Home

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden

HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Doel en toepassingsgebied

1.

Deze verordening verschaft de grondslag voor een hoog beschermingsniveau voor de volksgezondheid en de belangen van de consument met betrekking tot levensmiddelen, met name rekening houdend met de diversiteit van de voedselvoorziening, met inbegrip van traditionele producten, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd wordt. Zij legt gemeenschappelijke beginselen en verantwoordelijkheden vast, de middelen om een stevige wetenschappelijke basis tot stand te brengen, doelmatige organisatorische regelingen en procedures ter onderbouwing van de besluitvorming inzake voedsel- en voederveiligheidsaangelegenheden.

2.

Voor de toepassing van lid 1 worden in deze verordening algemene beginselen inzake levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder, op Gemeenschaps- en nationaal niveau vastgesteld.

Bij deze verordening wordt de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid opgericht.

Deze verordening stelt de procedures vast voor aangelegenheden die direct of indirect op de voedsel- en voederveiligheid van invloed zijn.

3.

Deze verordening is van toepassing op alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen en diervoeders. Zij is niet van toepassing op de primaire productie voor particulier huishoudelijk gebruik, noch op de huishoudelijke bereiding, behandeling of opslag van levensmiddelen voor particulier huishoudelijk verbruik.

Artikel 2 Definitie van levensmiddel

In deze verordening wordt verstaan onder „levensmiddel” (of „voedingsmiddel”): alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd.

Dit begrip omvat tevens drank, kauwgom alsmede iedere stof, daaronder begrepen water, die opzettelijk tijdens de vervaardiging, de bereiding of de behandeling aan het levensmiddel wordt toegevoegd. Het omvat water afkomstig van de plaats waar aan de kwaliteitseisen moet worden voldaan, in de zin van artikel 6 van Richtlijn 98/83/EG en onverminderd de voorschriften van Richtlijn 80/778/EEG en Richtlijn 98/83/EG.

Onder deze definitie vallen niet:

  1. diervoeder;

  2. levende dieren, tenzij bereid om in de handel te worden gebracht voor menselijke consumptie;

  3. planten vóór de oogst;

  4. geneesmiddelen in de zin van Richtlijn 65/65/EEG(1) en Richtlijn 92/73/EEG(2) van de Raad;

  5. cosmetische producten in de zin van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad(3);

  6. tabak en tabaksproducten in de zin van Richtlijn 89/622/EEG van de Raad(4);

  7. verdovende middelen en psychotrope stoffen in de zin van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971;

  8. residuen en contaminanten;

  9. medische hulpmiddelen in de zin van Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad(5).

Artikel 3 Overige definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „levensmiddelenwetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot levensmiddelen in het algemeen en de voedselveiligheid in het bijzonder, zowel op het niveau van de Gemeenschap als op nationaal niveau; deze term bestrijkt alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen, alsmede van diervoeders die voor voedselproducerende dieren worden geproduceerd of daaraan worden vervoederd;

  2. „levensmiddelenbedrijf”: onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk actief is in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen;

  3. „exploitant van een levensmiddelenbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft;

  4. „diervoeders”: alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren;

  5. „diervoederbedrijf”: onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die, al dan niet met winstoogmerk, actief is in productie, vervaardiging, verwerking, opslag, vervoer of distributie van diervoeders, met inbegrip van producenten die diervoeders produceren, verwerken of opslaan met het oog op vervoedering aan dieren op het eigen bedrijf;

  6. „exploitant van een diervoederbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het diervoederbedrijf waarover hij de leiding heeft;

  7. „detailhandel”: het hanteren en/of verwerken van levensmiddelen en het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of levering aan de eindverbruiker, inclusief distributieterminals, cateringdiensten, bedrijfskantines, institutionele maaltijdvoorziening, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, winkels, distributiecentra voor supermarkten en groothandelsbedrijven;

  8. „in de handel brengen”: het voorhanden hebben van levensmiddelen of diervoeders met het oog op de verkoop, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie en andere vormen van overdracht zelf;

  9. „risico”: functie van de kans op een nadelig gezondheidseffect en de ernst van dat effect, voortvloeiend uit een gevaar;

  10. „risicoanalyse”: proces bestaande uit drie samenhangende onderdelen: risicobeoordeling, risicomanagement en risicocommunicatie;

  11. „risicobeoordeling”: wetenschappelijk gefundeerd proces, bestaande uit vier stappen: gevareninventarisatie, gevarenkarakterisatie, blootstellingsschatting en risicokarakterisatie;

  12. „risicomanagement”: van risicobeoordeling te onderscheiden proces waarin de beleidsalternatieven in overleg met de belanghebbenden tegen elkaar worden afgewogen, rekening houdende met de risicobeoordeling en andere legitieme factoren, en, zo nodig, de passende preventie- en beheersingsmaatregelen worden gekozen;

  13. „risicocommunicatie”: interactieve uitwisseling van informatie en standpunten gedurende het hele risicoanalyseproces betreffende gevaren en risico's, met de risico's verband houdende factoren en risicopercepties, tussen risicobeoordelaars, risicomanagers, consumenten, levensmiddelen- en diervoederbedrijven, de academische wereld en andere belanghebbenden, met inbegrip van de toelichting van de resultaten van de risicobeoordeling en de grondslag voor risicomanagementbeslissingen;

  14. „gevaar”: biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid;

  15. „traceerbaarheid”: mogelijkheid om een levensmiddel, diervoeder, voedselproducerend dier of stof die bestemd is om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin wordt verwerkt, door alle stadia van de productie, verwerking en distributie te traceren en te volgen;

  16. „stadia van de productie, verwerking en distributie”: alle stadia, met inbegrip van invoer, vanaf de primaire productie van een levensmiddel tot en met opslag, vervoer, verkoop of levering daarvan aan de eindverbruiker en, voorzover van toepassing, invoer, productie, vervaardiging, opslag, vervoer, distributie, verkoop en levering van diervoeder;

  17. „primaire productie”: de productie, het fokken en het telen van primaire producten tot en met het oogsten, het melken en de productie van landbouwhuisdieren, voorafgaande aan het slachten; dit begrip omvat tevens de jacht, de visvangst, en de oogst van wilde producten;

  18. „eindverbruiker”: de laatste verbruiker van een levensmiddel die het niet als deel van een levensmiddelenexploitatie of -activiteit zal gebruiken.

HOOFDSTUK II ALGEMENE LEVENSMIDDELENWETGEVING

Artikel 4 Werkingssfeer

AFDELING 1 ALGEMENE BEGINSELEN VAN DE LEVENSMIDDELENWETGEVING

Artikel 5 Algemene doelstellingen

Artikel 6 Risicoanalyse

Artikel 7 Voorzorgsbeginsel

Artikel 8 Bescherming van consumentenbelangen

AFDELING 1 bis RISICOCOMMUNICATIE

Artikel 8 bis Doelstellingen van risicocommunicatie

Artikel 8 ter Algemene beginselen van risicocommunicatie

Artikel 8 quater Algemeen plan voor risicocommunicatie

AFDELING 2 BEGINSELEN VAN DOORZICHTIGHEID

Artikel 9 Raadpleging van het publiek

Artikel 10 Informatie van het publiek

AFDELING 3 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR DE HANDEL IN LEVENSMIDDELEN

Artikel 11 In de Gemeenschap ingevoerde levensmiddelen en diervoeders

Artikel 12 Uit de Gemeenschap uitgevoerde levensmiddelen en diervoeders

Artikel 13 Internationale normen

AFDELING 4 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VAN DE LEVENSMIDDELENWETGEVING

Artikel 14 Voedselveiligheidsvoorschriften

Artikel 15 Veiligheidsvoorschriften voor diervoeders

Artikel 16 Aanbiedingsvorm

Artikel 17 Verantwoordelijkheden

Artikel 18 Traceerbaarheid

Artikel 19 Verantwoordelijkheden voor levensmiddelen: exploitanten van levensmiddelenbedrijven

Artikel 20 Verantwoordelijkheden voor diervoeders: exploitanten van diervoederbedrijven

Artikel 21 Aansprakelijkheid

HOOFDSTUK III EUROPESE AUTORITEIT VOOR VOEDSELVEILIGHEID

AFDELING 1 OPDRACHT EN WERKZAAMHEDEN

Artikel 22 Opdracht van de Autoriteit

Artikel 23 Werkzaamheden van de Autoriteit

AFDELING 2 ORGANISATIE

Artikel 24 Organen van de Autoriteit

Artikel 25 Raad van bestuur

Artikel 26 Uitvoerend directeur

Artikel 27 Adviesforum

Artikel 28 Wetenschappelijk comité en wetenschappelijke panels

AFDELING 3 FUNCTIONEREN

Artikel 29 Wetenschappelijke adviezen

Artikel 30 Uiteenlopende wetenschappelijke adviezen

Artikel 31 Wetenschappelijke en technische bijstand

Artikel 32 Wetenschappelijke studies

Artikel 32 bis Advies voorafgaand aan de indiening

Artikel 32 ter Kennisgeving van studies

Artikel 32 quater Raadpleging van derden

Artikel 32 quinquies Verificatiestudies

Artikel 33 Gegevensverzameling

Artikel 34 Opsporen van nieuwe risico's

Artikel 35 Systeem voor snelle waarschuwingen

Artikel 36 Netwerken van organisaties, werkzaam op de tot de opdracht van de Autoriteit behorende gebieden

AFDELING 4 ONAFHANKELIJKHEID, TRANSPARANTIE, GEHEIMHOUDING EN MEDEDELINGEN

Artikel 37 Onafhankelijkheid

Artikel 38 Transparantie

Artikel 39 Vertrouwelijkheid

Artikel 39 bis Verzoek om vertrouwelijke behandeling

Artikel 39 ter Beslissing over vertrouwelijke behandeling

Artikel 39 quater Herbeoordeling van de vertrouwelijke behandeling

Artikel 39 quinquies Verplichtingen met betrekking tot de vertrouwelijke behandeling

Artikel 39 sexies Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 39 septies Gestandaardiseerde gegevensformaten

Artikel 39 octies Informatiesystemen

Artikel 40 Mededelingen van de Autoriteit

Artikel 41 Toegang tot documenten

Artikel 42 Consumenten, producenten en andere belangengroepen

AFDELING 5 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 43 Vaststelling van de begroting van de Autoriteit

Artikel 44 Uitvoering van de begroting van de Autoriteit

Artikel 45 Door de Autoriteit ontvangen vergoedingen

AFDELING 6 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 46 Rechtspersoonlijkheid en voorrechten

Artikel 47 Aansprakelijkheid

Artikel 48 Personeel

Artikel 49 Deelname van derde landen

HOOFDSTUK IV SYSTEEM VOOR SNELLE WAARSCHUWINGEN, CRISISMANAGEMENT EN NOODSITUATIES

AFDELING 1 SYSTEEM VOOR SNELLE WAARSCHUWINGEN

Artikel 50 Systeem voor snelle waarschuwingen

Artikel 51 Uitvoeringsmaatregelen

Artikel 52 Geheimhoudingsregels voor het systeem voor snelle waarschuwingen

AFDELING 2 NOODSITUATIES

Artikel 53 Noodmaatregelen betreffende uit de Gemeenschap afkomstige of uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders

Artikel 54 Andere noodmaatregelen

AFDELING 3 CRISISMANAGEMENT

Artikel 55 Algemeen plan voor crisismanagement

Artikel 56 Crisiseenheid

Artikel 57 Taken van de crisiseenheid

HOOFDSTUK V PROCEDURES EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 1 UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, COMITÉPROCEDURE EN BEMIDDELINGSPROCEDURE

Artikel 57 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 58 Comité

Artikel 59 Taken van het comité

Artikel 60 Bemiddelingsprocedure

AFDELING 2 SLOTBEPALINGEN

Artikel 61 Evaluatieclausule

Artikel 61 bis Onderzoeksmissies

Artikel 62 Verwijzingen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid

Artikel 63 Bevoegdheden van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling

Artikel 64 Aanvang van de werkzaamheden van de Autoriteit

Artikel 65 Inwerkingtreding