Home

75/357/EEG: Advies van de Commissie van 28 mei 1975 aan de Regering van het Groothertogdom Luxemburg over een ontwerp van Groothertogelijke Verordening tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1174/68 van de Raad van 30 juli 1968 betreffende de invoering van een stelsel van margetarieven voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

75/357/EEG: Advies van de Commissie van 28 mei 1975 aan de Regering van het Groothertogdom Luxemburg over een ontwerp van Groothertogelijke Verordening tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1174/68 van de Raad van 30 juli 1968 betreffende de invoering van een stelsel van margetarieven voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

75/357/EEG: Advies van de Commissie van 28 mei 1975 aan de Regering van het Groothertogdom Luxemburg over een ontwerp van Groothertogelijke Verordening tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1174/68 van de Raad van 30 juli 1968 betreffende de invoering van een stelsel van margetarieven voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 159 van 21/06/1975 blz. 0020 - 0021


++++

ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 1975

aan de Regering van het Groothertogdom Luxemburg over een ontwerp van Groothertogelijke Verordening tot uitvoering van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 van de Raad van 30 juli 1968 betreffende de invoering van een stelsel van margetarieven voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten

( Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek )

( 75/357/EEG )

Bij een brief van 4 juli 1974 van haar Permanente Vertegenwoordiging heeft de Regering van het Groothertogdom Luxemburg de Commissie een ontwerp toegezonden van een Groothertogelijke Verordening tot uitvoering van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 van de Raad van 30 juli 1968 betreffende de invoering van een stelsel van margetarieven voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten ( 1 ) en van Verordening ( EEG ) nr . 358/69 van de Commissie van 26 februari 1969 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de publikatie van de vervoerprijzen en -voorwaarden die afwijken van de gepubliceerde tarieven ( 2 ) .

Na een informatievergadering met de diensten van de Commissie en na de wijziging van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 op 1 januari 1975 krachtens Verordening ( EEG ) nr . 3255/74 van de Raad van 19 december 1974 ( 3 ) heeft de Luxemburgse Regering de Commissie bij brieven van 3 en 29 januari 1975 van haar Permanente Vertegenwoordiging in kennis gesteld van bepaalde , in de oorspronkelijke tekst van het ontwerp aan te brengen wijzigingen .

Deze mededelingen vormen een raadpleging van de Commissie over genoemd ontwerp als bedoeld in artikel 12 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 .

De Commissie acht het niet nodig het initiatief te nemen tot het plegen van overleg met de andere Lid-Staten als bedoeld in artikel 12 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 .

Zij brengt over het ontwerp van Groothertogelijke Verordening onderstaand advies uit :

1 . Het ontwerp van Groothertogelijke Verordening is bestemd om in de plaats te komen van de Groothertogelijke Verordening van 12 februari 1971 ( 4 ) , waarover de Commissie met het volgende voorbehoud ( 5 ) een globaal genomen gunstig advies had uitgebracht :

a ) ten aanzien van de organisatie van de controle en de controleprocedure

- beperkte de Groothertogelijke Verordening zich tot het verwijzen naar de Algemene Wet van 12 juni 1965 op het wegvervoer , die slechts bepaalt dat op een later tijdstip de nodige controlemaatregelen voor een goede uitvoering van de wet zullen worden getroffen ;

- beperkte de door de Groothertogelijke Verordening ingestelde controle zich tot controles bij de vervoerondernemers , terwijl in verband met het verplichte karakter van de tarieven controle moet kunnen worden uitgeoefend bij alle deelnemers aan het vervoer .

In een naderhand aan de Commissie gericht brief betoogde de Luxemburgse Regering dat het niet nodig was aanvullende controlemaatregelen te nemen , daar de ervaring had geleerd dat de bij de wet ingestelde procedure absoluut voldoende was . Voorts zegde zij toe , de controle te zullen uitbreiden tot de vervoertussenpersonen ; de basiswet van 12 juni 1965 maakte het echter niet mogelijk , de controle ook uit te breiden tot de afzenders en geadresseerden ;

b ) wat de sancties betreft

suggereerde de Commissie het systeem van uitsluitend strafrechtelijke sancties aan te vullen met administratieve sancties , verschillend al naar de ernst van de inbreuken .

2 . Het ontwerp van Groothertogelijke Verordening bevat de volgende bepalingen :

- artikel 1 wijst het lid van de regering dat de leiding heeft van het departement waaronder het vervoer resoorteert aan als bevoegde instantie in de zin van Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 .

Het draagt de controle en verificatie van de bijzondere overeenkomsten en de doorzending van deze overeenkomsten met het oog op publikatie op aan een Dienst wegvervoerscontrole , die bij het ministeriële departement waaronder het wegvervoer ressorteert zal worden opgericht ;

- artikel 2 wijst de Kamer van Koophandel aan als orgaan dat belast is met de publikatie van de vervoerprijzen en -voorwaarden die afwijken van de gepubliceerde tarieven ( bijzondere overeenkomsten ) ;

- artikel 3 bepaalt het aantal te maken vrachtbriefafschriften , alsook welke vermeldingen voor het transport op alle exemplaren en na het transport op die welke bestemd zijn voor de vervoerder en voor de controle moeten worden aangebracht ;

- artikel 4 schrijft voor dat de in het Groothertogdom Luxemburg gevestigde vervoerondernemers een ritboekje moeten bijhouden dat in het voertuig aanwezig moet zijn , en dat op de bladen van dit ritboekje bepaalde vermeldingen moeten worden aangebracht die het mogelijk maken te verifieren of het transport in overeenstemming is met de gegevens van de vrachtbrief ;

- artikel 5 regelt de wijze van toezending van de vrachtbrieven en van het duplicaat van de ritboekbladen aan de Dienst wegvervoerscontrole ;

- artikel 6 wijst de personen aan die bevoegd zijn tot het uitoefenen van de controle en bepaalt hoever hun onderzoekingsbevoegheden reiken ;

- artikel 7 bepaalt de strafrechtelijke sancties voor inbreuken op Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 . Inbreuken worden gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en/of een boete van tienduizend tot een miljoen frank .

Sommige inbreuken kunnen bovendien aanleiding geven tot verbeurdverklaring van de op ongeoorloofde wijze gemaakte winst en van het voertuig waarmee de inbreuk is gepleegd ;

- artikel 8 bepaalt dat inbreuken op de Groothertogelijke Verordening worden gestraft overeenkomstig artikel 8 van de Wet van 12 juni 1965 op het wegvervoer . De bij deze wet bepaalde straffen zijn : gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en/of een geldboete van 501 tot 30 000 frank ;

- artikel 9 bepaalt dat wanneer een vervoerondernemer voor een inbreuk op Verordening ( EEG ) nr . 1174/68 en de Groothertogelijke Verordening is veroordeeld , het lid van de regering dat de leiding heeft van het ministeriële departement waaronder het wegvervoer ressorteert , intrekking van de vergunning tot het verrichten van internationaal beroepsgoederenvervoer kan gelasten voor een periode van 3 maanden tot 10 jaar .

In geval van recidive , wanneer een vervoerondernemer binnen 3 jaar , nadat hij zijn eerste straf heeft ondergaan dan wel deze is verjaard , een derde maal is veroordeeld voor een inbreuk van dezelfde aard , zal het lid van de regering dat de leiding heeft van het departement waaronder het wegvervoer ressorteert , zonder verdere formaliteiten de definitieve intrekking van de vergunning tot het verrichten van internationaal beroepsgoederenvervoer gelasten .

3 . De Commissie constateert dat het ontwerp van Groothertogelijke Verordening in het algemeen beantwoordt aan de wensen die zij in haar advies van 4 december 1970 heeft uitgesproken .

Ten aanzien van de organisatie van de controle en de controleprocedure bevat het ontwerp nauwkeurige voorschriften met betrekking tot de oprichting van een controledienst , de inhoud van de vrachtbrief en het bijhouden van een ritboekje dat het mogelijk maakt de transporten van elkaar te onderscheiden . Aangezien voortaan ook de ambtenaren van de controledienst bevoegd zullen zijn om inbreuken op de verordening op te sporen en te constateren , naast de personen die krachtens de Wet van 12 juni 1965 daartoe reeds bevoegd waren , zal een groter aantal personen voor deze taak beschikbaar zijn . Daarentegen heeft de Luxemburgse Regering gemeend geen rekening te moeten houden met het advies van de Commissie , dat de controle ook de afzenders en de geadresseerden zou moeten omvatten .

Ten aanzien van de sancties is de Luxemburgse Regering , door administratieve maatregelen in te voeren die al naar gelang van de ernst van de inbreuk en de gevallen van recidive tijdelijke of definitieve intrekking van de vervoervergunning inhouden , op de wens van de Commissie ingegaan .

4 . In deze omstandigheden brengt de Commissie een gunstig advies uit over het ontwerp van Groothertogelijke Verordening dat haar door de Luxemburgse Regering is voorgelegd , waarbij zij evenwel betreurt dat deze het niet wenselijk heeft geacht de controle tot alle bij het vervoer betrokken partijen uit te breiden .

Gedaan te Brussel , 28 mei 1975 .

Voor de Commissie

De Voorzitter

François-Xavier ORTOLI

( 1 ) PB nr . L 194 van 6 . 8 . 1968 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 53 van 4 . 3 . 1969 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . L 349 van 28 . 12 . 1974 , blz . 3 .

( 4 ) Mémorial A nr . 12 van 25 . 2 . 1971 , blz . 253 .

( 5 ) PB nr . L 7 van 9 . 1 . 1971 , blz . 12 .