Home

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad van 4 december 1990 inzake overgangsmaatregelen en aanpassingen in de Richtlijnen voor de fytosanitaire sector, voor de sector zaaizaad en plantgoed en voor de sector diervoeding, alsmede in de veterinaire en zootechnische wetgeving, in verband met de Duitse eenwording

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad van 4 december 1990 inzake overgangsmaatregelen en aanpassingen in de Richtlijnen voor de fytosanitaire sector, voor de sector zaaizaad en plantgoed en voor de sector diervoeding, alsmede in de veterinaire en zootechnische wetgeving, in verband met de Duitse eenwording

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad van 4 december 1990 inzake overgangsmaatregelen en aanpassingen in de Richtlijnen voor de fytosanitaire sector, voor de sector zaaizaad en plantgoed en voor de sector diervoeding, alsmede in de veterinaire en zootechnische wetgeving, in verband met de Duitse eenwording

Publicatieblad Nr. L 353 van 17/12/1990 blz. 0048 - 0056
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0063
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0063


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 4 december 1990 inzake overgangsmaatregelen en aanpassingen in de richtlijnen voor de fytosanitaire sector, voor de sector zaaizaad en plantgoed en voor de sector diervoeding, alsmede in de veterinaire en zooetechnische wetgeving, in verband met de Duitse eenwording (90/654/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG(2), inzonderheid op artikel 4 ter, lid 1, onder c),

Gelet op Richtlijn 72/461/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG(4), inzonderheid op artikel 13 bis, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(5),

Gezien het advies van het Europese Parlement(6),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(7),

Overwegende dat de Gemeenschap inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid een complex van bepalingen heeft vastgesteld;

Overwegende dat het Gemeenschapsrecht vanaf het tijdstip van de Duitse eenwording van rechtswege van toepassing is op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek;

Overwegende dat, om de integratie van de landbouw van de voormalige Duitse Democratische Republiek in het gemeenschappelijk landbouwbeleid te vergemakkelijken, de

voormalige Duitse Democratische Republiek sinds 1 juli 1990 reeds autonoom een aantal elementen van de communautaire landbouwwetgeving heeft overgenomen;

Overwegende dat het echter, in verband met de bijzondere situatie op genoemd grondgebied, nodig blijkt in de communautaire landbouwwetgeving een aantal aanpassingen aan te brengen;

Overwegende dat de afwijkingsbepalingen die in dat verband worden vastgesteld normaal tijdelijk dienen te zijn en voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag een zo gering mogelijke verstoring dienen te betekenen;

Overwegende dat in de huidige situatie een aantal communautaire bepalingen inzake kwaliteit en gezondheid niet onmiddellijk op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek kunnen worden toegepast; dat elke verstoring van de goede werking van de interne markt ten gevolge van de toepassing van de in verband daarmee vastgestelde afwijkingsbepalingen, moet worden voorkomen; dat produkten die niet aan de communautaire voorschriften voldoen, derhalve niet elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek in de handel mogen worden gebracht;

Overwegende dat de informatie over de situatie van de landbouw in de voormalige Duitse Democratische Republiek het niet mogelijk maakt definitief vast te stellen welke aanpassingen en afwijkingen nodig zijn; dat, om rekening te houden met de ontwikkelingen, moet worden voorzien in een vereenvoudigde procedure als bedoeld in artikel 145, derde streepje, van het Verdrag, om de in deze richtlijn vastgestelde maatregelen zo nodig te kunnen aanpassen en aanvullen;

Overwegende dat de Duitse autoriteiten zich ertoe hebben verbonden om het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest met ingang van de datum van de Duitse eenwording ook op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek toe te passen; dat zij bovendien de verzekering hebben gegeven dat de regeling inzake de melding van dierziekten vanaf dezelfde datum voor dat grondgebied zou gelden; dat bijgevolg, gelet op de diergezondheidssituatie op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek en de aangegane verbintenissen, dat grondgebied met ingang van de datum van de Duitse eenwording als vrij van klassieke varkenspest moet worden erkend,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op een harmonische integratie van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek in het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden bij deze richtlijn de overgangsmaatregelen en aanpassingen vastgesteld die in de richtlijnen voor de fytosanitaire sector, voor de sector zaaizaad en plantgoed en voor de sector diervoeding, alsmede in de veterinaire en zooetechnische wetgeving nodig zijn.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde aanpassingen en overgangsmaatregelen zijn in de bijlagen vermeld.

Artikel 3

1. Volgens de procedure van artikel 4 kan worden besloten om maatregelen te nemen tot aanpassing om klaarblijkelijke lacunen te vullen, of tot technische aanpassing van de maatregelen die het voorwerp van deze richtlijn zijn.

2. De aanpassingen moeten gericht zijn op een samenhangende toepassing van de communautaire voorschriften op het door deze richtlijn bestreken gebied op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie aldaar en de bijzondere moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze voorschriften.

Deze aanpassingen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen waarop deze voorschriften berusten en nauw aansluiten bij een van de in deze richtlijn beoogde afwijkingen.

3. De in lid 1 bedoelde maatregelen mogen tot en met

31 december 1992 worden genomen. Zijn mogen slechts

tot die datum worden toegepast, maar ingeval in deze richtlijn voor afwijkingen in latere uiterste data wordt voorzien, zijn deze van toepassing.

4. Ingeval het noodzakelijk blijkt om een bij deze richtlijn vastgestelde uiterste datum voor de toepassing van een afwijking te verschuiven, kan deze datum volgens de procedure van artikel 4 worden verschoven, maar niet tot na

31 december 1992.

Artikel 4

In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, worden de maatregelen volgens de procedure van het

artikel inzake de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen vastgesteld in een bepaling die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.

Artikel 5

1. Onverminderd lid 2 zien de Lid-Staten er, in het kader van de procedures voor de controle op de overeenstemming van produkten, op toe dat de produkten die niet in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften, niet op andere markten dan die van de voormalige Duitse Democratische Republiek in de handel worden gebracht.

2. Duitsland neemt overeenkomstig het bepaald in de bijlagen I tot en met IV maatregelen om te waarborgen dat produkten die niet in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften, niet op andere markten dan die van de voormalige Duitse Democratische Republiek in de handel worden gebracht. Die maatregelen moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, inzonderheid met de doelstellingen van artikel 8 A, en mogen niet leiden tot bijkomende controles en formaliteiten aan de grenzen tussen de Lid-Staten.

3. Als zich moeilijkheden voordoen, kunnen de Lid-Staten zich tot de Commissie wenden. De Commissie onderzoekt de zaak met spoed en legt haar conclusies voor, die eventueel vergezeld gaan van passende maatregelen. Deze maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 4.

Artikel 6

Duitsland stelt de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de maatregelen die op grond van de in deze richtlijn bedoelde machtigingen zijn getroffen.

Na afloop van de voor deze overgangsmaatregelen vastgestelde termijnen stelt Duitsland een verslag op over de toepassing ervan; dit verslag wordt toegezonden aan de Commissie die dit aan de andere Lid-Staten mededeelt.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 4 december 1990.

Voor de RaadDe VoorzitterG. DE MICHELIS

(1)PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

(2)PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.

(3)PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 24.

(4)PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.

(5)PB nr. L 263 van 26. 9. 1990, blz. 24, gewijzigd op 25 oktober 1990.

(6)Advies uitgebracht op 21 november 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(7)Advies uitgebracht op 20 november 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

BIJLAGE I FYTOSANITAIRE WETGEVING 1.Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 (PB nr. L 221 van 7. 8. 1986, blz. 37), gewijzigd bij Richtlijn 88/298/EEG (PB nr. L 126 van 20. 5. 1988, blz. 53)

Aan artikel 16 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt evenwel gemachtigd om uiterlijk tot en met 31 december 1992 op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek produkten van bijlage I waarvan het gehalte aan cyaanwaterstof het in bijlage II vastgestelde maximumgehalte overschrijdt, toch in het verkeer te brengen; deze afwijking geldt uitsluitend voor produkten van oorsprong uit het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

De toegestane gehalten mogen in geen enkel geval hoger liggen dan de krachtens de wetgeving van de voormalige Duitse Democratische Republiek geldende gehalten.

Duitsland ziet erop toe dat de betrokken produkten niet elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek worden binnengebracht.".

2.Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 (PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/490/EEG (PB nr. L 271 van 30. 10. 1990, blz. 28)

Aan artikel 20 wordt het volgende lid toegevoegd :

"6. Binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek kan Duitsland op zijn verzoek volgens de procedure van artikel 16 bis worden gemachtigd om, ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, op een latere datum dan de in lid 1, onder b), bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992, aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, in artikel 5, lid 1, en de ter zake dienende bepalingen van artikel 12 te voldoen. In de respectieve verzoeken moet het produkt en de betrokken hoeveelheden daarvan worden aangegeven. De machtiging mag pas worden verleend nadat de eventuele fytosanitaire risico's die daaruit zouden voortvloeien, zijn onderzocht.

Duitsland ziet erop toe dat de betrokken produkten slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek worden binnengebracht, indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen is voldaan.".

BIJLAGE II TEELTMATERIAAL 1.Landbouw- en groentegewassen

1.Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1966 (PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2290/66), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/380/EEG (PB nr. L 187 van 16. 7. 1988, blz. 31)

a)Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd :

"4. Lid 1 is tot en met 31 december 1991 ook van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De uitvoeringsbepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

b)Aan artikel 23 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 wat het tweede streepje betreft en uiterlijk op 31 december 1993 wat het eerste streepje betreft, te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 3, lid 1, voor zover het gaat om:

of wel zaaizaad dat vóór de Duitse eenwording is geoogst of daarna voor zover de teeltvelden voor zaaizaad vóór die datum werden ingezaaid ;

of wel ander zaaizaad, indien het is gecertificeerd overeenkomstig artikel 2, lid 2;

het bepaalde in artikel 16, binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat het zaaizaad waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, met uitzondering van zaaizaad als bedoeld in het eerste streepje, tweede substreepje, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

2.Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 (PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2298/66), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/100/EEG (PB nr. L 38 van 10. 2. 1989, blz. 36)

a)Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Lid 1 is tot en met 31 december 1991 ook van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De uitvoeringsbepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

b)Aan artikel 23 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 wat het derde streepje betreft en uiterlijk op 31 december 1994 wat de overige streepjes betreft, te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 3, lid 1, voor zover het gaat om:

of wel zaaizaad dat vóór de Duitse eenwording is geoogst of daarna voor zover de teeltvelden voor zaaizaad na die datum werden ingezaaid;

of wel ander zaaizaad indien het is gecertificeerd overeenkomstig artikel 2, lid 2;

het bepaalde in artikel 8, lid 2, met betrekking tot de beperking tot "kleine hoeveelheden", voor zaaizaad van "Pisum sativum L. (partim)" en "Vicia faba L. (partim)";

het bepaalde in artikel 16, binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat zaaizaad waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, met uitzondering van zaaizaad als bedoeld in het eerste streepje, tweede substreepje, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

3.Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 (PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/2/EEG (PB nr. L 5 van 7. 1. 1989, blz. 31)

a)Aan artikel 16 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Lid 1 is tot en met 31 december 1991 ook van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De uitvoeringsbepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

b)Aan artikel 23 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 wat het eerste en het vierde streepje betreft, en uiterlijk op 31 december 1994 wat het tweede en het derde streepje betreft, te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 3, lid 1, voor zover het gaat om:

of wel zaaizaad dat vóór de Duitse eenwording is geoogst of daarna voor zover de teeltvelden voor zaaizaad vóór die datum werden ingezaaid,

of wel ander zaaizaad, indien het is gecertificeerd overeenkomstig artikel 2, lid 2,

onder c);

het bepaalde in artikel 8, lid 2, met betrekking tot de beperking tot "kleine hoeveelheden";

het bepaalde in artikel 13, lid 1, voor zaaizaad van "Hordeum vulgare L.";

het bepaalde in artikel 16, binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat het zaaizaad waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, met uitzondering van zaaizaad als bedoeld in het eerste streepje, tweede substreepje, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht, indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestele voorwaarden is voldaan.".

4.Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 (PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2320/66), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/403/EEG (PB nr. L 208 van 7. 8. 1990, blz. 30)

Aan artikel 21 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 wat het eerste en het derde streepje betreft, en uiterlijk op 31 december 1994 wat het tweede streepje betreft, te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 3, lid 1, voor zover het gaat om:

of wel pootaardappelen die vóór de Duitse eenwording zijn geoogst,

of wel pootaardappelen die na die datum zijn geoogst, indien ze zijn gecertificeerd overeenkomstig artikel 2, lid 2;

het bepaalde in artikel 8, lid 2, met betrekking tot de beperking tot "kleine hoeveelheden";

het bepaalde in artikel 15 binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat de pootaardappelen waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, met uitzondering van pootaardappelen als bedoeld in het eerste streepje, tweede substreepje, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek worden binnengebracht, indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

5.Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 (PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/380/EEG (PB nr. L 187 van 16. 7. 1988, blz. 31)

a)Aan artikel 15 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Lid 1 is tot en met 31 december 1991 ook van toepassing op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek. De uitvoeringsbepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20.".

b)Aan artikel 23 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 3, lid 1, voor zover het gaat om:

of wel zaaizaad dat vóór de Duitse eenwording is geoogst of daarna voor zover de teeltvelden voor zaaizaad vóór die datum werden ingezaaid;

of wel ander zaaizaad, indien het is gecertificeerd overeenkomstig artikel 2, lid 2;

het bepaalde in artikel 16, binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat het zaaizaad waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, met uitzondering van zaaizaad als bedoeld in het eerste streepje, tweede substreepje, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht, indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

6.Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 (PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/380/EEG (PB nr. L 187 van 16. 7. 1988, blz. 31)

a)Aan artikel 3, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, worden in de eerste alinea, eerste zin, de data "1 juli 1972" en "30 juni 1980" vervangen door "3 oktober 1990" respectievelijk "31 december 1994" voor de door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek toegelaten rassen. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing voor de rassen die niet officieel zijn toegelaten, maar waarvan het zaaizaad vóór de Duitse eenwording op genoemd grondgebied in de handel werd gebracht of werd gebruikt.".

b)Aan artikel 12, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De toelating van rassen die door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek vóór de Duitse eenwording is verleend, is uiterlijk geldig tot het einde van het tiende kalenderjaar dat volgt op de opneming ervan in de door Duitsland overeenkomstig artikel 3, lid 1, opgestelde rassenlijst.".

c)Aan artikel 16 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor Duitsland wordt in de inleidende zin van de eerste alinea de datum "1 juli 1972" vervangen door "3 oktober 1990" wat de door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek toegelaten rassen betreft. De totale oppervlakte van de vermeerderingspercelen van het gewas, als bedoeld onder c), betreft de oppervlakte die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek is gelegen.".

d)Aan artikel 17 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In de in artikel 16, laatste alinea, bedoelde gevallen wordt in de inleiende zin van de eerste alinea de datum "1 juli 1972" vervangen door "3 oktober 1990.".

7.Richtlijn 70/458/EEG van de Raad van 29 september 1970 (PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/380/EEG (PB nr. L 187 van 16. 7. 1988, blz. 31)

a)Aan artikel 9, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wat het grondgebied van de Duitse Democratische Republiek betreft, worden in de eerste alinea, eerste zin, de data "1 juli 1972" en "30 juni 1980" vervangen door "3 oktober 1990" respectievelijk "31 december 1994", wat de door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek toegelaten rassen betreft.

Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing voor de rassen die niet officieel zijn toegelaten, maar waarvan het zaaizaad vóór de Duitse eenwording op genoemd grondgebied in de handel werd gebracht of werd gebruikt.".

b)Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De toelating van rassen die door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek vóór de Duitse eenwording is verleend, is uiterlijk geldig tot het einde van het tiende kalenderjaar dat volgt op de opneming ervan in de door Duitsland overeenkomstig artikel 3, lid 1, opgestelde rassenlijst.".

c)Aan artikel 16, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor Duitsland wordt in de eerste alinea, eerste zin, de datum "1 juli 1972" vervangen door "3 oktober 1990" wat de door de autoriteiten van de voormalige Duitse Democratische Republiek toegelaten rassen betreft.".

d)Aan artikel 43 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 31 december 1992 te voldoen aan:

het bepaalde in artikel 20, lid 1, voor zover het gaat om zaaizaad dat vóór de Duitse eenwording is geoogst of daarna voor zover de teeltvelden voor zaaizaad vóór die datum werden ingezaaid;

het bepaalde in artikel 32, lid 1, onder d), binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de produktiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek.

Duitsland ziet erop toe dat het zaaizaad waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

8.Beschikking 78/476/EEG van de Raad van 30 mei 1978 (PB nr. L 152 van 8. 6. 1978, blz. 17), gewijzigd bij Beschikking 88/574/EEG (PB nr. L 313 van 19. 11. 1988, blz. 45), Beschikking 85/355/EEG van de Raad van 27 juni 1985 (PB nr. L 195 van 26. 7. 1985, blz. 1) en Beschikking 85/356/EEG van de Raad van 27 juni 1985 (PB nr. L 195 van 26. 7. 1985, blz. 20), beide laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 90/402/EEG (PB nr. L 208 van 7. 8. 1990, blz. 27)

In de bijlagen worden de verwijzingen naar de Duitse Democratische Republiek geschrapt.

II.Andere

1.Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9 april 1968 (PB nr. L 93 van 17. 4. 1968, blz. 15), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/332/EEG (PB nr. L 151 van 17. 6. 1988, blz. 82)

Aan artikel 19 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de "ormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 1 januari 1995 aan het bepaalde in artikel 3, lid 1, te voldoen.

Duitsland ziet erop toe dat het materiaal waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

2.Richtlijn 66/404/EEG van de Raad van 14 juni 1966 (PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2326/66), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/332/EEG (PB nr. L 151 van 17. 6. 1988, blz. 82)

a)In artikel 5 sexties wordt de volgende zin toegevoegd:

"Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, wordt de datum "1 juli 1977" vervangen door de datum "1 juli 1990" en wordt het verstrijken van de overgangsperiode vastgesteld op 31 december 1994.".

b)In artikel 18 wordt het volgende lid ingevoegd:

"3 bis. Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op

1 januari 1995 aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, te voldoen.

Duitsland ziet erop toe dat het materiaal waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

3.Richtlijn 71/161/EEG van de Raad van 30 maart 1971 (PB nr. L 87 van 17. 4. 1971, blz. 14), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 8)

Aan artikel 19 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Duitsland wordt gemachtigd om ten aanzien van het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op een latere dan de hierboven bedoelde datum, doch uiterlijk op 1 januari 1995 aan het bepaalde in artikel 5, lid 1, te voldoen.

Duitsland ziet erop toe dat het materiaal waarvoor van deze machtiging gebruik wordt gemaakt, slechts dan elders in de Gemeenschap dan op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek wordt binnengebracht indien vaststaat dat aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan.".

BIJLAGE III WETGEVING INZAKE DIERVOEDERS 1.Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 (PB nr. L 270 van 14. 12. 1970, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/412/EEG (PB nr. L 209 van 8. 8. 1990, blz. 26)

Aan artikel 26 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, mag Duitsland evenwel:

-de bepalingen handhaven die zijn vastgesteld in de vóór de Duitse eenwording geldende wetgeving en op grond waarvan in diervoeders gebruik mag worden gemaakt van de toevoegingsmiddelen:

-Olaquindox,

-Nourseothricine,

-Ergambur.

Deze afwijking loopt af op de datum van het overeenkomstig artikel 7 te nemen besluit over het toelaten of verbieden van het gebruik van bovengenoemde toevoegingsmiddelen, en uiterlijk op 31 december 1992. Duitsland ziet erop toe dat deze toevoegingsmiddelen en de voeders waarin zij zijn verwerkt, niet naar elders in de Gemeenschap worden verzonden;

-tot en met 31 december 1991 toestaan dat van de in de artikelen 14, 15 en 16 vastgestelde etiketteringsvoorschriften wordt afgeweken voor toevoegingsmiddelen, voormengsels waarin toevoegingsmiddelen zijn verwerkt en mengvoeders waarin toevoegingsmiddelen zijn verwerkt, voor zover deze produkten op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn vervaardigd.".

2.Richtlijn 77/101/EEG van de Raad van 23 november 1976 (PB nr. L 32 van 3. 2. 1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/234/EEG (PB nr. L 102 van 14. 4. 1987, blz. 31)

Aan artikel 15 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Tot en met 31 december 1991 kan Duitsland evenwel toestaan dat van de in artikel 7 vastgestelde etiketteringsvoorschriften wordt afgeweken voor enkelvoudige diervoeders die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn vervaardigd.".

3.Richtlijn 79/373/EEG van de Raad van 2 april 1979 (PB nr. L 86 van 6. 4. 1979, blz. 30), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/44/EEG (PB nr. L 27 van 31. 1. 1990, blz. 25)

Aan artikel 16 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Tot en met 21 januari 1992 mag Duitsland evenwel toestaan dat van de in artikel 5 vastgestelde etiketteringsvoorschriften wordt afgeweken voor mengvoeders die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn vervaardigd.".

4.Richtlijn 82/471/EEG van de Raad van 30 juni 1982 (PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 8), laatstelijk gewijzigd(1) bij Richtlijn 90/439/EEG (PB nr. L 227 van 21. 8. 1990, blz. 33)

Aan artikel 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"3. Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, geldt het verbod om in de diervoeding eiwithoudende produkten te gebruiken die zijn verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort "Candida" eerst met ingang van 31 december 1991. Duitsland ziet erop toe dat de betrokken produkten niet naar andere delen van de Gemeenschap worden verzonden.".

Aan artikel 7 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Tot en met 31 december 1991 mag Duitsland evenwel toestaan dat van de in artikel 5 vastgestelde etiketteringsvoorschriften wordt afgeweken voor diervoeders die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn vervaardigd.".

()

(1)Een nieuwe wijziging is in voorbereiding.

BIJLAGE IV VETERINAIRE WETGEVING 1.Beschikking 88/303/EEG van de Raad van 24 mei 1988 (PB nr. L 132 van 28. 5. 1988, blz. 76), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 90/63/EEG (PB nr. L 43 van 17. 2. 1990, blz. 32)

In bijlage II, hoofdstuk 1, worden de volgende gebieden toegevoegd:

"Bezirke Rostock, Schwerin, Neubrandenburg, Potsdam, Frankfurt, Cottbus, Magdeburg, Halle, Erfurt, Gera, Suhl, Dresden, Leipzig, Chemnitz en Berlin".

2.Richtlijn 71/118/EEG van de Raad van 15 februari 1971 (PB nr. L 55 van 8. 3. 1971, blz. 23), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG (PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13)

De volgende tekst wordt ingevoegd als artikel 15 quinquies:

"Artikel 15 quinquies

1. Tot en met 31 december 1992 mag de Bondsrepubliek Duitsland op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek afwijken van de volgende bepalingen:

-artikel 3, lid 1, punt A, onder a) en e);

-artikel 3, lid 1, punt A, onder c), voor wat betreft de eisen bedoeld in bijlage I, hoofdstuk V, nr. 28 bis en 28 ter;

-artikel 3, lid 1, punt B, onder a);

-artikel 3, lid 1, punt B, onder e), voor wat betreft de eisen in punt A, onder e).

2. De produktie van de in lid 1 bedoelde inrichtingen moeten uitsluitend worden bestemd voor consumptie op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek.

3. De in dit artikel bedoelde inrichtingen worden vermeld op een speciale lijst en krijgen een speciaal toelatingsnummer toegekend dat niet kan worden verward met het erkenningsnummer voor het intracommunautair handelsverkeer in de zin van artikel 5, lid 1.".