Home

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde versie)#Derde deel - Het beleid van de Gemeenschap#Titel XI - Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd#Hoofdstuk 1 - Sociale bepalingen#Artikel 137

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde versie)#Derde deel - Het beleid van de Gemeenschap#Titel XI - Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd#Hoofdstuk 1 - Sociale bepalingen#Artikel 137

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde versie) - Derde deel - Het beleid van de Gemeenschap - Titel XI - Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd - Hoofdstuk 1 - Sociale bepalingen - Artikel 137

Publicatieblad Nr. C 321 E van 29/12/2006 blz. 0107 - 0108
Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0093 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0239 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0045 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Artikel 137

1. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 136 wordt het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Gemeenschap ondersteund en aangevuld:

a) de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;

b) de arbeidsvoorwaarden;

c) de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers;

d) de bescherming van de werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

e) de informatie en de raadpleging van de werknemers;

f) de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 5;

g) de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven;

h) de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 150;

i) de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft;

j) de bestrijding van sociale uitsluiting;

k) de modernisering van de stelsels voor sociale bescherming, onverminderd punt c).

2. Te dien einde kan de Raad:

a) maatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen door middel van initiatieven ter verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten;

b) op de in lid 1, onder a) tot en met i), bedoelde gebieden door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

De Raad besluit volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, behoudens op de in lid 1, onder c), d), f) en g), van dit artikel bedoelde gebieden, waar hij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de voornoemde comités met eenparigheid van stemmen besluit. De Raad kan op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen besluiten dat de procedure van artikel 251 van toepassing is op lid 1, punten d), f) en g), van dit artikel.

3. Een lidstaat kan de sociale partners, indien zij gezamenlijk daarom verzoeken, belasten met de uitvoering van de krachtens lid 2 vastgestelde richtlijnen.

In dat geval verzekert de lidstaat zich ervan dat de sociale partners, uiterlijk op de datum waarop een richtlijn overeenkomstig artikel 249 moet zijn omgezet, de nodige maatregelen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de betrokken lidstaat moet zelf alle maatregelen treffen om de in de betrokken richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

4. De krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen:

- laten het recht van de lidstaten om de fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsel vast te stellen onverlet en mogen geen aanmerkelijke gevolgen hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel;

- beletten niet dat een lidstaat maatregelen met een hogere graad van bescherming handhaaft of invoert welke met dit Verdrag verenigbaar zijn.

5. Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting.

--------------------------------------------------