Home

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 187/81 van de Raad van 20 januari 1981 houdende aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden der Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 187/81 van de Raad van 20 januari 1981 houdende aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden der Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 187/81 van de Raad van 20 januari 1981 houdende aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden der Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Publicatieblad Nr. L 021 van 24/01/1981 blz. 0018 - 0019


VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) Nr. 187/81 VAN DE RAAD

van 20 januari 1981

houdende aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden der Europese Gemeenschappen , alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben ,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen , inzonderheid op artikel 13 ,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen vastgesteld bij Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr. 259/68 ( 1 ) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr. 161/80 ( 2 ) , inzonderheid op de artikelen 63 , 64 , 65 en 82 van het Statuut , alsmede op artikel 20 , eerste alinea , en artikel 64 van de Regeling ,

Gezien het voorstel van de Commissie tot aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen ,

Overwegende dat de Raad bij besluit van 29 juni 1976 , gewijzigd op 26 juni 1978 , de berekeningsmethode heeft vastgesteld die bij het periodieke onderzoek naar het bezoldigingspeil van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschappen moet worden toegepast ; dat , luidens genoemd besluit , de Raad , op voorstel van de Commissie , besluit of het in het kader van de economische en sociale politiek van de Gemeenschappen aangewezen is de bezoldigingen aan te passen en dat dit besluit wordt genomen in het licht van de volgende gegevens : ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud , ontwikkeling van het reële inkomen van de nationale overheidsambtenaren ( specifieke indicator ) , reële loonsom per persoon in de nationale overheidsdiensten , algemene economische en sociale factoren , behoeften op het gebied van de aanwerving en structuur van het communautaire personeelsbestand ;

Overwegende dat de Commissie , op basis van het verslag 1980 betreffende het jaarlijkse onderzoek naar de bezoldigingen , een lineaire nettoverhoging van deze bezoldigingen met 3,3 % voor de in België en Luxemburg werkzame ambtenaren en andere personeelsleden voorstelt , waarvan 3,1 % op grond van de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud en 0,2 % op grond van de ontwikkeling van de koopkracht ;

Overwegende dat het in aanmerking nemen van de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud en van het reële inkomen van de nationale overheidsambtenaren moet worden gematigd door de algemene economische en sociale factoren toe te passen ; dat er dienaangaande rekening moet worden gehouden met de verslechtering van de algemene economische toestand in de Gemeenschap tijdens de referentieperiode , welke met name voortvloeit uit de stijging van de energiekosten ; dat in deze situatie evenwel rekening moet worden gehouden met de ambtenaren en andere personeelsleden met de minst hoge bezoldiging , wier koopkracht dient te worden gehandhaafd ; dat de door de Commissie voorgestelde verhoging derhalve moet worden toegekend aan deze personeelsleden , waarbij aan de overige ambtenaren en personeelsleden een identieke verhoging in absolute waarde wordt toegekend ;

Overwegende dat het aan de Raad voorgelegde voorstel eveneens betrekking heeft of diverse vergoedingen en toelagen , het bedrag van de verkregen pensioenen , de wijziging van de aanpassingscoëfficiënten voor de diverse standplaatsen alsmede de aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldiging van de personen als bedoeld in artikel 2 van Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr. 160/80 ( 3 ) ; dat deze elementen dienovereenkomstig moeten worden aangepast ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Met ingang van 1 juli 1980 wordt de tabel van de salarissen in artikel 66 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zodanig gewijzigd dat het maandelijkse basissalaris voor alle ambtenaren netto met een bedrag van 1 030 Bfr. wordt verhoogd .

2 . Met ingang van 1 juli 1980 wordt de tabel van de salarissen in artikel 20 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zodanig gewijzigd dat het maandelijkse basissalaris voor alle personeelsleden netto met een bedrag van 1 030 Bfr. wordt verhoogd .

3 . Met ingang van 1 juli 1980 wordt de tabel van de salarissen in artikel 63 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden zodanig gewijzigd dat het maandelijkse basissalaris voor alle personeelsleden netto met een bedrag van 960 Bfr. wordt verhoogd .

Artikel 2

De salaristabellen die uit het bepaalde in artikel 1 voortvloeien , alsmede de andere onderdelen van het Commissievoorstel worden in een aanvullende verordening opgenomen .

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 20 januari 1981 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Ch. A. van der KLAAUW

( 1 ) PB nr. L 56 van 4 . 3 . 1968 , blz. 1 .

( 2 ) PB nr. L 20 van 26 . 1 . 1980 , blz. 5 .

( 3 ) PB nr. L 20 van 26 . 1 . 1980 , blz. 1 .