Home

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (88/377/EEG)#

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (88/377/EEG)#

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (88/377/EEG) -

Publicatieblad Nr. L 185 van 15/07/1988 blz. 0029


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (88/377/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43, 126, 127, 130 D, 130 I, 203, 209 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn zittingen te Brussel in 1987 en 1988 is overeengekomen het gebruik van de eigen middelen van de Gemeenschap te onderwerpen aan een effectieve en juridisch bindende discipline die parallel loopt met de inspanningen die de Lid-Staten zich in verband met hun nationale begrotingen hebben getroost; dat deze discipline versterkt moet worden in het licht van de opgedane ervaring op basis van de door de Europese Raad in Fontainebleau vastgestelde regelingen;

Overwegende voorts dat een akkoord tussen het Europese Parlement, de Raad en de Commissie ten einde de doelstellingen van de Europese Akte te verwezenlijken, de conclusies van de Europese Raad tijdens voornoemde zittingen in Brussel inzake de begrotingsdiscipline concrete vorm te geven en de werking van de jaarlijkse begrotingsprocedure te verbeteren, hierna "interinstitutioneel akkoord'' te noemen, op 1 juli 1988 van kracht wordt;

Overwegende dat de begrotingsdiscipline moet worden toegepast op alle uitgaven van de Gemeenschap en zowel voor de betalingskredieten als voor de vastleggingskredieten moet gelden;

Overwegende dat de Europese Raad op 11, 12 en 13 februari 1988 overeenstemming heeft bereikt over de beginselen van een richtsnoer voor de beheersing van de landbouwuitgaven, hierna "landbouwrichtsnoer'' te noemen;

Overwegende dat het groeipercentage van de uitgaven van het EOGFL-Garantie niet hoger mag zijn dan 74 % van het groeipercentage van het BNP van de Gemeenschap, hetgeen overeenkomt met 80 % indien rekening wordt gehouden met de maximale financiering door het EOGFL van het uit de produktie nemen van landbouwgrond;

Overwegende dat de Europese Raad ook overeenstemming heeft bereikt over mechanismen voor de systematische waardevermindering van bestaande en toekomstige landbouwvoorraden, ten einde in 1992 tot een normale voorradensituatie te komen;

Overwegende dat de in de bepalingen betreffende de gemeenschappelijke marktordeningen opgenomen stabilisatiemechanismen moeten bijdragen tot het naleven van het landbouwrichtsnoer;

Overwegende dat de Europese Raad ook heeft onderkend dat het niveau van de uitgaven van het EOGFL-Garantie door veranderingen in de marktpariteit dollar/Ecu kan worden beïnvloed en dat, om ontwikkelingen te ondervangen die worden veroorzaakt door aanzienlijke en onverwachte schommelingen in de marktpariteit dollar/Ecu ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit, elk jaar in de begroting een monetaire reserve van 1 000 miljoen Ecu in de vorm van voorzieningen moet worden opgenomen;

Overwegende dat er ook voor andere verplichte uitgaven dan die van het EOGFL-Garantie stringente regels inzake het begrotingsbeleid moeten gelden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Uitgaven van het EOGFL-Garantie

Artikel 1

Het groeipercentage van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - zoals deze zijn omschreven in artikel 3 - tussen 1988 en een bepaald jaar mag niet hoger zijn dan 74 % van het groeipercentage van het bruto nationaal produkt van de Gemeenschap in diezelfde periode.

Deze maximale stijging van de uitgaven van het EOGFL-Garantie (het landbouwrichtsnoer), die overeenkomt met 80 % indien rekening wordt gehouden met de maximale financiering door het EOGFL van het uit de produktie nemen van landbouwgrond, moet elk jaar in acht worden genomen.

Artikel 2

De uitgavengrondslag waarop het landbouwrichtsnoer voor ieder daaropvolgend jaar wordt berekend, bedraagt 27 500 miljoen Ecu voor 1988, welk bedrag overeenkomstig artikel 3 moet worden aangepast. De statistische basis voor de BNP-statistieken zal overeenkomen met de basis die wordt gebruikt in Besluit 88/376/EEG, Euratom van de Raad van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (4). Alle berekeningen die door de Commissie op het tijdstip van de indiening van haar jaarlijkse voorstellen inzake de vaststelling van de prijzen worden gemaakt, onder voorbehoud van een eventuele definitieve herziening bij de indiening van het voorontwerp van begroting voor het volgende jaar, worden opgesteld in 1988-prijzen en in actuele prijzen omgerekend door gebruik te maken van de deflator van het BNP zoals door de Commissie voor het betrokken jaar geraamd.

Artikel 3

Artikel 1 is van toepassing op de op de titels 1 en 2 (EOGFL-Garantie) van Afdeling III, deel B, van de begroting aan te rekenen uitgaven, met inbegrip van de uitgaven in verband met het uit produktie nemen van landbouwgronden binnen de grens van een jaarlijks maximum dat niet hoger mag zijn dan 150 miljoen Ecu (prijzen 1988) tot 1992, na aftrek van de bedragen die overeenkomen met de afzet van ACS-suiker, de restituties in verband met de voedselhulp, de door de producenten betaalde heffingen en bijdragen suiker en isoglucose, en alle andere ontvangsten die in de toekomst eventueel uit de landbouwsector zullen worden verkregen.

Artikel 4

Het landbouwrichtsnoer omvat de kosten in verband met de waardevermindering van de nieuw gevormde landbouwvoorraden. De Raad neemt elk jaar in zijn ontwerp-begroting de nodige kredieten op voor de financiering van alle kosten in verband met de waardevermindering van de nieuwe voorraden. De kredieten worden aangewend voor de systematische waardevermindering van de nieuw gevormde voorraden vanaf het moment waarop deze worden gevormd, overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2050/188 (6).

De kosten in verband met de waardevermindering van de reeds bestaande landbouwoverschotten vallen niet onder het landbouwrichtsnoer. Hiervoor worden de volgende bedragen opgenomen in titel 8 van de begroting voor de periode 1988-1992 (prijzen 1988):

- 1988:1,2 miljard Ecu,

- 1989-1992:1,4 miljard Ecu.

Deze bedragen mogen niet voor andere doeleinden worden aangewend.

De nadere bepalingen betreffende de aan Spanje en Portugal toe te kennen financiële compensatie uit hoofde van hun deelneming aan de financiering van deze voorraden zijn in Verordening (EEG) nr. 2051/88 (7) vastgesteld. Deze twee Lid-Staten worden behandeld alsof de waardevermindering van de voorraden in 1987 geheel door de Gemeenschap gefinancierd zou zijn.

Artikel 5

De prijsvoorstellen van de Commissie zijn in overeenstemming met de grenzen van het landbouwrichtsnoer.

Indien het resultaat van de beraadslagingen in de Raad over deze prijsvoorstellen naar de mening van de Commissie waarschijnlijk tot een overschrijding van de in haar initiële voorstel genoemde kosten zal leiden, wordt de uiteindelijke beslissing genomen tijdens een speciale zitting van de Raad.

Het landbouwrichtsnoer wordt ieder jaar in acht genomen.

Artikel 6

Om naleving van het landbouwrichtsnoer te waarborgen, voert de Commissie een doeltreffend "alarmsysteem'' in met betrekking tot de ontwikkeling van de uitgaven van de verschillende EOGFL-hoofdstukken (Garantie). Voor de aanvang van elk begrotingsjaar stelt de Commissie voor elk EOGFL-begrotingshoofdstuk (Garantie) uitgavenschema's vast op grond van de maandelijkse uitgaven in de drie voorgaande jaren. Daarna brengt zij maandelijks aan het Europese Parlement en de Raad verslag uit over de ontwikkeling van de reële uitgaven ten opzichte van de schema's. Wanneer de reële uitgaven sneller stijgen of dreigen te stijgen dan in het vastgestelde schema, maakt de Commissie gebruik van de haar ter beschikking staande beheersinstrumenten, met inbegrip van die waarover zij in het kader van de stabilisatiemechanismen beschikt, om de situatie weer recht te trekken. Indien deze maatregelen niet toereikend zijn, onderzoekt de Commissie de werking van de landbouwstabilisatiemechanismen in de betrokken sector en dient zij, zo nodig, bij de Raad voorstellen in om de werking ervan te versterken. De Raad neemt binnen een termijn van twee maanden een besluit om de situatie recht te trekken.

Artikel 7

De betaling van de maandelijkse voorschotten EOGFL-Garantie door de Commissie geschiedt op basis van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens inzake de landbouwuitgaven voor elke gemeenschappelijke marktordening.

Artikel 8

Indien er geen kredieten beschikbaar zijn, stelt de Commissie aan de begrotingsautoriteiten overeenkomstige overschrijvingen voor.

Artikel 9

De dollar/Ecu-pariteit die wordt gebruikt bij het opstellen van de jaarlijkse begrotingsramingen uit hoofde van de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor een bepaald jaar is de gemiddelde marktpariteit van het eerste kwartaal van het voorafgaande jaar. Voor het jaar 1988 wordt in de begroting evenwel een pariteit van 1 dollar = 0,85 Ecu gehanteerd.

Artikel 10

Jaarlijks wordt 1 000 miljoen Ecu in een reserve van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen als een voorziening voor ontwikkelingen ten gevolge van aanzienlijke en onverwachte schommelingen in de dollar/Ecu-marktpariteit ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit. Deze kredieten worden niet opgenomen in het landbouwrichtsnoer.

Artikel 11

Elk jaar in oktober brengt de Commissie bij de begrotingsautoriteit verslag uit over de gevolgen voor de uitgaven van het EOGFL-Garantie van de schommelingen in de gemiddelde marktpariteit dollar/Ecu van 1 augustus van het voorafgaande jaar tot en met 31 juli van het lopende jaar ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit, zoals gedefinieerd in artikel 9.

Artikel 12

Besparingen of extra kosten die het resultaat zijn van pariteitsschommelingen worden op symmetrische wijze behandeld. In geval van stijging in de koers van de dollar ten opzichte van de Ecu, vergeleken bij de in de begroting gebruikte koers, worden besparingen in de afdeling Garantie tot een bedrag van 1 000 miljoen Ecu naar de monetaire reserve overgeschreven. Wanneer een daling in de koers van de dollar ten opzichte van de Ecu, vergeleken bij de in de begroting gebruikte koers, tot extra begrotingskosten leidt, wordt de monetaire reserve aangesproken en worden bedragen uit de reserve overgeschreven naar de begrotingslijnen van het EOGFL-Garantie die door de daling van de dollar werden getroffen. De nodige eigen middelen worden opgevraagd, overeenkomstig het bepaalde in Besluit 88/376/EEG, Euratom en de ter toepassing daarvan vastgestelde bepalingen, ter financiering van de overeenkomstige uitgaven.

Besparingen in het EOGFL-Garantie die overeenkomstig de eerste alinea van dit artikel zijn overgeschreven naar de monetaire reserve en die nog in de reserve zijn overgebleven, worden geschrapt en dragen aldus bij tot een begrotingsoverschot, dat geldt als een inkomstenpost in daaropvolgende begrotingen. Dit geschiedt door middel van een nota van wijziging tijdens de begrotingsprocedure voor de begroting van het jaar daarop.

Artikel 13

Er wordt een franchise ingesteld van 400 miljoen Ecu. Indien de besparingen of extra kosten onder dit bedrag blijven, dienen geen overschrijvingen naar of uit de monetaire reserve plaats te vinden. Besparingen of extra kosten boven deze franchise worden overgeschreven naar of gedekt via de monetaire reserve.

Andere verplichte uitgaven

Artikel 14

De Raad stelt elk jaar aan het begin van de begrotingsprocedure een referentiekader vast voor de andere verplichte uitgaven dan die van het EOGFL-Garantie, zulks met inachtneming van de financiële vooruitzichten van het interinstitutioneel akkoord. Het referentiekader omvat de maximumbedragen voor zowel vastleggings- als betalingskredieten die de Raad met inachtneming van de juridische verplichtingen van de Gemeenschap noodzakelijk acht.

Niet-verplichte uitgaven

Artikel 15

De begrotingsdiscipline die van toepassing is op de niet-verplichte uitgaven wordt betracht op basis van de nadere regels in het interinstitutionele akkoord.

Overige bepalingen

Artikel 16

De financiële tenuitvoerlegging van besluiten van de Raad waarbij de op de algemene begroting beschikbare kredieten of de in de financiële vooruitzichten geplande kredieten worden overschreden, kan slechts geschieden als de begroting en in voorkomend geval de begrotingsramingen naar behoren volgens de voor elk van deze gevallen bepaalde procedure zijn gewijzigd.

Artikel 17

Deze beschikking blijft van kracht zolang Besluit 88/376/EEG, Euratom van toepassing blijft.

Artikel 18

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. BANGEMANN

(1) PB nr. C 146 van 3. 6. 1988, blz. 22.

(2) Advies uitgebracht op 16 juni 1988 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(3) Advies uitgebracht op 22 juni 1988 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) Zie bladzijde 24 van dit Publikatieblad.

(5) PB nr. L 216 van 5. 8. 1978, blz. 1.

(6) Zie bladzijde 6 van dit Publikatieblad.

(7) Zie bladzijde 8 van dit Publikatieblad.

VERKLARING

Bij de aanneming van het besluit betreffende de begrotingsdiscipline heeft de Raad beslist om, ingevolge dit besluit, de door de Europese Raad van 11 en 12 februari 1988 afgelegde verklaring bekend te maken in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen; deze verklaring luidt als volgt:

"De Europese Raad herinnert aan de conclusies die zowel in OESO-verband als tijdens de Top van Venetië zijn getrokken, volgens welke het nodig is om via maatregelen waarbij de markt een grotere rol speelt, het aanbod beter op de vraag af te stemmen.

De Europese Raad is van oordeel dat de sedert 1984 ondernomen stappen, alsmede de maatregelen die hij nu treft om de produktie en de landbouwuitgaven in te dijken, aan deze noodzaak tegemoet komen en dat zij slechts ten volle effect kunnen sorteren als op internationaal vlak de andere producenten eveneens een dergelijke discipline in acht nemen.

Hij bevestigt in dit verband de onderhandelingsleidraad die de Gemeenschap in het kader van de Uruguay-Ronde heeft vastgesteld.

Mocht aan deze discipline niet door alle partijen de hand worden gehouden of mocht een derde land zijn internationale verplichtingen niet nakomen en dit een duidelijke weerslag hebben op de wereldmarkt, dan zal de Raad, op voorstel van de Commissie, stellen dat een situatie is ontstaan die de toepassing van de Verdragsbepalingen, inzonderheid de artikelen 43, 113 en 203, rechtvaardigt.''.