Home

Richtlijn 86/662/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines

Richtlijn 86/662/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 22 december 1986 betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines (86/662/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende dat in de actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu van 1973(4) en 1977(5) nadrukkelijk wordt gewezen op het belang van het probleem van de geluidshinder en in het bijzonder op de noodzaak van maatregelen tegen de meest hinderlijke geluidsbronnen;

Overwegende dat tijdens de zitting van de Raad van 18 en 19 december 1978 de Ministers van Milieuzaken hebben verklaard dat de technische bepalingen bestemd voor de meting van het geluid op de arbeidsplaats van het bedieningspersoneel zullen moeten worden opgenomen in de bijlagen van de bijzondere richtlijnen voor elke betrokken machine ;

Overwegende dat een verschil tussen de bepalingen betreffende de beperking van het geluidsniveau van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines die in de verschillende Lid-Staten van toepassing zijn rechtstreeks van invloed is op de werking van de gemeenschappelijke markt; dat op dit gebied derhalve dient te worden overgegaan tot de onderlinge aanpassing van de wetgevingen zoals bedoeld in artikel 100 van het Verdrag;

Overwegende dat in Richtlijn 84/532/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen voor bouwmateriaal en bouwmachines (() met name de procedure is bepaald voor het EEG-typeonderzoek; dat overeenkomstig die richtlijn de geharmoniseerde voorschriften moeten worden vastgesteld waarin elke categorie materieel moet voldoen;

Overwegende dat in Richtlijn 79/113/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake het bepalen van het geluid dat door bouwterreinmachines en bouwterreinmaterieel wordt uitgestraald(7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/1051/EEG(8), met name de methode is vastgesteld die moet worden gebruikt om de criteria betreffende het geluidsniveau van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines op te stellen;

Overwegende dat voorts, in verband met de invloed van het door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines voortgebrachte geluid op het omgevingsmilieu en meer in het bijzonder op het welzijn en de gezondheid van de mens, het toelaatbare geluidsniveau van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines geleidelijk aanzienlijk dient te worden verminderd;

Overwegende dat het wenselijk is een geluidsniveau vast te stellen dat geldt vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn en deze bepalingen geleidelijk te verscherpen;

Overwegende dat het dienstig is het geluidsvermogensniveau en het geluidsdrukniveau in de cabine ter informatie bekend te maken;

Overwegende dat de technische voorschriften snel moeten worden aangevuld en aangepast aan de vooruitgang van de techniek; dat daartoe de procedure bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 79/113/EEG dient te worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn heeft betrekking op het geluidsvermogensniveau van het naar de omgeving uitgestraalde luchtgeluid en het geluidsdrukniveau van het uitgestraalde luchtgeluid in de cabine van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines, hierna te noemen grondverzetmachines, welke dienen voor civieltechnische en bouwwerkzaamheden.

2. Zij is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 3,

lid 2, van Richtlijn 84/532/EEG, hierna te noemen "kaderrichtlijn''.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.Hydraulische graafmachines en kabelgraafmachines Een werktuig bestaande uit een zelfrijdende onderwagen en een bovenwagen die een zwenkbeweging van meer dan 360° kan uitvoeren. Met het werktuig wordt materiaal gegraven, gehesen of geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak (hooglepel, dieplepel) of door middel van bewegingen van de bak gestuurd door het lierwerk (dragline, grijper).

2.Dozer Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een blad dat in hoofdzaak dient tot het verschuiven of verspreiden van materialen.

3.Lader Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een bak. Het werktuig laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf.

4.Graaflaadmachine Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, ontworpen om uitgerust te zijn met een laadbak aan de voorzijde en graafgereedschap aan de achterzijde. De laadbak laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf. Met het graafgereedschap wordt materiaal gegraven, geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak.

Artikel 3

1. De erkende instanties verlenen de verklaring van EEG-typeonderzoek voor elk type grondverzetmachines bedoeld in lid 1 van artikel 1, onder de volgende voorwaarden:

a)gedurende een periode van zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, wanneer het geluidsvermogensniveau van het naar de omgeving uitgestraalde luchtgeluid, gemeten onder de stationaire bedrijfsomstandigheden bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG, aangevuld door bijlage I bij deze richtlijn, de toelaatbare waarde, zoals deze afhankelijk van het geïnstalleerde nettovermogen is aangegeven in de volgende tabel, niet overschrijdt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b)na het verstrijken van bovengenoemde periode van zes jaar, wanneer het geluidsvermogensniveau van het naar de omgeving uitgestraalde luchtgeluid, gemeten onder de werkelijke dynamische bedrijfsomstandigheden bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG, aangevuld door bijlage II bij deze richtlijn, de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde toelaatbare waarde niet overschrijdt.

2 Elke aanvraag voor een verklaring van EEG-typeonderzoek met betrekking tot de toelaatbare geluidsdrukniveaus van een type grondverzetmachine gaat vergezeld van een inlichtingenformulier waarvan het model als bijlage IV is opgenomen.

3 Voor elk type grondverzetmachine waarvoor de erkende instantie een verklaring afgeeft, vult zij alle rubrieken in van de verklaring van typeonderzoek waarvan het model in bijlage III bij de kaderrichtlijn is opgenomen.

4 De geldigheidsduur van de verklaringen van EEG-typeonderzoek is beperkt tot zes jaar.

De overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder a), afgegeven verklaring is echter niet meer geldig na verloop van een tijdvak van zeven jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de richtlijn.

De voorwaarden voor de verlenging van de afgegeven verklaringen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7.

5 Voor elke grondverzetmachine die is gebouwd in overeenstemming met het type waarvoor een verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven, vult de constructeur het certificaat van overeenstemming in, waarvan het model is opgenomen in bijlage IV van de kaderrichtlijn en vermeldt hij het geïnstalleerde nettovermogen en het overeenkomstige toerental.

6 Op elke grondverzetmachine die is gebouwd in overeenstemming met het type waarvoor een verklaring van EEG-typeonderzoek is afgegeven, moeten ter informatie op duidelijk zichtbare en duurzame wijze worden aangegeven, enerzijds -het geluidsvermogensniveau in dB (A) ref. 1 pW,

-het geluidsdrukniveau in dB (A) ref. 20 ìPa in de cabine,

gegarandeerd door de fabrikant en bepaald overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 81/1051/EEG, en aangevuld door bijlage I of II en III bij deze richtlijn, en anderzijds de letter « aa » (epsilon). Een model van deze vermeldingen staat in bijlage V bij deze richtlijn.

Artikel 4

Deze richtlijn laat de mogelijkheid onverlet dat de Lid-Staten met inachtneming van het Verdrag, en met name de artikelen 30 tot en met 36, het geluidsnivau op de arbeidsplaats van het bedieningspersoneel van grondverzetmachines beperken, voor zover zulks niet inhoudt dat grondverzetmachines die aan deze richtlijn beantwoorden moeten worden aangepast aan andere emissiespecificaties in de zin van bijlage I van de richtlijn.

Artikel 5

De Lid-Staten kunnen maatregelen nemen om het gebruik van grondverzetmachines in door hen als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.

Artikel 6

De controle op de overeenstemming van de produkten met het onderzochte type, als bedoeld in artikel 12 van de kaderrichtlijn, geschiedt volgens de technische bepalingen van bijlage VI.

Artikel 7

Zo spoedig mogelijk en uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn dient de Commissie bij de Raad een voorstel in om de in artikel 3, lid 1, sub b), bedoelde toelaatbare geluidsniveaus vast te stellen op basis van de overeenkomstig artikel 8, eerste streepje, vast te stellen meetmethode en om de voorwaarden voor een eventuele verlenging van de verklaringen van EEG-typeonderzoek en de geldigheidsduur ervan, bedoeld in artikel 3, lid 4, te bepalen. De toelaatbare geluidsniveaus moeten zo worden vastgesteld dat, afhankelijk van de vermogenscategorieën en de typen machines, het geluidsniveau in de omgeving met ongeveer 3 dB wordt verminderd, waarbij de meting geschiedt volgens de methode van meting in stationaire bedrijfsomstandigheden.

De Raad neemt overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag een besluit over het voorstel binnen 24 maanden vanaf de datum van toezending ervan aan de Raad.

Artikel 8

Overeenkomstig de procedure van artikel 5 van Richtlijn 79/113/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 81/1051/EEG, worden vastgesteld:

-de in bijlage II bedoelde dynamische reële meetmethode;

-de wijzingen die nodig zijn om de voorschriften van de bijlage van deze richtlijn aan te passen aan de technische vooruitgang.

Artikel 9

De Raad beslist, in overeenstemming met het Verdrag, binnen 18 maanden over het voorstel tot verlaging van het toelaatbare geluidsniveau dat de Commissie vijf jaar na de ingang van de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde periode zal indienen.

Artikel 10

De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat de in artikel 2 omschreven grondverzetmachines slechts in de handel kunnen worden gebracht indien zij voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn en de kaderrichtlijn.

Artikel 11

1 De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen op de dag na het verstrijken van een termijn van 24 maanden, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van deze richtlijn(1). Zij stellen de Commissie darvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 22 december 1986.

Voor de RaadDe VoorzitterG. SHAW

(1)PB nr. C 302 van 21. 11. 1981, blz. 7.

(2)PB nr. C 66 van 15. 3. 1982, blz. 95.

(3)PB nr. C 64 van 15. 3. 1982, blz. 12.

(4)PB nr. C 112 van 20. 12. 1973.

(5)PB nr. C 139 van 13. 6. 1977.

(6)PB nr. L 300 van 19. 11. 1984, blz. 111.

(7)PB nr. L 33 van 8. 2. 1979, blz. 15.

(8)PB nr. L 376 van 30. 12. 1981, blz. 49.

(1)Van deze richtlijn is aan de Lid-Staten kennis gegeven op 12 december 1986.

BIJLAGE I METHODE VOOR DE METING VAN HET LUCHTGELUID DAT DOOR HYDRAULISCHE GRAAFMACHINES, KABELGRAAFMACHINES, DOZERS, LADERS EN GRAAFLAADMACHINES WORDT UITGESTRAALD

TOEPASSINGSGEBIED Deze meetmethode is van toepassing op hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines, hierna te noemen "grondverzetmachines''. Hierin zijn de beproevingsprocedures vastgesteld voor de meting van het geluidsvermogensniveau van deze grondverzetmachines met het oog op hun EEG-typeonderzoek of conformiteitscontrole.

Deze technische procedures komen overeen met de voorschriften in bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG en de bepalingen van die bijlage zijn met de volgende toevoegingen van toepassing op grondverzetmachines.

4.BEOORDELINGSFACTOREN VOOR HET WEERGEVEN VAN DE RESULTATEN 4.1.Naar de omgeving uitgestraald geluid Het naar de omgeving uitgestraalde geluid van een grondverzetmachine wordt uitgedrukt door het geluidsvermogensniveau LWA.

6.2.Werking gedurende de metingen De metingen van het geluidsniveau worden uitgevoerd aan een stilstaande grondverzetmachine waarvan de motor onbelast loopt.

Voor deze metingen moeten de motor en het eventuele hydraulische systeem van de grondverzetmachine op temperatuur worden gebracht overeenkomstig de instructies van de fabrikant en moet aan de voorschriften met betrekking tot de veiligheid worden voldaan.

6.2.1.De meting wordt uitgevoerd aan een stilstaande grondverzetmachine zonder inschakeling van het arbeidswerktuig of van het voortbewegingsmechanisme. Bij deze meting loopt de motor onbelast, bij een toerental dat ten minste gelijk is aan het nominale toerental overeenstemmende met het nettovermogen dat is gedefinieerd en bepaald overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 80/1269/EEG van de Raad.

Het nominale toerental en het overeenkomstige nettovermogen worden aangegeven door de fabrikant van de grondverzetmachine en moeten voorkomen in de technische beschrijving van de grondverzetmachine en op het aan de koper overhandigde certificaat van overeenstemming.

In het geval dat de grondverzetmachine is uitgerust met verscheidene motoren, moeten deze tijdens de proef gelijktijdig werken voor zover deze gelijktijdige werking behoort tot de normale bedrijfsomstandigheden van de grondverzetmachine.

Indien de motor van de grondverzetmachine met een ventilator is uitgerust, moet deze tijdens de proeven in bedrijf zijn. Indien de ventilator met verschillende snelheden kan draaien, moeten de proeven geschieden bij de maximale draaisnelheid.

De instelling van het nominale toerental geschiedt door de fabrikant. Het arbeidswerktuig (bak of blad van een lader of van een dozer) wordt ingesteld op een hoogte van 300 ± 50 mm boven de grond.

Voor graafmachines en graaflaadmachines is het arbeidswerktuig ingetrokken.

6.2.2.Proeven onder belasting Hiermee wordt geen rekening gehouden.

6.3.Meetterein De meetplaats moet vlak en horizontaal zijn. Deze meetplaats, met inbegrip van de plaatsen waar de microfoons zijn opgesteld, bestaat uit een oppervlak van beton of niet poreus asfalt.

6.4.Meetoppervlak, meetafstand, plaats en aantal van de meetpunten 6.4.1.Meetoppervlak, meetafstand Het voor de proef te gebruiken meetoppervlak heeft de vorm van een halve bol.

De straal van de halve bol wordt bepaald door de basislengte (l, zie figuur 1).

De straal is:

-4 m indien de basislengte van de te beproeven grondverzetmachine niet groter is dan 1,5 m;

-10 m indien de basislengte van de te beproeven grondverzetmachine groter is dan 1,5 m, maar niet groter dan 4 m;

-16 m indien de basislengte van de te beproeven grondverzetmachine meer dan 4 m bedraagt.

6.4.2.Plaats en aantal van de meetpunten 6.4.2.1Algemeen Voor de meting worden 6 meetpunten gekozen, te weten de punten 2, 4, 6, 8, 10 en 12, bepaald overeenkomstig punt 6.4.2.2 van bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG.

Voor de proeven met de grondverzetmachine bevindt het geometrische middelpunt van de hoofdmachine zich loodrecht boven het middelpunt van de basiscirkel van de halve en is de voorkant ervan gericht op meetpunt 1.

7.1.1.Ander geluid Bij de correcties wordt alleen rekening gehouden met het achtergrondgeruis.

7.1.5.Aanwezigheid van obstakels Een visuele controle in een cirkelvormige zone met een straal die gelijk is aan driemaal die van het halfbolvormige meetoppervlak en waarvan het middelpunt samenvalt met dat van dat meetoppervlak, is voldoende om na te gaan of aan de bepalingen van punt 6.3, derde alinea, van bijlage I bij Richtlijn 79/113/EEG wordt voldaan.

7.2.Worden de geluidsdrukniveaus op de meetpunten bepaald uitgaande van door een geluidsmeter aangegeven waarden, dan moeten er ten minste vijf waarden zijn; deze moeten met regelmatige tussenpozen worden opgenomen.

8.5.Berekening van het geluidsvermogensniveau LWA De correctieterm K2 is gelijk aan nul.

BIJLAGE II REËLE DYNAMISCHE MEETMETHODE VOOR HET LUCHTGELUID DAT DOOR HYDRAULISCHE GRAAFMACHINES, KABELGRAAFMACHINES, DOZERS, LADERS EN GRAAFLAADMACHINES WORDT UITGESTRAALD

De bedrijfsomstandigheden komen overeen met hetzij de normale bedrijfsomstandigheden van de machine, hetzij een overeengekomen werkmethode waarbij, in principe gelijke, effecten en hinder optreden als die bij de werkelijke werkmethode.

De meetmethode wordt opgesteld aan de hand van de op nationaal, comunautair en internationaal niveau uitgevoerde of nog lopende experimenten en werkzaamheden.

BIJLAGE III METHODE VOOR DE METING VAN HET LUCHTGELUID DAT DOOR HYDRAULISCHE GRAAFMACHINES, KABELGRAAFMACHINES, DOZERS, LADERS EN GRAAFLAADMACHINES WORDT UITGESTRAALD IN DE CABINES

Deze meetmethode is van toepassing op hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines dozers, laders en graaflaadmachines, hierna te noemen "grondverzetmachines''. Hierbij zijn de beproevingsprocedures vastgesteld voor de bepaling van het continue equivalente niveau van het geluidsdrukniveau in de cabines.

Deze technische procedures komen overeen met de voorschriften in bijlage II bij Richtlijn 79/113/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 81/1015/EEG, en de bepalingen van de bijlage zijn met de volgende toevoegingen van toepassing op grondverzetmachines.

6.BEDIENINGSPERSONEEL In de cabine dient tijdens de proeven een bedieningsvakman aanwezig te zijn.

6.2.1.Bedieningspersoneel in staande houding Hiermee wordt geen rekening gehouden.

7.1.Algemeen De plaatsing van de microfoon is zoals beschreven onder 7.3.

9.1.Algemeen De plaatsings- en bedrijfsomstandigheden zijn die welke zijn beschreven in de gekozen methode voor de meting van het in het milieu uitgestraalde luchtgeluid (naar gelang van het geval bijlage I of II).

9.2.Werking van een met verstelbare voorzieningen uitgeruste machine Er dient met geen van de in punt 9.2.1 vermelde verstelbare voorzieningen rekening te worden gehouden, met uitzondering van die welke zijn vermeld in punt 9.2.2.

10.2.2.Door gebruikmaking van het A-gewogen geluidsdrukniveau LpA Indien bij de meting gebruik wordt gemaakt van een geluidsmeter bedraagt T 5 seconden. Het aantal metingen is vijf.

BIJLAGE IV FORMULIER VOOR DE GEGEVENS BETREFFENDE EEN TYPE GRONDVERZETMACHINE

1.Allgemeen 1.1.Naam en adres van de fabrikant (van de gemachtigde): .

1.2.Merk (firma) .

1.3.Handelsbenaming: .

2.Machine 2.1.Type: .

Serie: .

Nummer: .

2.2.Maatschets (beschrijving): .

2.3.Lengte (l): .

3.Technische gegevens 3.1.Aandrijfmotor: .

Merk: .

Type: .

Nummer: .

Geïnstalleerd netto-vermogen ............... kW (1) per ................. t/min Andere motoren (eventueel) Merk: .

Type: .

Nummer: .

Geïnstalleerd nettovermogen ............... kW (1) per ................. t/min 3.2.Hydraulische pompen 3.2.1.Aandrijving:

Producent: .

Type: .

Serie: .

Nummer: .

Bedrijfsdruk: .

3.2.2.Hydraulische werkinrichting: .

Producent: .

3.2.3.Mechanismen voor de afkoeling van de hydraulische inrichting: .

3.3.Beschrijving van de lawaaidempingsvoorzieningen (voor zover mogelijk met foto's) 4.De commercie le beschrijving bijvoegen indien zij bestaat.

(1)Nettovermogen omschreven en bepaald overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 80/1269/EEG.

BIJLAGE V PLAATMODELLEN MET VERMELDING VAN HET GELUIDSVERMOGENSNIVEAU EN VAN HET GELUIDSDRUKNIVEAU IN DE CABINE DIE DOOR DE FABRIKANT WORDEN GEGARANDEERD

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

> EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE VI TECHNISCHE BEPALINGEN VOOR DE CONTROLE OP DE OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE MET HET ONDERZOCHTE TYPE

De controle op de overeenstemming van het fabrikaat met het onderzochte type wordt zo mogelijk door middel van steekproeven uitgevoerd.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

<?aa1B><?aeLM30,><?aa8K>Figuur 1 <?aa6W><?aa8G>l = basislengte >EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

<?aa8K>Figuur 2 <?aa6W><?aa8G>l = basislengte >EIND VAN DE GRAFIEK>