Home

Richtlijn van de Raad van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (82/471/EEG)

Richtlijn van de Raad van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (82/471/EEG)

1982L0471 — NL — 18.04.2004 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 30 juni 1982

betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten

(82/471/EEG)

(PB L 213, 21.7.1982, p.8)

Gewijzigd bij:


Gewijzigd bij:

A1

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

C 241

21

29.8.1994

(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad)

L 001

1

..




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 30 juni 1982

betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten

(82/471/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot, oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de dierlijke produktie in de landbouw van de Gemeenschap een zeer belangrijke plaats inneemt en bevredigende resultaten in ruime mate afhangen van het gebruik van goede en geschikte diervoeders;

Overwegende dat een regeling op het gebied van diervoeders een wezenlijke bijdrage levert aan de stijging van de produktiviteit van de landbouw;

Overwegende dat het verbruik van voederproteïnen in de Gemeenschap ten gevolge van de steeeds (SIC! steeds) grotere behoeften van de veeteelt in de Gemeenschap steeds is toegenomen;

Overwegende dat deze stijging van de vraag de laatste jaren vergezeld is gegaan van een aanzienlijke daling van het aanbod op de wereldmarkt van bepaalde eiwithoudende diervoeders;

Overwegende dat een dergelijke schaarstetoestand de voederindustrie heeft doen uitzien naar vervangingsprodukten om de continuïteit van haar voorziening te waarborgen;

Overwegende dat, voor zover in de Lid-Staten reeds bepaalde wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften betreffende deze produkten bestaan, deze op belangrijke punten van elkaar afwijken en daardoor rechtstreeks invloed uitoefenen op de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt, zodat harmonisatie geboden is;

Overwegende dat deze vervangingsprodukten met behulp van nieuwe fabricagetechnieken worden verkregen en het daarom noodzakelijk is het in het verkeer brengen ervan in de Gemeenschap als voeder of voederbestanddeel te regelen en daarbij voor ieder van de betrokken groepen voor te schrijven welke produkten zijn toegelaten, alsmede onder welke voorwaarden de toegelaten produkten mogen worden gebruikt;

Overwegende dat het noodzakelijk is vóór de opneming van een nieuw produkt in een van de betrokken groepen, na te gaan of dit produkt de gewenste voedende bestanddelen bevat; dat voorts moet worden geverifieerd dat dit produkt bij verstandig gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, en de verbruiker niet schaadt door de kenmerkende eigenschappen van dierlijke produkten te wijzigen;

Overwegende dat, met het oog op de naleving van de grondbeginselen die bij de toelating een rol spelen, voor produkten die tot bepaalde groepen behoren officieel een dossier moet worden ingediend door een Lid-Staat; dat deze dossiers, ter vergemakkelijking van het onderzoek van de betrokken stoffen, moeten worden opgesteld volgens gemeenschappelijke richtsnoeren die uiterlijk op de datum van toepassing van deze richtlijn door de Raad moeten zijn vastgesteld;

Overwegende dat de Lid-Staten tijdelijk de mogelijkheid moet worden gelaten om nationale vergunningen die zij hebben verleend voor produkten die momenteel niet in de bijlage bij deze richtlijn zijn vermeld, of voor bepaalde produkten die in bepaalde gevallen aan andere voorwaarden voldoen, te handhaven tot het tijdstip waarop daaromtrent een communautair besluit wordt genomen; dat een communautair besluit ten aanzien van produkten, verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida”, evenwel moet worden genomen binnen twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn;

Overwegende dat proteïnevrije stikstofverbindingen, vanwege hun indirecte eiwitvoorziening, aan het bepaalde in deze richtlijn dienen te worden onderworpen; dat het dus noodzakelijk is de bijlagen van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (4), waarin het gebruik van de produkten van die groep tijdelijk is geregeld, dienovereenkomstig te wijzigen;

Overwegende dat de voedingswaarde van de betrokken produkten, alsmede de onschadelijkheid van die produkten in hoge mate afhankelijk zijn van de kenmerkende eigenschappen ter zake van samenstelling, gebruiksvoorwaarden of fabricageprocédés van de produkten; dat het daarom noodzakelijk is in bepaalde gevallen een verplichting op te leggen tot het aanbrengen van bepaalde aanduidingen ten einde de gebruiker tegen bedrog te beschermen en te bewerkstelligen dat hij een zo goed mogelijk gebruik maakt van de produkten die hem worden aangeboden;

Overwegende dat de communautaire voorschriften niet dienen te worden toegepast op de betrokken produkten of de diervoeders waarin deze produkten zijn verwerkt, indien deze zijn bestemd voor uitvoer naar derde landen, waar doorgaans andere regelingen gelden;

Overwegende dat, met het oog op de naleving van deze richtlijn, bij het in het verkeer brengen van deze produkten of van diervoeders waarin deze produkten zijn verwerkt, de Lid-Staten dienen te voorzien in passende controlemaatregelen;

Overwegende dat de produkten of diervoeders waarin deze produkten zijn verwerkt, indien zij aan deze eisen voldoen, slechts mogen worden onderworpen aan de in deze richtlijn vastgestelde handelsbeperkingen;

Overwegende dat een passende communautaire procedure noodzakelijk is om enerzijds de bepalingen van de bijlage en de voor de indiening van de dossiers betreffende bepaalde produkten vastgestelde richtsnoeren aan te passen, en anderzijds eventueel de samenstellings- en zuiverheidseisen, alsmede de fysisch-chemische en biologische eigenschappen van deze produkten vast te stellen naar gelang van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis;

Overwegende dat de gekozen communautaire procedure voor bepaalde wijzigingen van de bijlagen voor alle zekerheid moet voorzien in de verplichte raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding en het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, welke Comités zijn ingesteld door de Commissie;

Overwegende dat de Lid-Staten de mogelijkheid gelaten moet worden, bij gevaar voor de gezondheid van mens of dier, de toelating van het gebruik van een produkt tijdelijk op te heffen of wijzigingen aan te brengen in de voorschriften die eventueel met betrekking tot dat produkt zijn vastgesteld;

Overwegende dat, om te voorkomen dat een Lid-Staat deze mogelijkheid misbruikt, volgens een communautaire spoedprocedure aan de hand van bewijsmateriaal een beslissing moet worden genomen omtrent wijzigingen van de bijlage;

Overwegende dat ter vergemakkelijking van de toepassing van deze richtlijn een procedure dient te worden toegepast waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het bij Besluit 70/372/EEG van de Raad (5) opgerichte Permanent Comité voor diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

1. Deze richtlijn heeft betrekking op produkten die volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening en die als diervoeders of daarin verwerkt in de Gemeenschap in het verkeer worden gebracht.

2. Deze richtlijn ist van toepassing onverminderd de communautaire voorschriften betreffende:

a)toevoegingsmiddelen in diervoeding,

b)de vaststelling van maximumgehalten aan ongewenste stoffen en produkten in diervoeders,

c)de vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen op en in produkten die voor menselijke of dierlijke voeding bestemd zijn,

d)de handel in ►M14 mengvoeders,

e)pathogene micro-organismen in diervoeders.

▼M11

f)diervoeders met bijzonder voedingsdoel.

▼M14

g)het verkeer van voedermiddelen

▼M17

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op producten die dienen voor directe of indirecte eiwitvoorziening en vallen onder Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (6).

▼B

Artikel 2

De in artikel 2 van Richtlijn 70/524/EEG vervatte definities zijn van toepassing op de onderhavige richtlijn.

Artikel 3

1. De Lid-Staten schrijven voor dat diervoeders die behoren tot één van de in de bijlage genoemde groepen produkten, dan wel dergelijke produkten bevatten, slechts in het verkeer mogen worden gebracht indien:

a)het betrokken produkt in de bijlage is genoemd,

b)aan de eisen die in voorkomend geval in genoemde bijlage worden gesteld, is voldaan.

2. De Lid-Staten kunnen, met het oog op praktische proeven of proeven met een wetenschappelijk doel, afwijkingen van lid 1 toestaan, voor zover er een toereikende officiële controle wordt verricht.

▼M13

3. De Lid-Staten schrijven voor dat de produkten als bedoeld in hoofdstuk I.1.a) van de bijlage van Richtlijn 95/69/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (7) slechts in het verkeer mogen worden gebracht door bedrijven of tussenpersonen die, naar gelang het geval, voldoen aan de in artikel 2 of 3 van voornoemde richtlijn vastgelegde voorwaarden.

▼M16

4. Lid 3 is van toepassing onverminderd artikel 4, lid 2, van Richtlijn 95/69/EG.

▼B

Artikel 4

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de Lid-Staten tot op het tijdstip waarop overeenkomstig artikel 6 een besluit is genomen, de vergunningen handhaven die op hun grondgebied zijn verleend:

a)vóór de datum van toepassing van deze richtlijn voor produkten die niet vermeld zijn in de in de bijlage genoemde groepen produkten met uitzondering van produkten, verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida”,

b)vóór de datum van kennisgeving van deze richtlijn, enerzijds voor gisten, gekweekt op n-alkanen en verkregen uit micro-organismen van de soort „Candida”, en anderzijds voor in de bijlage, punt 1.2.1, vermelde produkten die voldoen aan andere dan de aldaar gestelde eisen.

2. De Lid-Staten delen de overige Lid-Staten en de Commissie de lijst mee van de krachtens lid 1 op hun grondgebied toegestane produkten.

▼M8

3. Wat het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, geldt het verbod om in de diervoeding eiwithoudende produkten te gebruiken die zijn verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida” eerst met ingang van 31 december 1991. Duitsland ziet erop toe dat de betrokken produkten niet naar andere delen van de Gemeenschap worden verzonden.

▼B

Artikel 5

1. Onverminderd de bepalingen inzake het aanbrengen van aanduidingen op enkelvoudige voeders en mengvoeders, schrijven de Lid-Staten voor dat de in de bijlage vermelde produkten alleen als diervoeders of in diervoeders verwerkt, in het verkeer mogen worden gebracht indien de eventueel in de bijlage vermelde aanduidingen op de verpakking, op de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket zijn aangebracht.

2. De Lid-Staten schrijven voor dat de in lid 1 bedoelde aanduidingen in geval van bulkladingen worden vermeld in een bij de waren gevoegd document.

Artikel 6

1. De wijzigingen die in de bijlage moeten worden aangebracht ingevolge de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13. Wat de in de bijlage, sub 1.1 en 1.2, bedoelde produkten betreft, raadpleegt de Commissie hiertoe het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding en het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding.

Ten aanzien van de in artikel 4, lid 1, bedoelde produkten, verkregen op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida” wordt evenwel een besluit genomen volgens de procedure van artikel 13, zulks binnen twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn en na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding en het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding.

2. In geval van wijziging van de bijlage worden de volgende principes nageleefd:

A.Produkten worden slechts in de bijlage opgenomen indien:

a)zij voor dieren voedingswaarde bezitten vanwege hun stikstof- of eiwitvoorziening,

b)zij bij verstandig gebruik geen nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, en indien zij de verbruiker niet schaden door de kenmerkende eigenschappen van dierlijke produkten te wijzigen,

c)zij controleerbaar zijn in de diervoeders.

B.Een produkt wordt uit de bijlage geschrapt indien niet is voldaan aan een van de sub A genoemde voorwaarden.

3. De criteria aan de hand waarvan de aard van de in deze richtlijn bedoelde produkten kan worden vastgesteld, met name de samenstellings- en zuiverheidseisen, alsmede de fysisch-chemische en biologische eigenschappen, kunnen aan de hand van de wetenschappelijke en technische kennis worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13.

Artikel 7

1. Ten einde zich ervan te vergewissen dat de in de bijlage, sub 1.1 en 1.2, bedoelde produkten beantwoorden aan de beginselen die in artikel 6, lid 2, zijn omschreven, zien de Lid-Staten erop toe dat er een overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel opgesteld dossier officieel bij de Lid-Staten, de Commissie, en, indien hun advies wordt verlangd, de leden van het of de door de Commissie ingestelde Wetenschappelijke Comité(s) wordt ingediend.

2. De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, de richtsnoeren die bij de opstelling van de in lid 1 bedoelde dossiers moeten worden gevolgd, op zodanig wijze vast dat deze richtsnoeren uiterlijk van toepassing zijn op de datum van toepassing van deze richtlijn.

Latere wijzigingen in de richtsnoeren ingevolge de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13.

3. De Lid-Staten en de Commissie, alsmede de andere in lid 1 bedoelde ontvangers van het dossier, zien er op toe dat de gegevens waarvan de verspreiding inbreuk zou kunnen maken op de rechten van industriële of commerciële eigendom, wanneer de aanvrager daartoe een met redenen omkleed verzoek indient, vertrouwelijk worden behandeld.

Er kan geen aanspraak worden gemaakt op industriële en commerciële geheimhouding voor:

—de benamingen en de samenstelling van het produkt en, in voorkomend geval, de aanduiding van het substraat en het micro-organisme,

—de fysisch-chemische en biologische eigenschappen van het produkt,

—de interpretatie van de farmacologische, toxicologische en ecotoxicologische gegevens,

—de analysemethoden voor de controle van het produkt in de voeders.

Artikel 8

1. Indien een Lid-Staat op basis van een uitvoerige motivering op grond van nieuwe gegevens of een nieuwe beoordeling van bestaande gegevens, ter beschikking gekomen of tot stand gekomen na de aanneming van deze richtlijn, constateert dat één der in de bijlage genoemde produkten of het gebruik ervan onder de eventueel vastgestelde voorwaarden een gevaar oplevert voor de gezondheid van mens of dier, hoewel het voldoet aan de eisen van deze richtlijn, kan deze Lid-Staat de toepassing van deze bepalingen op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken. Hij brengt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte en vermeldt daarbij de redenen van zijn beslissing.

2. De Commissie onderzoekt zo spoedig mogelijk de door de betrokken Lid-Staat aangevoerde redenen, raadpleegt de Lid-Staten in het kader van het Permanent Comité voor diervoeders, brengt vervolgens onverwijld advies uit en treft de nodige maatregelen.

3. Indien de Commissie van oordeel is dat wijzigingen van deze richtlijn noodzakelijk zijn om de in lid 1 genoemde moeilijkheden te ondervangen en de bescherming van de gezondheid van mens en dier te verzekeren, leidt zij de procedure van artikel 14 in om deze wijzigingen vast te stellen; in dat geval kan de Lid-Staat de door hem genomen maatregelen handhaven totdat die wijzigingen van kracht worden.

Artikel 9

Voor het in de handel brengen tussen de Lid-Staten worden de in artikel 5 genoemde aanduidingen in ten minste één van de officiële talen van het land van bestemming gesteld.

Artikel 10

De Lid-Staten zien erop toe dat diervoeders die aan het bepaalde in deze richtlijn voldoen, wat betreft de aanwezigheid van de in de bijlage genoemde produkten en het aanbrengen van aanduidingen, slechts worden onderworpen aan beperkingen op het in de handel brengen waarin bij deze richtlijn is voorzien.

Artikel 11

De Lid-Staten zien erop toe dat dierlijke produkten aan geen enkele handelsbeperking worden onderworpen die het gevolg is van de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 12

De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen om te verzekeren dat diervoeders tijdens het in de handel brengen ten minste door steekproeven officieel worden gecontroleerd op de naleving van de in deze richtlijn vervatte voorwaarden.

▼M18

Artikel 13

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 (8) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, hierna „het comité” te noemen.

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG (9) van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 14

Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee weken.

▼B

Artikel 15

In bijlage I, deel K, en bijlage II, deel D ter, van Richtlijn 70/524/EEG vervallen alle verwijzingen naar proteïnevrije stikstofverbindingen.

Artikel 16

Deze richtlijn is niet van toepassing op diervoeders ten aanzien waarvan ten minste door middel van een passende aanduiding wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen zijn bestemd.

Artikel 17

De Lid-Staten doen twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden, die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

▼M8

Tot en met 31 december 1991 mag Duitsland evenwel toestaan dat van de in artikel 5 vastgestelde etiketteringsvoorschriften wordt afgeweken voor diervoeders die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn vervaardigd.

▼B

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE



1

2

3

4

5

6

7

Benaming van de groepen van produkten

Benaming van het produkt

►M1 Benaming van het werkzame bestanddeel of vermelding van het micro-organisme

Voedingssubstraat

(eventuele specificaties)

Gegevens met betrekking tot de samenstelling van het produkt

Diersoorten

Speciale voorzieningen

1. Uit de volgende groepen micro-organismen verkregen proteïnen:

1.1. Bacteriën

▼M4

1.1.1. Op methanol gekweekte bacteriën

1.1.1.1. Eiwitachtige fermentprodukten verkregen door Methylophilus methylotrophus op methanol te kweken

Methylophilus methylotrophus stam NCIB 10.515

Methanol

— Ruw eiwit: min. 68 %

— Buigingsindex: 50

— Varkens

— Kalveren

— Pluimvee

— Vissen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het produkt:

— benaming van het produkt

— ruw eiwit

— totaal as

— totaal vet

— vochtgehalte

— gebruiksaanwijzing

— vermelding: „Inademen vermijden”

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

— procentueel aandeel van het produkt in het mengvoeder”

▼M12

1.1.2. Op aardgas gekweekte bacteriën

1.1.2.1. Eiwitachtig fermentprodukt verkregen door Methylococcus capsulatus (Bath), Alcaligenes acidovorans, Bacillus brevis, Bacillus firmus op aardgas te kweken en waarvan de cellen zijn gedood

Methylococcus capsulatus (Bath)-stam NCIB 11132

Alcaligenes acidovorans-stam NCIB 12387

Bacillus brevis-stam NCIB 13288

Bacillus firmus-stam NCIB 13280

Aardgas: (ongeveer 91 % methaan,

5 % ethaan,

2 % propaan,

0,5 % isobutaan,

0,5 % n-butaan,

1 % andere bestanddelen), ammonium, minerale zouten

Ruw eiwit: minimum 65 %

— Mestvarkens van 25 tot 60 kg

— Kalveren vanaf 80 kg

— Zalm

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— benaming van het produkt: „eiwitachtig fermentprodukt verkregen door Methylococcus capsulatus (Bath), Alcaligenes acidovorans, Bacillus brevis en Bacillus firmus op aardgas te kweken”

— ruw eiwit

— ruwe as

— ruwe vetten

— vochtgehalte

— gebruiksaanwijzing

— maximumaandeel van het produkt in het voedermiddel:

— 8 % mestvarkens

— 8 % kalveren

— 19 % zalm (zoet water)

— 33 % zalm (zeewater)

— de vermelding: „Inademen vermijden”

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

— benaming van het produkt: „eiwitachtig produkt verkregen door bacteriële gisting op aardgas”

— Procentueel aandeel van het produkt in het voedermiddel

▼B

1.2. Gist

1.2.1. Gist gekweekt op substraten van dierlijke of plantaardige oorsprong

Alle gist

— verkregen uit micro-organismen en substraten als bedoeld in kolom 3, respectieveliojk kolom 4

— waarvan de cellen zijn gedood

right accolade

Saccharomyces cerevisiae, Saccharomyces carlsbergiensis

Kluyveromyces lactis, Kluyveromyces fragilis

right accolade
Melasse, distillatieresiduen, granen en zetmeelhoudende produkten, vruchtesappen, wei, melkzuur, gehydroliseerde plantaardige vezelsright accolade

right accoladeAlle diersoorten

1.2.2. Gist gekweekt op andere substraten dan die welke zijn vermeld onder 1.2.1

1.3. Algen

1.4. Draadvormige schimmels

▼M7

1.4.1. Nevenprodukten van via fermentatie bereide antibiotica

1.4.1.1. Mycelium, nat bijprodukt van de bereiding van penicilline, geënsileerd met Lactobacillus brevis, plantarum, sake, collinoides en Streptococcus lactis om de penicilline te inactiveren, en verhit

Stikstofverbinding Penicillium chrysogenum stam ATCC 48271

Diverse koolhydraten en hydrolyseprodukten daarvan

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min. 7 %

Herkauwers

Varkens

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „Silage van mycelium verkregen bij de bereiding van penicilline”

— gehalte aan stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit

— gehalte aan ruwe as

— vochtgehalte

— diersoort of categorie dieren

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

— de vermelding: „Silage van mycelium verkregen bij de bereiding van penicilline”

▼M1

2. Proteïnevrije stikstofverbindingen

Proteïnevrije stikstofverbindingen

2.1. Ureum en derivaten daarvan

2.1.1. Ureum, technisch zuiver

CO(NH2)2

Ureum: min. 97 %

right accoladeHerkauwers vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

2.1.2. Biuret, technisch zuiver

(CONH2)2-NH

Biuret: min. 97 %

— de vermelding: „ureum”, „biuret”, „ureumfosfaat”, „isobutylideen-diureum”, al naar het geval;

2.1.3. Ureumfosfaat, technisch zuiver

CO(NH2)2·H3PO4

Stikstof: min. 16,5 %

Fosfor: min. 18 %

— stikstofgehalte; bovendien bij produkt 2.1.3 het fosforgehalte;

2.1.4. Isobutylideendiureum, technisch zuiver

(CH3)2-(CH)2-(NHCONH2)2

Stikstof: min. 30%

Isobutyraldehyd: min. 35 %

— diersoort of diercategorie.

Verklaringen op het etiket of op de verpakkingen van het mengvoeder:

— de vermelding: „ureum”, „biuret”, „ureumfosfaat”, „isobutylideen-diureum”, al naar het geval;

— aandeel van het produkt in het voedermiddel;

— gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit);

— aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden.

2.2. Ammoniumzouten

2.2.1. Ammoniumlactaat, verkregen door gisting door Lactobacillus bulgaricus

CH3CHOHCOONH4

Wei

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min. 44 %

Herkauwers vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „door gisting verkregen ammoniumlactaat”;

— stikstof uitgedrukt in ruw eiwit;

— ruwe as;

— vocht;

— diersoort of categorie.

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

— de vermelding: „door gisting verkregen ammoniumlactaat”;

— aandeel van het produkt in het voedermiddel;

— gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal eiwit);

— aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof, dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden.

▼M4

2.2.2. Ammoniumacetaat, waterachtige oplossing

CH3COONH4

Ammoniumacetaat: min 55 %

Herkauwers vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „Ammoniumacetaat”

— stikstofgehalte en vochtgehalte

— diersoort of -categorie

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

— de vermelding: „Ammoniumacetaat”

— procentueel aandeel van het produkt in het mengvoeder

— gehalte aan niet van eiwitten afkomstige stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit)

— vermelding in de gebruiksaanwijzing van het totale gehalte aan niet van eiwitten afkomstige stikstof dat, naar gelang van de diersoort of -categorie, in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden

▼M10

2.2.3 Ammoniumsulfaat, waterachtige oplossing

(NH4)2SO4

Ammoniumsulfaat

Melkkoeien vanaf het begin van het herkauwen

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „ammoniumsulfaat”

— het gehalte aan stikstof en het vochtgehalte

— de diersoort

— voor jonge herkauwers mag het gehalte in het dagelijkse rantsoen ten hoogste 0,5 % bedragen

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het mengvoeder:

— de vermelding: „ammoniumsulfaat”

— aandeel van het produkt in het voedermiddel

— gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen, uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal eiwit)

— aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof, dat al naar gelang van de diersoort in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden

— voor jonge herkauwers mag het gehalte in het dagelijkse rantsoen ten hoogste 0,5 % bedragen.

▼M1

2.3. Nevenprodukten van de door gisting verkregen aminozuren

2.3.1. Geconcentreerde vloeibare bijprodukten van de bereiding van L-glutaminezuur door gisting door Corynebacterium melassecola

Ammoniumzouten en andere stikstofverbindingen

Saccharose, melasse, zetmeelhoudende produkten en hydrolyseprodukten daarvan

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min. 48 %

Herkauwers vanaf het begin van het herkauwen

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „bijprodukten van de bereiding van L-glutaminezuur” voor produkt 2.3.1; „bijprodukten van de bereiding van L-lysine” voor produkt 2.3.2;

— stikstof uitgedrukt in ruw eiwit;

— ruwe as;

— vocht;

— diersoort of categorie

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

►M2

— gehalte aan proteïnevrije stikstofverbindingen uitgedrukt in ruw eiwit (in % totaal ruw eiwit);

— aanduiding in de gebruiksaanwijzing van het totaalgehalte aan proteïnevrije stikstof dat al naar gelang van de diersoort of categorie in het dagelijkse rantsoen niet mag worden overschreden.

2.3.2. Geconcentreerde vloeibare bijprodukten van de bereiding van L-lysinemonohydrochloride door gisting door Brevibacterium lactofermentum

Ammoniumzouten en andere stikstofverbindingen

Saccharose, melasse, zetmeelhoudende produkten en hydrolyseprodukten

Stikstof, uitgedrukt in ruw eiwit: min. 45 %

Herkauwers vanaf het begin van het herkauwen

▼M5

3. Aminozuren en zouten daarvan

3.1. Methionine

3.1.1. DL-Methionine, technisch zuiver

CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COOH

DL-Methionine: min. 98 %

Alle diersoorten

right accolade

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „DL-methionine” voor produkt 3.1.1, „N-hydroxymethyl-DL-methionine-calcium-dihydraat” voor produkt 3.1.2, „zink-methionine” voor produkt 3.1.3

— het gehalte aan DL-methionine en het vochtgehalte

— de diersoort of categorie voor de produkten 3.1.2 en 3.1.3

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

3.1.2. N-Hydroxymethyl-DL- methionine-calcium-dihydraat, technisch zuiver

[CH3S(CH2)2-CH(NH-CH2OH)-COO]2Ca · 2H2O

DL-Methionine:

min. 67 %

Formaldehyde:

max. 14 %

Calcium:

min. 9 %

right accoladeHerkauwers vanaf het begin van het herkauwen

3.1.3. Zink-methionine, technisch zuiver

[CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COO]2Zn

DL-Methionine:

min. 80 %

Zn: max 18,5 %

▼M6

3.1.4. Vloeibaar concentraat van DL-metionine-natrium, technisch zuiver

[CH3 S(CH2)2-CH(NH2)-COO]Na

DL-methionine: min. 40 %

Natrium: min. 6,2 %

Alle diersoorten

Verklaringen op het etiket of de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „vloeibaar concentraat van DL-methionine-natrium”

— gehalte aan DL-methionine

— vochtgehalte

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M9

3.1.5 DL-methionine, technisch zuiver, beschermd met copolymeer vinyl-pyridine/styreen

CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COOH

DL-Methionine: min. 65 %

Copolymeer vinylpyridine/styreen: max. 3 %

Melkkoeien

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „methionine, beschermd met het copolymeer vinylpyridine/styreen”

— het gehalte aan DL-methionine en het vochtgehalte

— de diersoort

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M5

3.2. Lysine

3.2.1. L-Lysine, technisch zuiver

NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH

L-Lysine:

min. 98 %

right accoladeAlle diersoorten
right accolade

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „L-lysine”voor produkt 3.2.1, „vloeibaar concentraat van L-lysine” voor produkt 3.2.2, „L-lysine-monohydrochloride” voor produkt 3.2.3, „vloeibaar concentraat van L-lysinemonohydrochloride” voor produkt 3.2.4, „L-lysinesulfaat en de bijprodukten ervan, verkregen door gisting” voor produkt 3.2.5

— gehalte aan lysine en vochtgehalte

3.2.2. Vloeibaar concentraat van L-lysine (base)

NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH

Saccharose, melasse, zetmeelhoudende produkten en hydrolyseprodukten daarvan

►M12

L-Lysine:

min. 50 %

3.2.3. L-Lysine-monohydrochloride, technisch zuiver

NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH · HCl

L-Lysine:

min. 78 %

3.2.4. Vloeibaar concentraat van L-lysine-monohydrochloride

NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH · HCl

Saccharose, melasse, zetmeelhoudende produkten en hydrolyseprodukten daarvan

L-lysine:

min. 22,4 %

3.2.5. L-Lysinesulfaat, verkregen door gisting met Corynebacterium glutamicum en de bijprodukten daarvan

[NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH]2 ·H2SO4

Suikerstroop, melasse, granen, zetmeelhoudende produkten en hydrolyseprodukten daarvan

L-lysine:

min. 40 %

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M7

3.2.6. L-Lysinefosfaat en zijn nevenprodukten bereid door fermentatie met Brevibacterium lactofermentum stam NRRL B-11470

[NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH] · H3PO4

Saccharose, ammoniak en oplosbare bestanddelen van vis

L-Lysine: min. 35 %

Fosfor: min: 4,3 %

Pluimvee

Varkens

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „L-Lysinefosfaat met de nevenprodukten van de fermentatie ervan”

— het gehalte aan L-lysine en het vochtgehalte”

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M9

3.2.7. Mengsels van:

a) L-lysine-monochloorhydraat, technisch zuiver, en

b) DL-methionine, technisch zuiver

beschermd met copolymeer vinylpyridine/styreen

NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH-HCl

CH3S(CH2)2-CH(NH2)-COOH

L-Lysine + DL-metionine: min. 50 % (waarvan DL-methionine min. 15 %)

Copolymeer vinylpyridine/styreen: max. 3 %

Melkkoeien

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „Mengsel van L-lysine-monochloorhydraat en DL-methionine, beschermd met copolymeer vinylpyridine/styreen”

— het gehalte aan L-lysine en DL-methionine en het vochtgehalte

— de diersoort

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M5

3.3. Threonine

3.3.1. Threonine, technisch zuiver

CH3CH(OH)-CH(NH2)-COOH

L-Threonine: min. 98 %

Alle diersoorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „L-threonine”

— L-threoninegehalte en vochtgehalte

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

3.4. Tryptofaan

3.4.1. L-Tryptofaan, technisch zuiver

(C8H5NH)-CH2-CH(NH2)-COOH

L-Tryptofaan: min. 98 %

Alle diersoorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „L-Tryptofaan”

— L-tryptofaangehalte en vochtgehalte

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

3.4.2. DL-tryptofaan, technisch zuiver

(C8H5NH)-CH2-CH(NH2)-COOH

DL-Tryptofaan: min. 98 %

Alle diersoorten

Verklaringen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— de vermelding: „DL-tryptofaan”

— DL-tryptofaangehalte en vochtgehalte

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

▼M9

4. Hydroxy-analogen van aminozuren

4.1. Methionine-analogen

4.1.1 Hydroxy-analoog van methionine

CH3S(CH2)2-CH(OH)-COOH

Totaal zuren: min. 85 %

Monomeerzuur: min. 65 %

right accoladeAlle dieren ►M10
right accolade

Vermeldingen op het etiket of op de verpakking van het produkt:

— naar gelang van het geval: de benaming overeenkomstig kolom 2

— het gehalte aan monomeerzuur en het totale gehalte aan zuren voor het produkt 4.1.1 en het gehalte aan monomeerzuur voor het produkt 4.1.2

— vochtgehalte

— diersoort

►M16

— vanaf 1 april 2001: erkenningsnummer

Vermeldingen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

— naar gelang van het geval: de benaming overeenkomstig kolom 2

— het gehalte aan monomeerzuur en het totale gehalte aan zuren voor het produkt 4.1.1 en het gehalte aan monomeerzuur voor het produkt 4.1.2

— gehalte van het produkt in het mengvoeder

4.1.2 Calciumzout van het hydroxy-analoog van methionine

[CH3-S-(CH2)2-CH(OH)-COO]2Ca

Monomeer zuur: min. 83 %

Calcium: min. 12 %

▼M19

4.1.3 Isopropylester van de hydroxy-analoog van methionine

CH3-S-(CH2)2-CH(OH)-COO-CH-(CH3)2

— Monomere esters: minstens 90 %

— Vocht: hoogstens 1 %

Melkkoeien

Verplichte vermelding op het etiket of de verpakking van het product:

— Isopropylester van 2-hydroxy-4-methylthiobutaanzuur

Verplichte vermeldingen op het etiket of de verpakking van het mengvoeder:

— Methionine-analoog: Isopropylester van 2-hydroxy-4-methylthiobutaanzuur

— Procentueel aandeel van het methionine-analoog in het voeder

(1)De volgens de kolommen 5 en 7 aangeduide of te vermelden gehalten hebben betrekking op de produkten als zodanig.



(1) PB nr. C 197 van 18. 8. 1977, blz. 3.

(2) PB nr. C 63 van 13. 3. 1978, blz. 53.

(3) PB nr. C 84 van 8. 4. 1978, blz. 4.

(4) PB nr. L 270 van 14. 12. 1970, blz. 1.

(5) PB nr. L 170 van 3. 8. 1970, blz. 1.

(6) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(7) PB nr. L 332 van 30. 12. 1995, blz. 15.

(8) PB 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(9) Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).