellen van het niveau van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, als één geheel moet worden bezien.

(27) Geoordeeld werd dat de produkten uit India en Thailand een te klein marktaandeel hadden om met de produkten uit Brazilië, Egypte en Turkije tezamen te worden genomen.

2. Ontwikkelingen van het verbruik in de Gemeenschap

(28) De Commissie heeft bij haar onderzoek naar het verbruik in de Gemeenschap geconstateerd dat de markt van de Gemeenschap in de periode 1986 tot en met 1989 lichtjes was gegroeid. Het verbruik bedroeg namelijk 1 153 000 ton in 1986, steeg tot 1 291 000 ton in 1987, dat een uitzonderlijk jaar was, en liep daarna terug tot 1 185 000 ton in 1988 en tot 1 184 000 ton in 1989.

3. Hoeveelheden en marktaandeel van de met dumping ingevoerde produkten

(29) Hoeveelheid met dumping ingevoerde produkten uit Brazilie, Egypte en Turkije in de periode 1986 tot en met 1989: ongeveer 131 733 ton in 1986, 159 351 ton in 1987, 142 966 ton in 1988 en 142 747 ton in 1989. Bij onderzoek van de ontwikkelingen op jaarbasis bleek een aanzienlijke stijging van 21 % in 1987, maar een daling met 10 % in 1988 en met 0,15 % in 1989. De algemene tendens in deze periode was in totaal een toename met 8,3 %.

In dezelfde periode bedroeg de invoer met dumping uit India 2 624 ton in 1986, 37 260 ton in 1987, 20 048 ton in 1988 en 8 545 ton in 1989.

In dezelfde periode bedroeg de invoer met dumping uit Thailand 10 239 ton in 1986, 12 463 ton in 1987, 13 904 ton in 1988 en 1 287 ton in 1989.

(30) Het marktaandeel van de Braziliaanse, Egyptische en Turkse exporteurs samen was 11,4 % in 1986, 12,3 % in 1987, 12,1 % in 1988 en in 1989.

Het marktaandeel van de uit India ingevoerde katoenen garens was 0,2 % in 1986, 2,9 % in 1987, 1,7 % in 1988 en 0,7 % in 1989.

Het marktaandeel van de uit Thailand ingevoerde katoenen garens was 0,9 % in 1986 en in 1987, 1,1 % in 1988 en 0,1 % in 1989.

4. Prijs van de met dumping ingevoerde produkten

(31) De Commissie heeft onderzocht hoe hoog tijdens het onderzoektijdvak de prijsonderbieding was van de Braziliaanse, Egyptische, Indiase, Thaise en Turkse exporteurs.

Voor elk garennummer werd een prijsvergelijking gemaakt tussen de met dumping ingevoerde produkten en de soortgelijke produkten van binnen de Gemeenschap. Voor de ingevoerde produkten werden hiervoor de cif-prijzen grens Gemeenschap aangehouden en voor de produkten van binnen de Gemeenschap de prijzen af fabriek. Op deze prijzen werden de nodige correcties toegepast. Wanneer een bepaald garennummer tijdens het onderzoektijdvak wel was ingevoerd, maar niet door de producenten in de Gemeenschap was verkocht, werd de prijs van het dichtstbijzijnde garennummer genomen waarop de nodige correcties voor verschillen in fysieke hoedanigheden werden toegepast (zie overweging 12).

Tevens werden, zo nodig, correcties toegepast ten aanzien van transportkosten die van de verkoopprijs in de Gemeenschap werden afgetrokken, en ten aanzien van rechten op de prijs bij invoer.

(32) Bovengenoemde vergelijking leidde tot de volgende resultaten, per land:

a) Brazilië - voor de drie bezochte ondernemingen werd een prijsonderbieding van 2,6 % tot 7,5 % geconstateerd;

b) Egypte - voor de vier bezochte ondernemingen werd een prijsonderbieding van 9,2 % tot 17,6 % geconstateerd;

c) India - voor de vier bezochte ondernemingen werd een prijsonderbieding van 3,3 % tot 24,1 % geconstateerd;

d) Thailand - voor de twee bezochte ondernemingen werd een prijsonderbieding van 13,7 % tot 14,1 % geconstateerd;

e) Turkije - voor de zes bezochte ondernemingen werd een prijsonderbieding van 4,7 % tot 24,5 % geconstateerd.

5. Andere relevante economische factoren

a) Produktie en bezettingsgraad

(33) De produktie van de in overweging 7 genoemde ondernemingen in de Gemeenschap waarbij een onderzoek werd ingesteld, bedroeg 282 014 ton in 1986, 298 468 ton in 1987, 284 396 ton in 1988 en 297 713 ton in 1989. Over de gehele periode bezien was er dus een produktiestijging van ongeveer 5 %.

(34) Bij het onderzoek naar de ontwikkeling van de bezettingsgraad bleek dat deze 82 % van de werkelijke capaciteit was in 1986, 85 % in 1987, 80 % in 1988 en 82 % in 1989. Bij de beoordeling van deze cijfers moet rekening worden gehouden met het feit dat katoenspinnerijen kapitaalintensieve bedrijven zijn. Dat de bezettingsgraad relatief stabiel is gebleven is vooral het gevolg van een aanzienlijke vermindering van de produktiecapaciteit door de sluiting van vele fabrieken in de Gemeenschap (zie overweging 38).

b) Verkoop en marktaandeel

(35) De verkoop van de onderzochte producenten in de Gemeenschap bedroeg 225 311 ton in 1986, 233 624 ton in 1987, 219 602 ton in 1988 en 242 955 ton in 1989.

Het marktaandeel van die producenten nam in de periode 1986 tot en met 1989 met 1 % toe. Het bedroeg namelijk 19,5 % in 1986, 18,1 % in 1987, 18,5 % in 1988 en 20,5 % in 1989.

c) Prijzen

(36) De gewogen gemiddelde prijs in de Gemeenschap van de door de producenten in de Gemeenschap vervaardigde garens van katoen steeg van 3,47 ecu per kg in 1986 tot 3,54 ecu per kg in 1987, maar daalde toen sterk tot 3,39 ecu per kg in 1988 tot 3,12 ecu per kg in 1989.

d) Investeringen

(37) De ondernemingen in de Gemeenschap investeerden 542 miljoen ecu in een periode van vier jaar om fabrieken en uitrusting te moderniseren. Als gevolg hiervan is het technisch niveau van de katoenspinnerijen in de Gemeenschap zeer hoog en behoren zij tot de meest geavanceerde ter wereld.

Het bleek de Commissie dat de ondernemingen in de Gemeenschap redelijk hadden aangetoond dat zij in de vier in aanmerking genomen jaren hun efficiëntie hadden verbeterd. Dit oordeel werd gebaseerd op een regelmatig gepubliceerde index van de produktiviteit in vijf Lid-Staten, de zogenaamde HOK-index (Heure-Ouvrier-Kilo), die het aantal werkuren aangeeft die nodig zijn om 100 kg garens van katoen te vervaardigen. Volgens de HOK-index waren dit 7,34 uur in 1986 en 6,75 uur in 1989, waaruit tengevolge van een grotere efficiëntie een duidelijke toename van de produktiviteit blijkt.

e) Rentabiliteit

(38) Uit de ontwikkeling van de winsten voor belasting blijkt dat de onderzochte producenten in de Gemeenschap in 1986 en 1987 een redelijke winst maakten op de verkoop van respectievelijk 8,3 % en 7,7 %. Hierna volgden verliezen van 1,8 % in 1988 en van 5,7 % in 1989. De daling van de winst in de periode 1986 tot en met 1989 was dus 14 %.

Voorts valt op te merken dat van alle onderzochte ondernemingen in de Gemeenschap slechts vier, die samen goed zijn voor 4,8 % van de produktie van de betrokken bedrijfstak, in 1989 winst boekten. Deze winst varieerde van 2 % tot 5 % (netto winst op de verkoop). De andere ondernemingen, die goed waren voor 95,2 % van de produktie van de onderzochte bedrijfstak van de Gemeenschap, leden verlies.

f) Bedrijfssluiting

(39) Volgens beschikbare informatie waren in 1988 en 1989 54 spinnerijen gedwongen te sluiten.

Deze situatie werd voorts bevestigd door het feit dat sommige producenten in de Gemeenschap aan wie vragenlijsten waren toegezonden, zich wel hebben aangemeld, maar niet aan de procedure hebben deelgenomen omdat zij, ten gevolge van de sluiting van hun bedrijf, niet in staat waren de nodige gegevens te verschaffen.

g) Werkgelegenheid

(40) Bij het onderzoek naar de werkgelegenheid bij de onderzochte ondernemingen heeft de Commissie vastgesteld dat het aantal werknemers in deze sector sterk is gedaald. In 1986 waren in deze sector 18 100 personen werkzaam, in 1987 17 661, in 1988 16 393 en in 1989 15 512. Hieruit blijkt dat in de periode 1986 tot en met 1989 2 588 arbeidsplaatsen verloren gingen.

6. Conclusies ten aanzien van schade

(41) Gezien het vorenstaande luiden de voorlopige gevolgtrekkingen van de Commissie:

- 1987 was het laatste jaar waarin de onderzochte producenten in de Gemeenschap winst hebben gemaakt; sindsdien hebben zij financiële verliezen geleden die in de referentieperiode 5,7 % bedroegen. Deze verliezen werden geleden ondanks hun aanzienlijke investeringsinspanningen om een hoog technisch niveau en daardoor een verhoging van produktiviteit, efficiëntie en het concurrentievermogen te verkrijgen.

- De onderzochte producenten in de Gemeenschap hebben in de vier in aanmerking genomen jaren aanzienlijke investeringen gedaan, maar dit leverde voor de meesten van hen in 1988 en 1989 niets op.

- De verkoopprijzen van de onderzochte producenten in de Gemeenschap waren aan prijserosie onderhevig. Zij waren gedwongen zonder winst te verkopen om hun marktaandeel te behouden en de vaste kosten te dekken.

- Een groot aantal producenten in de Gemeenschap werd van de markt verdrongen, wat gepaard ging met het verlies van veel arbeidsplaatsen.

- De onderzochte producenten in de Gemeenschap hebben hun produktie voornamelijk opgevoerd omdat zij gedwongen waren een hoog produktieniveau te behalen ten einde kostenbesparingen te realiseren om te kunnen concurreren en om hun marktaandeel te behouden. Om te bepalen of schade is geleden, kunnen produktiepeil en andere economische indicatoren zoals bezettingsgraad en verkoop daarom niet als significant worden beschouwd.

Op grond van de prijsdalingen en de grote financiële verliezen in de twee laatste jaren, het niet-renderen van investeringen, de sluiting van een groot aantal bedrijven en een groot verlies van arbeidsplaatsen, zoals hierboven omschreven, is de Commissie in het kader van haar voorlopige bevindingen tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

H. OORZAAK VAN DE SCHADE

a) Algemeen

(42) Bij de beoordeling of de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden ten gevolge van de invoer met dumping, is het dienstig eraan te herinneren dat de markt van katoenen garens bijzonder prijsgevoelig is, daar dit produkt een typisch basisprodukt is.

b) Gevolgen van de invoer met dumping

(43) Bij haar onderzoek naar de mate waarin de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden, door bovenbeschreven dumping was veroorzaakt, heeft de Commissie geconstateerd dat het wegvallen van winsten en andere ongunstige economische omstandigheden samenvielen met een voortdurende prijsdaling en prijsonderbieding op de markt van de Gemeenschap, welke te wijten waren aan de invoer van goedkope produkten uit de in de klacht genoemde landen. Dit gecombineerde gevolg werd verergerd door de grote gevoeligheid van de markt van katoenen garens voor dalende tendenzen, hoe gering deze ook mogen zijn.

Door de neerwaartse druk op de prijs van garens van katoen in de Gemeenschap waren de ondernemingen van de Gemeenschap gedwongen hun prijzen tot beneden de produktiekosten te verminderen, ondanks een verhoogde efficiëntie en produktiviteit. In verband hiermede is het redelijk te concluderen dat de sluiting van spinnerijen en het verlies van arbeidsplaatsen in de Gemeenschap in grote mate aan oneerlijke concurrentie in de vorm van dumping en niet aan een herstructurering in de EG-bedrijfstak te wijten waren.

De Commissie was zich bij dit onderzoek weliswaar ervan bewust dat het verlies van arbeidsplaatsen mede veroorzaakt was door de investeringen in zeer geavanceerde fabrieksuitrustingen, die veel menselijke arbeid overbodig hadden gemaakt, maar daarnaast gingen vele ondernemingen, over de gehele Gemeenschap verspreid, door de invoer met dumping gedwongen, ook tot ontslagen, arbeidstijdverkorting en gehele of gedeeltelijke bedrijfssluiting over in een poging om winstgevend te blijven.

c) Gevolgen van invoer uit andere landen

(44) De Commissie heeft zich ook de vraag gesteld of de schade door invoer uit andere derde landen kon zijn veroorzaakt. Zij heeft geconstateerd dat slechts één land in de referentieperiode aanzienlijke hoeveelheden katoenen garens in de Gemeenschap heeft ingevoerd. Uit de beschikbare gegevens bleek echter niet dat het uit dit land ingevoerde garen de markt verstoorde. Voorts waren noch de exporteur noch de indiener van de klacht in staat dumping en schade aan te tonen waarvoor dit land verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld.

d) Gevolgen van kwantitatieve beperkingen

(45) De Commissie heeft ook het argument onderzocht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade kon lijden door de invoer van garen van katoen van oorsprong uit de bij deze procedure betrokken landen omdat dit produkt aan kwantitatieve beperkingen is onderworpen. De Commissie is in dit verband van oordeel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door deze kwantitatieve beperkingen tegen de invoer van buitengewoon grote hoeveelheden van dit produkt is beschermd, maar dat de bedrijfstak hierdoor niet tegen oneerlijke handelspraktijken die schade veroorzaken zoals invoer tegen zeer lage dumpingprijzen, wordt beschermd.

e) Conclusie

(46) Bij het onderzoek werden geen andere oorzaken gevonden die de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt, kunnen verklaren dan de invoer met dumping. De Commissie is derhalve tot de gevolgtrekking gekomen dat de invoer met dumping van katoenen garens van oorsprong uit de bij de procedure betrokken landen, op zich genomen, geacht moet worden de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade te hebben toegebracht.

Gezien echter het te verwaarlozen marktaandeel van de met dumping ingevoerde produkten uit India en Thailand is de Commissie van oordeel dat deze niet aanmerkelijk tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, hebben bijgedragen.

I. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(47) De Commissie is van oordeel dat steeds meer katoenspinnerijen in de Gemeenschap gedwongen zullen worden hun poorten te sluiten en dat nog meer arbeidsplaatsen verloren zullen gaan indien geen maatregelen tegen dumping worden genomen. De beschikbare cijfers spreken wat dit betreft duidelijke taal. Zo heeft de Commissie vernomen dat in 1990 34 spinnerijen in de Gemeenschap zijn gesloten waarbij 7072 arbeidsplaatsen verloren gingen. Deze negatieve ontwikkeling heeft zich in 1991 doorgezet.

(48) Enkele importeurs verklaarden zich tegen het instellen van antidumpingrechten op de invoer van garens van katoen. Zij stelden met name dat de prijzen in de Gemeenschap hierdoor zouden stijgen, hetgeen in het nadeel zou zijn van eindgebruikers zoals weverijen en kledingfabrikanten en, uiteindelijk, de consument.

Bovendien stelden zij dat de betrokken exporteurs uit derde landen op zulk een recht zouden reageren door zich op de fabricage van weefsels en eindtextielprodukten toe te leggen, die dan naar de Gemeenschap zouden worden uitgevoerd, hetgeen de weverijen en kledingfabrikanten van de Gemeenschap nog meer nadeel zou berokkenen.

De Commissie is wat dit betreft van oordeel dat een voordeel op korte termijn voor de eindgebruikers in de vorm van lagere prijzen geen rechtvaardiging kan vormen voor oneerlijke concurrentie die een bedrijfstak van de Gemeenschap schaadt. Op middellange termijn is de consument trouwens gebaat bij een eerlijke concurrentie waarbij het aantal aanbieders niet door oneerlijke handelspraktijken wordt verminderd.

De Commissie sluit de mogelijkheid niet uit dat de invoer in de Gemeenschap van katoenen weefsels of kledingstukken zal toenemen, maar zulk een veronderstelling kan geen reden zijn om niet tot het instellen van anti-dumpingmaatregelen over te gaan. Deze maatregelen zijn overigens slechts bedoeld om de katoenspinnerijen van de Gemeenschap weer in een situatie van eerlijke concurrentie te plaatsen.

De Commissie heeft ook rekening gehouden met het feit dat de klacht door "Eurocoton", de vertegenwoordigende organisatie van katoenspinnerijen en -weverijen, is ingediend. Dit werd als een duidelijk bewijs beschouwd dat bij het afwegen van de belangen van beide categorieën, de voorrang moest worden gegeven aan de bescherming van de spinnerijen tegen oneerlijke concurrentie als gevolg van dumping. Dit wordt onrechtstreeks bevestigd door het feit dat noch de weverijen noch de kledingfabrikanten in de Gemeenschap bezwaar hebben gemaakt dat naar aanleiding van deze procedure mogelijk beschermende maatregelen worden genomen.

Bovendien werd deze mening ten volle gedeeld door de "European trade union committee of textiles, clothing and leather", die nagenoeg de gehele textielnijverheid van de Gemeenschap vertegenwoordigt, van producenten van kunstvezels tot producenten van brei- en haakwerk.

(49) Na onderzoek van de verschillende standpunten is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de Gemeenschap is een einde te maken aan de schade die door dumping wordt veroorzaakt door in de vorm van voorlopige rechten beschermende maatregelen te nemen, zulks om te voorkomen dat tot aan het einde van de procedure nog meer schade wordt geleden.

J. RECHT

a) Algemeen

(50) Bij het vaststellen van het voorlopige recht heeft de Commissie rekening gehouden met de geconstateerde dumpingmarges en de hoogte van het recht dat nodig is om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt.

Om aan deze schade geheel en al een einde te maken, dient die bedrijfstak in een positie te worden geplaatst waarin deze weer voldoende winst kan maken. Te dien einde zou de prijs van de uit de betrokken landen ingevoerde katoenen garens moeten worden opgetrokken tot een niveau waarop die bedrijfstak weer een redelijke winst kan maken.

Het voorlopige recht waarmee de schade wordt tegengegaan, dient derhalve het verschil te dekken (hierna "verschil met de richtprijs" genoemd) tussen de prijzen van de katoenen garens uit Brazilië, Egypte en Turkije en het prijsniveau waarop de ondernemingen in de Gemeenschap hun kosten kunnen dekken en een redelijke winst kunnen maken.

(51) Bij vergelijking van de desbetreffende exportprijzen en dit prijsniveau heeft de Commissie, als bij het bepalen van de dumpingmarges, een onderscheid gemaakt tussen de medewerkende producenten/exporteurs die voor verificatie waren geselecteerd, de niet-geselecteerde medewerkende producenten/exporteurs en de andere producenten/exporteurs.

b) Medewerkende producenten/exporteurs die voor de verificatie waren geselecteerd

(52) De Commissie heeft het redelijke prijsniveau voor de meest voorkomende garennummers vastgesteld aan de hand van de gemiddelde produktiekosten van de betrokken producenten in de Gemeenschap, waarop de nodige correcties werden toegepast om rekening te houden met verschillen in handelsniveau, en met inbegrip van een winst van 5 %. 5 % werd als de minimumwinst beschouwd om een voldoende opbrengst op de verkoop en toekomstige investeringen mogelijk te maken en zodoende het voortbestaan van deze bedrijfstak zeker te stellen.

De aldus berekende prijs werd vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs voor de overeenkomstige garennummers, op cif-niveau, na inklaring.

Deze vergelijking, op basis van gewogen gemiddelden in procenten van de prijs franco grens Gemeenschap, leverde de volgende resultaten op:

Brazilië

De verschillen met de richtprijs varieerden van 11,2 % tot 36,2 %.

Egypte

De verschillen met de richtprijs varieerden van 19 % tot 33,7 %.

Turkije

De verschillen met de richtprijs varieerden van 16,8 % tot 39,9 %.

c) Medewerkende producenten/exporteurs die niet voor de verificatie waren geselecteerd

(53) De verschillen met de richtprijs voor deze ondernemingen werden vastgesteld door de gewogen gemiddelden te nemen van de verschillen met de richtprijs die berekend waren voor de ondernemingen in hun land die in de steekproef waren opgenomen.

Bij deze berekening werden de volgende verschillen met de richtprijs gevonden:

- Brazilië: 19,3 %

- Egypte: 30,1 %

- Turkije: 23,7 %.

d) Vaststelling van het recht

(54) Bij het vaststellen van de hoogte van het voorlopige recht heeft de Commissie tenslotte rekening gehouden met artikel 13, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2423/88. Het voor iedere producent/exporteur geldende recht is derhalve niet hoger gesteld dan nodig om de schade op te heffen in de gevallen waarin dit recht lager is dan de vastgestelde dumpingmarge.

K. BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE INVOER VAN GARENS VAN KATOEN VAN OORSPRONG UIT INDIA EN THAILAND

(55) Als in overweging 46 uiteengezet, heeft de invoer van het betrokken produkt van oorsprong uit India en Thailand tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, niet aanmerkelijk bijgedragen. Tevens in aanmerking nemende de lage dumpingmarges die in het algemeen gevonden worden, moet de procedure ten aanzien van deze invoer zonder het nemen van beschermende maatregelen worden beëindigd.

(56) In het Raadgevend Comité werd tegen deze gevolgtrekkingen geen bezwaar gemaakt.

(57) De indiener van de klacht is op de hoogte gesteld van de feiten en voornaamste overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de procedure ten aanzien van de invoer van garens van katoen van oorsprong uit India en Thailand te beëindigen.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de invoer van garens van katoen, vallende onder de GN-codes 5205 11 00 tot en met 5205 45 90 en 5206 11 00 tot en met 5206 45 90, van oorsprong uit Brazilië, Egypte en Turkije, wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld.

2. Dit recht is van toepassing op de netto prijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, en is als volgt:

a) 25,3 % voor garens van katoen van oorsprong uit Brazilië, Taric aanvullende code 8551, met uitzondering van de produkten die door de volgende ondernemingen worden vervaardigd, waarop de hieronder vermelde rechten van toepassing zijn:

Hoogte van het recht Taric aanvul- lende code Fábrica de Rendas Arp SA 7,0 % 8552 Nisshinbo do Brasil Indústria Têxtil Lda 12,1 % 8553 Fiaçao e Tecelagem Kanebo do Brasil 11,2 % 8554 Filobel SA Indústrias Têxteis do Brasil 12,9 % 8555 Toyobo do Brasil Indústria Têxtil Lda 12,9 % 8555 Indústria Têxtil Tsuzuki Ltd 12,9 % 8555 SA Têxtil Nova Odessa 12,9 % 8555 Cotonifício de Sao Bernardo 12,9 % 8555 Companhia Brasileira de Fiaçao 12,9 % 8555;

b) 12,5 % voor garens van katoen van oorsprong uit Egypte, Taric aanvullende code 8556, met uitzondering van de produkten die door de volgende ondernemingen zijn vervaardigd, waarop de hieronder vermelde rechten van toepassing zijn:

Hoogte van het recht Taric aanvul- lende code Misr El Amria Spinning & Weaving Co. 12,5 % 8557 Misr Iran Textile Co. "Miratex" 4,9 % 8558 Misr Shebin El Kom For Spinning & Weaving (Shebintex) 7,0 % 8559 Unirab Spinning & Weaving Co. 8,4 % 8560 El Siouf Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 Delta Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 El Sharkia Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 Misr Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 Misr Fine Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 El Nasr Wool & Selected Textiles Co. "Stia" 8,1 % 8561 Dakhalia Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561 Alexandria Spinning & Weaving Co. 8,1 % 8561;

c) 15,8 % voor garens van katoen van oorsprong uit Turkije, Taric aanvullende code 8562, met uitzondering van de produkten die door de volgende ondernemingen zijn vervaardigd, waarop de hieronder vermelde rechten van toepassing zijn:

Hoogte van het recht Taric aanvul- lende code Birko (Birlesik Koyunlulular Mensucat Tic ve San AS ) 7,7 % 8563 Ceytas (Ceyhan Tekstil Sanayii AS ) 15,8 % 8564 Soektas Pamuk ve Tarim Urunerini Degerlendirme Ticaret ve Sanayii AS 10,0 % 8565 Taris (Tarim Satis Kooperatifleri Birli Keri) 8,6 % 8566 Yalova Elyaf ve Iplik Sanayii ve Ticaret AS 5,6 % 8567 Yidas 4,9 % 8568 Soennez Pamuklu Sanayii AS 10,0 % 8569 Cukurova Sanayi isletmeleri TAS 10,0 % 8569 Akip Tekstil 10,0 % 8569 Karsu (Tekstil Sanay ve Tic AS ) 10,0 % 8569 Trakya Iplik Sanayi AS 10,0 % 8569 Bisas Bursaiplik Sanayii AS 10,0 % 8569 Meptas Manisali Errensel Pazadama ve Ticaret AS 10,0 % 8569 Hateks (Hatay Tekstil isletmeieria AS ) 10,0 % 8569.

3. De in lid 2 genoemde prijs franco grens Gemeenschap is netto indien volgens de werkelijke betalingsvoorwaarden betaling binnen dertig dagen na aankomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap geschiedt. De prijs wordt met 1 % verhoogd voor iedere maand waarmee de betalingstermijn wordt verlengd.

4. Wanneer de exporteur niet dezelfde is als de producent, geldt het recht dat op de invoer van de produkten van de producent van toepassing is.

5. De voor douanerechten geldende bepalingen zijn van toepassing.

6. Het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van de in lid 1 bedoelde produkten van oorsprong uit Brazilië, Egypte en Turkije is afhankelijk van het stellen van een zekerheid die gelijk is aan het bedrag van het in lid 2 genoemde voorlopige recht.

Artikel 2

De anti-dumpingprocedure met betrekking tot de invoer van garens van katoen vallende onder de GN-codes 5205 11 00 tot en met 5205 45 90 en 5206 11 00 tot en met 5206 45 90, van oorsprong uit India en Thailand, wordt hierbij beëindigd.

Artikel 3

Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, punten b) en c), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 kunnen belanghebbenden binnen één maand na inwerkingtreding van de onderhavige verordning hun standpunt schriftelijk bekend maken en verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Onder voorbehoud van de artikelen 11, 12 en 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 is de onderhavige verordening van toepassing voor een periode van vier maanden of tot het tijdstip waarop de Raad, vóór het verstrijken van deze periode, definitieve maatregelen vaststelt. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 september 1991. Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. (2) PB nr. L 293 van 29. 12. 1972, blz. 4. (3) PB nr. C 72 van 22. 3. 1990, blz. 3.