Home

Richtlijn 79/623/EEG van de Raad van 25 juni 1979 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de douaneschuld

Richtlijn 79/623/EEG van de Raad van 25 juni 1979 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de douaneschuld

Richtlijn 79/623/EEG van de Raad van 25 juni 1979 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de douaneschuld

Publicatieblad Nr. L 179 van 17/07/1979 blz. 0031 - 0035
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 4 blz. 000P
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0043
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 6 blz. 0043


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 25 juni 1979

inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de douaneschuld

( 79/623/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de Gemeenschap is gegrondvest op een douane-unie ;

Overwegende dat , onverminderd de overgangsmaatregelen bedoeld in het vierde deel , titel I , hoofdstuk 1 , van de Toetredingsakte , de invoering van deze douane-unie hoofdzakelijk is geregeld in het tweede deel , titel I , hoofdstuk 1 , van het Verdrag ; dat dit hoofdstuk een samenstel van nauwkeurige voorschriften omvat , in het bijzonder betreffende de afschaffing van de douanerechten tussen de Lid-Staten , de vaststelling en de geleidelijke invoering van het gemeenschappelijk douanetarief en de autonome wijzigingen of schorsingen van de rechten van dat tarief ;

Overwegende dat , ook al wordt in artikel 27 van het Verdrag bepaald dat de Lid-Staten voor het einde van de eerste etappe , voor zover noodzakelijk , overgaan tot het nader tot elkaar brengen van hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douanegebied , dit artikel aan de Instellingen van de Gemeenschap niet de bevoegdheid toekent , dwingende bepalingen ter zake vast te stellen ; dat bij het diepgaand onderzoek , dat te zamen met de Lid-Staten werd verricht , nochtans de noodzakelijkheid is gebleken in bepaalde sectoren door middel van dwingende communautaire besluiten de maatregelen vast te stellen welke onontbeerlijk zijn voor de invoering van een douanereglementering welke een uniforme toepassing verzekert van de rechten bij invoer of bij uitvoer op goederen welke tussen de Gemeenschap en derde landen worden verhandeld ;

Overwegende dat het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer , waaraan een goed bij toepassing van de geldende bepalingen onderworpen is , dient te worden voldaan door een natuurlijke of rechtspersoon wegens het feit dat op deze persoon de verplichting rust dit bedrag te betalen , welke verplichting hierna " douaneschuld " wordt genoemd ;

Overwegende dat , in een groot aantal gevallen , het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat in aanmerking moet worden genomen om bepaalde grondslagen voor het belasten van de goederen vast te stellen , met name de soort , de hoeveelheid en waarde van deze goederen ; dat het derhalve , om een uniforme toepassing van de bij in - en uitvoer geldende communautaire bepalingen te waarborgen , noodzakelijk is gemeenschappelijke regels vast te stellen voor de bepaling van het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat ;

Overwegende dat het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat , dient te worden bepaald met inachtneming van het in wezen economische karakter van de rechten bij invoer en bij uitvoer ;

Overwegende dat het tijdstip waarop de douaneschuld bij invoer ontstaat derhalve dient te worden bepaald met betrekking tot de omstandigheden waaronder aan rechten bij invoer onderworpen goederen in de economie van de Gemeenschap worden geïntegreerd ; dat te dien einde al naar gelang van het geval met name dient te worden verwezen naar de bepalingen waarmee het in het vrije verkeer brengen in het douanegebied van de Gemeenschap van goederen uit derde landen geregeld wordt , of naar de verplichtingen welke voortvloeien uit Richtlijn 68/312/EEG van de Raad van 30 juli 1968 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het aanbrengen bij de douane van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen , en de voorlopige opslag van deze goederen ( 4 ) , of naar de verplichtingen in verband met het douanetoezicht of het gebruik van de goederen welke voortvloeien uit het gebruikmaken van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst ;

Overwegende dat anderzijds het tijdstip waarop de douaneschuld bij uitvoer ontstaat dient te worden bepaald met betrekking tot de omstandigheden waaronder aan rechten bij uitvoer onderworpen goederen het geografisch grondgebied van de Gemeenschap verlaten ; dat er te dien einde een onderscheid dient te worden gemaakt naargelang voor de betrokken goederen al dan niet een douaneaangifte met het oog op hun uitvoer is gedaan , en eventueel naargelang zij al dan niet de in deze aangifte vermelde bestemming krijgen ;

Overwegende dat het tijdstip dient te worden vastgesteld , dat in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van het bedrag van de douaneschuld , alsook het tijdstip met ingang waarvan dit bedrag door de bevoegde autoriteiten kan worden opgeëist en dient te worden bepaald ten gevolge van welke omstandigheden de douaneschuld niet noodzakelijkerwijze ontstaat of teniet kan gaan ; dat behalve door betaling van de douaneschuld of door verjaring ervan volgens de geldende bepalingen , de redenen van dit teniet gaan dienen te worden gebaseerd op de vaststelling dat de goederen niet daadwerkelijk de economische bestemming hebben gekregen , welke de toepassing van rechten bij invoer of bij uitvoer rechtvaardigt ;

Overwegende dat , aangezien goederen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 9 en artikel 10 , lid 1 , van het Verdrag aan een douane - of landbouwheffing onderworpen zijn wanneer zij tussen de Lid-Staten worden verhandeld , het bepaalde in deze richtlijn ten aanzien van de douaneschuld die voortvloeit uit het bestaan van deze heffing , moet worden nageleefd ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . In deze richtlijn worden de regels vastgesteld die dienen te worden opgenomen in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot :

- het ontstaan van de douaneschuld ,

- het tijdstip dat in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van het bedrag van de douaneschuld en de opeisbaarheid daarvan ,

- het teniet gaan van de douaneschuld .

2 . In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder :

a ) douaneschuld : de op een natuurlijke of rechtspersoon rustende verplichting tot betaling van de rechten bij invoer ( douaneschuld bij invoer ) of bij uitvoer ( douaneschuld bij uitvoer ) die krachtens de geldende bepalingen op aan dergelijke rechten onderhevige goederen van toepassing zijn ;

b ) rechten bij invoer : de douanerechten en heffingen van gelijke werking , alsmede de landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer , vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen ;

c ) rechten bij uitvoer : de landbouwheffingen en andere belastingen bij uitvoer , vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen ;

d ) boeking : de administratieve handeling waardoor het door de bevoegde autoriteiten aan echten bij invoer of bij uitvoer te heffen bedrag naar behoren wordt vastgesteld .

TITEL I

ONTSTAAN VAN DE DOUANESCHULD

A . Douaneschuld bij invoer

Artikel 2

Er ontstaat een douaneschuld bij invoer :

a ) wanneer goederen die aan rechten bij invoer onderworpen zijn in het douanegebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht ;

b ) wanneer goederen die aan rechten bij invoer onderworpen zijn in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht met overtreding van de bepalingen welke voor de toepassing van artikel 2 van Richtlijn 68/312/EEG zijn vastgesteld .

Worden gelijkgesteld met goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht , alle goederen die afkomstig zijn uit een op het douanegebied van de Gemeenschap gelegen vrije zone in de zin van artikel 1 , lid 2 , van Richtlijn 69/75/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het stelsel van vrije zones ( 5 ) ;

c ) wanneer aan rechten bij invoer onderworpen goederen onttrokken worden aan het douanetoezicht dat de voorlopige opslag van deze goederen of het plaatsen ervan onder een douaneregeling met een dergelijk toezicht met zich meebrengt ;

d ) wanneer niet wordt voldaan aan een van de verplichtingen welke met betrekking tot aan rechten bij invoer onderworpen goederen voortvloeien uit de voorlopige opslag van deze goederen of uit het gebruik van de douaneregeling waaronder zij zijn geplaatst , dan wel wanneer een van de voor de toekenning van de betrokken regeling vastgestelde voorwaarden niet in acht wordt genomen , tenzijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten is vastgesteld dat deze tekortkomingen zonder werkelijke gevolgen zijn gebleven voor de juiste werking van de voorlopige opslag of van de betrokken douaneregeling ;

e ) wanneer goederen welke in het vrije verkeer zijn gebracht met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer vanwege het feit dat zij voor bijzondere doeleinden bestemd zijn , niet binnen de gestelde termijn voor de beoogde doeleinden of voor andere dan de beoogde doeleinden worden gebruikt .

Met het gebruiken voor andere dan de beoogde doeleinden wordt gelijkgesteld het zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten vernietigen van goederen voordat zij daadwerkelijk voor de beoogde doeleinden zijn gebruikt ;

f ) wanneer de afvallen en overblijfselen welke onderworpen zijn aan rechten bij invoer en die het gevolg zijn van de vernietiging , met voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteiten , van goederen in het vrije verkeer , definitief op het douanegebied van de Gemeenschap aanwezig blijven , zodra deze vernietiging volgens de geldende bepalingen tot gevolg heeft dat :

- hetzij ten aanzien van de goederen in kwestie geen douaneschuld ontstaat ;

- hetzij terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer met betrekking tot deze goederen mogelijk wordt .

Artikel 3

Het tijdstip waarop de douaneschuld bij invoer ontstaat , wordt geacht te zijn :

a ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub a ) , het tijdstip waarop het aanvaarden door de bevoegde autoriteiten van de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen van de goederen of elke andere handeling plaatsvindt die volgens de geldende bepalingen dezelfde juridische gevolgen heeft ;

b ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub b ) , het tijdstip waarop het binnenbrengen van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap plaatsvindt ;

c ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub c ) , het tijdstip waarop het onttrekken van de goederen aan het douanetoezicht plaatsvindt ;

d ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub d ) , hetzij het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de verplichting waarvan het niet nakomen de douaneschuld doet ontstaan , hetzij het tijdstip waarop de douaneregeling is toegekend wanneer achteraf blijkt dat aan één van de voor de toekenning van die regeling vastgestelde voorwaarden niet werkelijk was voldaan ;

e ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub e ) ;

- indien het gebruik van de goederen voor andere doeleinden dan voor die , waarvoor een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer was verleend , met toestemming van de bevoegde autoriteiten plaatsvindt , het tijdstip waarop deze toestemming verleend wordt ;

- in de andere gevallen , het tijdstip waarop de termijn verstrijkt welke is gesteld om de goederen voor het beoogde doeleinde te gebruiken of , in voorkomend geval , het tijdstip waarop deze goederen voor de eerste keer gebruikt worden voor andere doeleinden dan die waarvoor de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer gold ;

f ) in de gevallen als bedoeld in artikel 2 , sub f ) , het tijdstip waarop de goederen worden vernietigd .

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 wordt ten aanzien van bepaalde goederen geen douaneschuld bij invoer geacht te ontstaan :

a ) wanneer de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten het bewijs levert dat het niet nakomen van de verplichtingen welke voortvloeien :

- hetzij uit de bepalingen vastgesteld voor de toepassing van artikel 2 van Richtlijn 68/312/EEG ,

- hetzij uit het verblijf van de betrokken goederen in voorlopige opslag ,

- hetzij uit het gebruik van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst ,

het gevolg is van de totale vernietiging of het onherstelbaar verlies van bedoelde goederen om een reden die te wijten is aan de aard zelf van de goederen , dan wel ten gevolge van toeval of overmacht ;

b ) wanneer deze goederen , die tevoren in het vrije verkeer werden gebracht met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer wegens hun bestemming voor bijzondere doeleinden , met toestemming van de bevoegde autoriteiten opnieuw worden uitgevoerd buiten de Gemeenschap of worden vernietigd .

B . Douaneschuld bij uitvoer

Artikel 5

Er ontstaat een douaneschuld bij uitvoer wanneer :

a ) het geografisch grondgebied van de Gemeenschap , zoals dit ten behoeve van de toepassing van de rechter , bij uitvoer is bepaald , wordt verlaten door goederen die aan zodanige rechten onderworpen zijn ;

b ) goederen niet de bestemming krijgen waarvoor zij met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij uitvoer het geografisch grondgebied van de Gemeenschap in de zin van alinea a ) hebben kunnen verlaten .

Artikel 6

Het tijdstip waarop de douaneschuld bij uitvoer ontstaat , wordt geacht te zijn :

a ) in de gevallen als bedoeld in artikel 5 , sub a ) :

- indien voor de betrokken goederen een douaneaangifte is gedaan ten einde ze uit het geografische grondgebied van de Gemeenschap uit te voeren , het tijdstip waarop de bevoegde autoriteiten deze aangifte aanvaarden of , volgens de geldende bepalingen , elke andere handeling met dezelfde juridische gevolgen ;

- indien voor de betrokken goederen niet de hierboven bedoelde douaneaangifte is gedaan , het tijdstip waarop de genoemde goederen het geografisch grondgebied van de Gemeenschap werkelijk verlaten ;

b ) in de gevallen als bedoeld in artikel 5 , sub b ) :

- indien de verandering van bestemming van de goederen met toestemming van de bevoegde autoriteiten plaatsvindt , het tijdstip waarop deze toestemming wordt verleend ;

- in de andere gevallen het tijdstip waarop de goederen een andere bestemming bereiken dan die waarvoor zij met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij uitvoer het geografisch grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten , of , indien de bevoegde autoriteiten niet in staat zijn om dit tijdstip te bepalen , het tijdstip waarop de termijn verstrijkt welke is vastgesteld om het bewijs te leveren dat de goederen werkelijk de bestemming hebben bereikt welke recht geeft op deze vrijstelling .

TITEL II

TIJDSTIP DAT IN AANMERKING MOET WORDEN GENOMEN VOOR DE VASTSTELLING EN DE OPEISBAARHEID VAN HET BEDRAG VAN DE DOUANESCHULD

Artikel 7

Onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen vastgesteld in het kader van specifieke douane - of landbouwregelingen :

a ) wordt het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat op goederen van toepassing is , vastgesteld op basis van de voor deze goederen geldende heffingsgrondslagen op het tijdstip waarop de daarop betrekking hebbende douaneschuld ontstaat ;

b ) is , wanneer het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat niet nauwkeurig kan worden vastgesteld , het tijdstip dat in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van de voor de betrokken goederen geldende heffingsgrondslagen , het moment waarop de bevoegde autoriteiten constateren dat deze goederen zich bevinden in een situatie waarin een douaneschuld is ontstaan .

Indien uit de ter beschikking van de bevoegde autoriteiten staande gegevens evenwel blijkt dat de douaneschuld is ontstaan op een vroeger tijdstip dan dat waarop zij deze constatering hebben gedaan , wordt het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer voor de betrokken goederen vastgesteld op basis van de heffingsgrondslagen die daarop van toepassing waren op het vroegste tijdstip waarop het bestaan van de uit deze situatie voortvloeiende douaneschuld kan worden vastgesteld .

Artikel 8

Onverminderd de betalingstermijnen die aan de belastingschuldige kunnen worden verleend overeenkomstig de geldende bepalingen , is het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat de douaneschuld vormt opeisbaar vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten tot boeking van deze rechten overgaan .

TITEL III

TENIET GAAN VAN DE DOUANESCHULD

Artikel 9

1 . Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn in geval van naar behoren , langs gerechtelijke weg vastgestelde insolventie van de debiteur , gaat de douaneschuld teniet :

a ) door betaling van het bedrag van de rechten bij invoer of bij uitvoer dat met de betrokken goederen verband houdt of door kwijtschelding van dit bedrag uit hoofde van de geldende communautaire bepalingen ;

b ) door verjaring volgens de geldende bepalingen .

2 . Bovendien

a ) gaat de douaneschuld bij invoer teniet :

- wanneer , voordat de goederen zijn vrijgegeven , de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen om een bij de geldende regeling erkende reden , door de bevoegde autoriteiten wordt geannuleerd of ongeldig wordt verklaard of wanneer deze laatsten toestaan dat de aangever een dergelijke aangifte intrekt en vervangt door een aangifte voor een andere douaneregeling ;

- wanneer de goederen welke zijn aangegeven om in het vrije verkeer te worden gebracht , in opdracht of met toestemming van de bevoegde autoriteiten worden vernietigd , voordat zij zijn vrijgegeven , of met toestemming van die autoriteiten aan de Schatkist zijn afgestaan ;

- wanneer de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten het bewijs levert dat de goederen welke zijn aangegeven om in het vrije verkeer te worden gebracht , om een reden die te wijten is aan de aard zelf van goederen , dan wel ingevolge toeval of overmacht , zijn vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan , voordat zij zijn vrijgegeven ;

- wanneer de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten het bewijs levert dat het niet nakomen van een der verplichtingen welke het verblijf in voorlopige opslag of gebruik van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst met zich meebrengt voor goederen die aan rechten bij invoer onderworpen zijn , te wijten is aan het feit :

- dat de betrokken goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd of in een vrije zone zijn gebracht , of

- dat de betrokken goederen naar een andere Lid-Staat zijn verzonden waar zij overeenkomstig hun juridische toestand zijn behandeld ;

b ) gaat de douaneschuld bij uitvoer teniet :

- wanneer de aangifte ten uitvoer om een bij de geldende regeling erkende reden door de bevoegde autoriteiten wordt geannuleerd of ongeldig wordt verklaard ;

- wanneer de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten het bewijs levert dat de ten uitvoer aangegeven goederen het geografisch grondgebied van de Gemeenschap niet hebben kunnen verlaten .

TITEL IV

BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN

Artikel 10

Voor zover goederen die voldoen aan artikel 9 en artikel 10 , lid 1 , van het Verdrag aan een douane - of landbouwheffing onderworpen zijn wanneer zij tussen de Lid-Staten worden verhandeld , zijn de bepalingen van de artikelen 2 tot en met 9 van deze richtlijn mutatis mutandis van toepassing ten aanzien van het ontstaan van de douaneschuld die uit deze situatie voortvloeit , van het tijdstip dat in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling en de opeisbaarheid van het bedrag van de douaneschuld , alsmede ten aanzien van het teniet gaan van de douaneschuld .

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Deze richtlijn vormt geen belemmering voor de in de Lid-Staten geldende bepalingen op grond waarvan goederen het onderpand vormen voor de rechten bij invoer of bij uitvoer waaraan zij onderworpen zijn en uit hoofde waarvan deze goederen voor beslaglegging en verbeurdverklaring in aanmerking kunnen komen .

Artikel 12

1 . De Lid-Staten doen de nodige maatregelen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1982 aan deze richtlijn te voldoen .

2 . Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij treft voor de toepassing van deze richtlijn . De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten .

Artikel 13

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 25 juni 1979 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . LE THEULE

( 1 ) PB nr . C 128 van 10 . 6 . 1976 , blz . 48 .

( 2 ) PB nr . C 238 van 11 . 10 . 1976 , blz . 42 .

( 3 ) PB nr . C 299 van 18 . 12 . 1976 , blz . 14 .

( 4 ) PB nr . L 194 van 6 . 8 . 1968 , blz . 13 .

( 5 ) PB nr . L 58 van 8 . 3 . 1969 , blz . 11 .