Home

Verdrag betreffende de Europese Unie - Overeenkomst betreffende de sociale politiek gesloten tussen de Lid- Staten van de Europese Gemeenschap met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland - Artikel 2

Verdrag betreffende de Europese Unie - Overeenkomst betreffende de sociale politiek gesloten tussen de Lid- Staten van de Europese Gemeenschap met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland - Artikel 2

Verdrag betreffende de Europese Unie - Overeenkomst betreffende de sociale politiek gesloten tussen de Lid- Staten van de Europese Gemeenschap met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland - Artikel 2

Publicatieblad Nr. C 191 van 29/07/1992 blz. 0091


Artikel 2

1. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1 wordt het optreden van de Lid-Staten op de volgende gebieden door de Gemeenschap ondersteund en aangevuld:

- de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen,

- de arbeidsvoorwaarden,

- de informatie en de raadpleging van de werknemers,

- de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft,

- de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 127 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna "het Verdrag" te noemen).

2. Te dien einde kan de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de Lid-Staten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

De Raad neemt een besluit volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.

3. Op de volgende gebieden neemt de Raad evenwel, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, een besluit met eenparigheid van stemmen:

- de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers,

- de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst,

- de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 6,

- de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven,

- de financiële bijdragen ter bevordering van de werkgelegenheid en het scheppen van arbeidsplaatsen, onverminderd de bepalingen betreffende het Europees Sociaal Fonds.

4. Een Lid-Staat kan de sociale partners, indien zij gezamenlijk daarom verzoeken, belasten met de tenuitvoerlegging van de krachtens de leden 2 en 3 vastgestelde richtlijnen.

In dat geval verzekert de Lid-Staat zich ervan dat de sociale partners, uiterlijk op de datum waarop een richtlijn overeenkomstig artikel 189 van het Verdrag moet zijn omgezet, de nodige maatregelen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de betrokken Lid-Staat moet zelf alle maatregelen treffen om de in de betrokken richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

5. De uit hoofde van dit artikel vastgestelde bepalingen beletten niet dat een Lid-Staat maatregelen met een hogere graad van bescherming handhaaft of invoert welke met het Verdrag verenigbaar zijn.

6. Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting.