Home

Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Saten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen (76/767/EEG)

Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Saten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen (76/767/EEG)

1976L0767 — NL — 11.12.2008 — 008.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juli 1976

over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Saten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen

(76/767/EEG)

(PB L 262, 27.9.1976, p.153)

Gewijzigd bij:


Gewijzigd bij:

A1

Toetredingsakte van Griekenland

L 291

17

19.11.1979

►A2

L 302

23

15.11.1985

A3

Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden

C 241

21

29.8.1994

(aangepast door Besluit 95/1/EG, Euratom, EGKS van de Raad)

L 001

1

..




▼B

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juli 1976

over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Saten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen

(76/767/EEG)



DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat in elke Lid-Staat de technische kenmerken ten aanzien van constructie, keuring en/of werking van toestellen onder druk zijn vastgelegd in bepalingen van dwingend recht; dat deze voorschriften van land tot land verschillen; dat zij daardoor het handelsverkeer belemmeren en ongelijke concurrentievoorwaarden kunnen scheppen binnen de Gemeenschap;

Overwegende dat deze belemmeringen voor de totstandbrenging en de werking van de Gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt en zelfs opgeheven, wanneer in elke Lid-Staat dezelfde voorschriften van toepassing zijn, hetzij ter aanvulling dan wel in de plaats van hun huidige wetgevingen;

Overwegende dat controle op de naleving van deze technische voorschriften noodzakelijk is om gebruikers en derden afdoende te beschermen; dat de bestaande controleprocedures van de ene Lid-Staat tot de andere verschillen; dat het, ten einde het vrije verkeer van deze toestellen binnen de gemeenschappelijke markt te verwezenlijken en veelvuldige controles die even zovele belemmeringen voor dit vrije verkeer der toestellen vormen te vermijden, wenselijk is te voorzien in een wederzijdse erkenning door de Lid-Staten van de controles;

Overwegende dat het, ter bevordering van deze wederzijdse erkenning der controles, met name wenselijk is passende E.E.G.-modelgoedkeurings- en E.E.G.-keuringsprocedures voor de toestellen in te stellen alsmede de criteria te harmoniseren die moeten worden aangelegd om de keuringsinstanties aan te wijzen;

Overwegende dat de aanwezigheid op een toestel onder druk van E.E.G.-merktekens, overeenkomend met de keuringen die het heeft ondergaan, de veronderstelling wettigt dat dit voldoet aan de daarop betrekking hebbende technische voorschriften zodat een herhaling van reeds verrichte keuringen bij invoer en ingebruikneming daarvan overbodig wordt;

Overwegende dat de nationale regelingen in de sector toestellen onder druk gelden voor een groot aantal categorieën toestellen onder durk van zeer verschillende capaciteit en druk die bestemd zijn voor zeer verschillende gebruiksdoeleinden; dat het wenselijk is in de onderhavige richtlijn de algemene bepalingen vast te stellen die met name betrekking hebben op de E.E.G.-modelgoedkeurings- en de E.E.G.-keuringsprocedure; dat in bijzondere richtlijnen voor elke categorie toestellen de voorschriften worden vastgelegd ten aanzien van de technische uitvoering, de keuringsbepalingen voor deze toestellen en, in voorkomend geval, de voorwaarden waarop de communautaire technische voorschriften in de plaats treden van de bestaande nationale voorschriften;

Overwegende dat een snelle aanpassing der technische voorschriften in de richtlijnen betreffende de toestellen onder druk noodzakelijk is ten einde rekening te kunnen houden met de vooruitgang van de techniek; dat er, ten einde de tenuitvoerlegging van de daartoe benodigde maatregelen te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het „Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector toestellen onder druk”;

Overwegende dat het niet uitgesloten moet worden geacht dat op de markt gebrachte toestellen onder druk, hoewel deze voldoen aan de voorschriften van de daarop betrekking hebbende bijzondere richtlijn, de veiligheid in gevaar brengen; dat er derhalve een procedure moet worden ingesteld om dit gevaar te ondervangen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

Definities en grondbeginselen

Artikel 1

1. Onder toestel onder druk in de zin van deze richtljn wordt verstaan ieder al dan niet verplaatsbaar toestel of vat waarin een overdruk van een medium (gas, damp of vloeistof) van meer dan 0,5 bar kan heersen of tot ontwikkeling komen.

2. Van deze richtlijn zijn uitgesloten:

—toestellen die speciaal zijn ontworpen voor gebruik in de kernenergie en bij defect het verspreiden van radioactiviteit kunnen veroorzaken;

—toestellen die speciaal zijn bestemd voor de uitrusting of de aandrijving van schepen of van luchtvaartuigen;

—leidingen voor vervoer of distributie.

Artikel 2

1. In bijzondere richtlijnen worden voor categorieën toestellen onder druk waarop zij betrekking hebben en, in voorkomend geval, voor de daarbij behorende uitrusting, de voorschriften vastgesteld inzake ontwerp en constructie en de wijze van keuring, beproeving en in voorkomend geval werking.

Voor elke categorie toestellen onder druk wordt daarin bepaald of deze:

—zijn onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring en de E.E.G.-keuring, of wel aan één of geen van deze beide procedures.

In deze richtlijnen kan worden voorgeschreven:

—aan welke voorwaarden of tijdslimieten de E.E.G.-modelgoedkeuring in voorkomend geval is gebonden en welke merktekens er in deze gevallen eventueel op de toestellen onder durk moeten worden aangebracht;

—welke merktekens er moeten worden gebruikt ter identificatie van elk toestel onder druk;

—aan welke voorwaarden de varianten van een toestel moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een zelfde E.E.G.-modelgoedkeuring.

2. Onder toestel onder druk van het E.E.G.-type in de zin van deze richtlijn wordt verstaan elk toestel dat zodanig ontworpen en vervaardigd is dat het voldoet aan de voorschriften van de bijzondere richtlijn die geldt voor de categorie waartoe het behoort.

Artikel 3

De Lid-Staten mogen het in de handel brengen en het in gebruik nemen van een toestel onder druk van het E.E.G.-type niet weigeren, verbieden of beperken om redenen die verband houden met de constructie ervan en met de daarop betrekking hebbende keuring in de zin van deze richtlijn en van de desbetreffende bijzondere richtlijn, indien dat toestel overeenstemt met de voorschriften van deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijn.

Artikel 4

De Lid-Staten kennen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring en aan de E.E.G.-keuring dezelfde waarde toe als aan de overeenkomstige nationale handelingen wanneer die bestaan.

Artikel 5

De taken van de overheidsinstantie die de E.E.G.-modelgoedkeuring verleent, of van de keuringsinstantie die de E.E.G.-keuring van een toestel verricht, blijven beperkt tot het onderzoek overeenkomstig de voorschriften van de bijzondere richtlijnen die op het desbetreffende toestel onder druk betrekking hebben, alsmede tot de opdrachten waarmee zij in het kader van deze richtlijn is belast.



HOOFDSTUK II

E.E.G.-modelgoedkeuring

Artikel 6

1. De E.E.G.-modelgoedkeuring vormt, indien deze in een bijzondere richtlijn is voorgeschreven, een voorwaarde voor:

—de E.E.G.-keuring, indien deze vereist is;

—het in de handel brengen en in gebruik nemen, indien de E.E.G.-keuring niet vereist is.

2. De Lid-Staten verlenen op aanvraag van de fabrikant of van diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde de E.E.G.-modelgoedkeuring voor ieder type toestel onder druk dat voldoet aan de voorschriften die zijn vastgelegd in de bijzondere richtlijn voor de categorie toestellen onder druk waartoe het behoort.

3. Voor een bepaald type toestel onder druk mag de aanvraag om E.E.G.-modelgoedkeuring slechts in één Lid-Staat worden ingediend.

4. De E.E.G.-modelgoedkeuring wordt door de Lid-Staten verleend, geweigerd of ingetrokken overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en in bijlage I, sub 1, 2 en 4.

Artikel 7

1. Indien de uitslag van het in bijlage I, sub 2, bedoelde onderzoek bevredigend is, stelt de Lid-Staat die bedoeld onderzoek heeft verricht, een E.E.G.-modelgoedkeuringscertificaat op, dat aan de aanvrager wordt verstrekt.

Indien deze goedkeuring geldt voor een toestel dat aan de E.E.G.-keuring is onderworpen, moet de fabrikant, voordat deze keuring plaatsvindt, op dit toestel het in bijlage I, sub 3.1 bedoelde E.E.G.-modelgoedkeuringsmerk aanbrengen.

2. De voorschriften betreffende het certificaat en het goedkeuringsmerk zijn neergelegd in bijlage I, sub 3 en 5.

Artikel 8

Wanneer voor een categorie toestellen onder druk die voldoen aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn geen E.E.G.-modelgoedkeuring is vereist, maar wel E.E.G.-keuring wordt verlangd, dan worden deze toestellen vooraf door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid voorzien van het in bijlage I, sub 3.2, vastgestelde speciale merkteken.

Artikel 9

1. De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend moet deze intrekken indien niet is voldaan aan voorwaarden die overeenkomstig artikel 2, lid 1, eventueel in een bijzondere richtlijn zijn gesteld.

2. Indien een Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend, constateert dat toestellen onder druk waarvan het model is goedgekeurd niet met dit model overeenkomen:

a)kan hij de goedkeuring handhaven wanneer de geconstateerde verschillen zeer gering zijn, geen fundamentele wijziging betekenen in het ontwerp van het toestel en de fabricagemethoden in elk geval de veiligheid niet in gevaar brengen;

b)moet hij de goedkeuring intrekken indien de wijzigingen de veiligheid in gevaar brengen;

c)verzoekt hij de fabrikant zijn produkten zo spoedig mogelijk aan te passen indien hij van oordeel is dat het goedgekeurde model niet meer op aanvaardbare wijze representatief is voor de serie; de Lid-Staat moet de goedkeuring intrekken indien de fabrikant daar niet op ingaat.

3. De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend moet deze eveneens intrekken indien hij constateert dat die goedkeuring niet had mogen worden verleend.

4. Indien bedoelde Lid-Staat door een andere Lid-Staat in kennis wordt gesteld van het bestaan van één der gevallen, bedoeld in lid 1, 2 en 3, gaat hij, na overleg met deze Staat, eveneens over tot de in die leden bedoelde maatregelen.

5. Indien de wenselijkheid van of de verplichting tot intrekking een punt van geschil vormt tussen de bevoegde instanties van de Lid-Staat die de E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend en die van een andere Lid-Staat, wordt de Commissie op de hoogte gehouden. Voor zover nodig pleegt zij voor het bereiken van een oplossing het daartoe passende overleg.

6. De intrekking van een E.E.G.-modelgoedkeuring kan slechts geschieden door de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend; deze brengt de overige Lid-Staten alsmede de Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte.



HOOFDSTUK III

E.E.G.-keuring

Artikel 10

De E.E.G.-keuring heeft ten doel te controleren of een toestel onder druk overeenstemt met de voor dit toestel in de bijzondere richtlijn gestelde eisen; het gunstige resultaat hiervan blijkt uit het E.E.G.-keurmerk.

Artikel 11

1. Wanneer een toestel onder druk ter E.E.G.-keuring wordt aangeboden, gaat de keuringsinstantie na of:

a)

—het toestel behoort tot een categorie die onderworpen is aan E.E.G.-modelgoedkeuring en, zo ja, of het toestel overeenstemt met het goedgekeurde model en of het voorzien is van het E.E.G.-modelgoedkeuringsmerk;

—het toestel behoort tot een categorie die is vrijgesteld van E.E.G.-modelgoedkeuring en, zo ja, of het aan de in de bijzondere richtlijn vervatte voorschriften voldoet;

b)

—het toestel voldoet aan de voorschriften van de bijzondere richtlijn inzake het uitvoeren der proeven en het op de juiste wijze aangebracht zijn van de merktekens en van de voorgeschreven opschriften.

2. De fabrikant mag de keuringsinstantie de toegang tot de fabricageruimten niet weigeren voor zover de juiste uitvoering van de aan deze instantie toevertrouwde taken die toegang vereist.

Artikel 12

Onverminderd de bevoegdheid van de Lid-Staten, die maatregelen te treffen en die voorwaarden te stellen welke op nationaal vlak noodzakelijk worden geacht ter verzekering van een doeltreffende, gecoördineerde en onberispelijke taakuitoefening door de keuringsinstanties, worden in bijlage III minimummaatstaven gegeven welke de Lid-Staten bij de aanwijzing van deze keuringsinstanties overeenkomstig artikel 13 in elk geval dienen aan te leggen.

Artikel 13

1. Elke Lid-Staat doet de overige Lid-Staten en de Commissie een lijst toekomen van de instanties die tot keuring verplicht zijn, onder vermelding van de specifieke keuringen waartoe deze instaties zich eventueel beperken alsmede van iedere latere wijziging in deze lijst.

2. Een Lid-Staat die een keuringsinstantie heeft aangewezen, moet deze aanwijzing intrekken indien hij constateert dat deze instantie niet of niet langer voldoet aan de maatstaven die in bijlage III zijn vermeld. Hij stelt de Commissie en de andere Lid-Staten daarvan onmiddellijk op de hoogte en geeft aan, of de aanwijzing in haar geheel dan wel alleen voor bepaalde keuringen is ingetrokken.

3. Intrekking of beperking van de aanwijzing kan alleen geschieden door de Lid-Staat die de betreffende keuringsinstantie heeft aangewezen.

Artikel 14

1. Nadat de keuringsinstantie op de in artikel 11 vastgestelde voorwaarden en op de in bijlage II bepaalde wijze de E.E.G.-keuring van een toestel onder druk heeft verricht, brengt zij op dit toestel de gedeeltelijke of definitieve E.E.G.-keurmerken aan op de wijze als bepaald in bijlage II, sub 3.

2. De voorschriften betreffende het model en de uitvoering van de E.E.G.-keurmerken zijn neergelegd in bijlage II, sub 3.

3. Indien zulks in een bijzondere richtlijn is voorgeschreven, geeft de keuringsinstantie een keuringsbewijs af waaruit tevens het resultaat van de keuring blijkt.

Artikel 15

Indien de bijzondere richtlijn betreffende een categorie toestellen onder druk geen E.E.G.-keuring voorschrijft, brengt de fabrikant, na een keuring te hebben verricht ten einde na te gaan of elk toestel overeenkomt met de voorschriften van de bijzondere richtlijn en indien nodig met het goedgekeurde model, onder zijn verantwoordelijkheid daarop aan:

a)hetzij het bijzondere merkteken aangegeven in bijlage I, sub 5.3, indien de E.E.G.-modelgoedkeuring vereist is;

b)hetzij het bijzondere merkteken aangegeven in bijlage I, sub 5.4, in geval van vrijstelling van de E.E.G.-modelgoedkeuring.



HOOFDSTUK IV

Gemeenschappelijke bepalingen voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de E.E.G.-keuring

Artikel 16

1. De merktekens die worden bedoeld in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen die op een toestel en een hulpinrichting daarvan van toepassing zijn moeten zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht op dit toestel en deze hulpinrichting.

2. De Lid-Staten nemen alle maatregelen die nodig zijn om te verbieden dat voor toestellen onder druk merktekens of opschriften worden gebruikt die verwarring met E.E.G.-merktekens zouden kunnen veroorzaken.



HOOFDSTUK V

Afwijkingsclausule

Artikel 17

1. Bij het ontwerp en de wijze van vervaardiging van een toestel onder druk mag van sommige bepalingen van de bijzondere richtlijnen worden afgeweken zonder dat het toestel daardoor niet meer voor het bepaalde in artikel 3 in aanmerking komt, wanneer de aangebrachte veranderingen een op zijn minst even grote veiligheid bieden.

2. In elke bijzondere richtlijn wordt uitdrukkelijk vermeld van welke bepalingen aldus mag worden afgeweken, of van welke bepalingen niet mag worden afgeweken.

In dergelijke gevallen wordt de volgende procedure toegepast:

▼M5

a)de lidstaat zendt de documenten met de beschrijving van het toestel en de bescheiden ter staving van het verzoek om van een bepaling te mogen afwijken, met name de resultaten van de eventueel verrichte proeven, aan de andere lidstaten; deze hebben, te rekenen vanaf de mededeling van deze inlichtingen, vier maanden de tijd om kenbaar te maken of zij al dan niet akkoord gaan, opmerkingen in te dienen, vragen te stellen, aanvullende eisen voor te leggen of aanvullende proeven te verlangen en, desgewenst, te verlangen dat het in artikel 20, lid 1, bedoelde Comité om advies wordt gevraagd. Deze mededelingen worden eveneens aan de Commissie gezonden. Deze briefwisseling is vertrouwelijk;

▼B

b)wanneer geen enkele Lid-Staat vóór het verstrijken van de gestelde termijn om inschakeling van het Comité heeft verzocht of heeft kenbaar gemaakt dat hij niet akkoord gaat, staat de Lid-Staat, na aan alle volgens de procedure sub a) geformuleerde verlangens te hebben voldaan, toe, dat van de betrokken bepaling wordt afgeweken en licht hij de andere Lid-Staten alsmede de Commissie hierover in;

c)wanneer een Lid-Staat vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn geen enkel antwoord heeft gegeven, wordt ervan uitgegaan dat deze Lid-Staat akkoord gaat; de Staat van oorsprong dient evenwel via de Commissie om bevestiging van het ontbreken van een antwoord te vragen;

d)wanneer het Comité wordt ingeschakeld en een gunstig advies uitbrengt, mag de Lid-Staat de afwijking toestaan op de eventueel door het Comité voorgestelde voorwaarden;

e)deze documenten worden ingediend in de taal of talen van de Staat van bestemming of in een andere door deze Staat aanvaarde taal.



HOOFDSTUK VI

Aanpassing van de richtlijnen aan de vooruitgang der techniek

▼M5

Artikel 18

De Commissie past de bijlagen I en II bij deze richtlijn en de bepalingen van de bijzondere richtlijnen die uitdrukkelijk worden aangeduid in elk van die richtlijnen aan aan de vooruitgang van de techniek. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en van bijzondere richtlijnen beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 20, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

Artikel 19

1. Er wordt een Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector toestellen onder druk, hierna te noemen „het Comité”, opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers der Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

▼M3 —————

▼M3

Artikel 20

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen strekkende tot het wegnemen van de technische handelsbelemmeringen in de sector „toestellen onder druk”.

▼M5

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

▼M5 —————

▼B



HOOFDSTUK VII

Vrijwaringsclausule

Artikel 21

1. Wanneer een Lid-Staat op basis van een uitvoerige motivering constateert dat een of meer toestellen onder druk, hoewel zij voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen, gevaar opleveren voor de veiligheid, kan deze Staat het op de markt brengen van dit toestel of deze toestellen op zijn grondgebied voorlopig verbieden of afhankelijk stellen van bijzondere voorwaarden. Hij stelt de Commissie en de andere Lid-Staten hiervan onmiddellijk in kennis onder opgave van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid.

2. Binnen zes weken pleegt de Commissie overleg met de betrokken Lid-Staten; zij brengt vervolgens onverwijld advies uit en neemt passende maatregelen.

3. Indien de Commissie van oordeel is dat er in de richtlijn technische aanpassingen moeten worden aangebracht, worden deze aanpassingen, hetzij door de Commissie, hetzij door de Raad, vastgesteld volgens de procedure van artikel 20; in dat geval kan de Lid-Staat die de vrijwaringsmaatregelen heeft getroffen, deze handhaven totdat de genoemde aanpassingen van kracht worden.



HOOFDSTUK VIII

Bijzondere bepalingen

Artikel 22

1. Dit artikel is van toepassing op de toestellen die krachtens artikel 1 onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, wanneer daarop geen bijzondere richtlijn van toepassing is.

2. In dit geval gelden de volgende voorschriften:

a)de bevoegde overheidsinstanties van de Lid-Staat van bestemming beschouwen toestellen onder druk die door een volgens de in bijlage IV beschreven procedure gekozen keuringsinstantie zijn gekeurd en beproefd, als overeenstemmend met de in hun eigen Staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de constructie;

b)deze keuringen en proeven moeten worden verricht overeenkomstig de in bijlage IV beschreven procedure en overeenkomstig de methoden die in de Lid-Staat van bestemming van kracht zijn of door de overheid van die Staat gelijkwaardig worden geacht.

Deze proeven en keuringen zijn al diegene die kunnen worden verricht op de plaatsen waar de toestellen worden vervaardigd.

3. De Lid-Staten kennen aan de rapporten en certificaten die zijn afgegeven door de keuringsinstantie van de Staat waaruit het toestel onder druk afkomstig is, dezelfde waarde toe als aan de overeenkomstige nationale documenten.



HOOFDSTUK IX

Slotbepalingen

Artikel 23

Iedere ter uitvoering van deze richtlijn of van de bijzondere richtlijnen genomen besluit van een Lid-Staat of van een keuringsinstantie houdende weigering van de E.E.G.-modelgoedkeuring of weigering van het aanbrengen van het E.E.G.-keurmerk, intrekking van de E.E.G.-modelgoedkeuring en verbod van verkoop of gebruik van toestellen onder druk van het E.E.G.-type, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de belanghebbende, onder opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van die Lid-Staat openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen moeten worden aangewend.

Artikel 24

1. Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

2. De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van de nationale wettelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, ter kennis van de Commissie wordt gebracht.

Artikel 25

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.




BIJLAGE I (3)

E.E.G.-MODELGOEDKEURING

1. AANVRAAG VOOR E.E.G.-MODELGOEDKEURING

1.1.

De aanvraag en de correspondentie die daarop betrekking heeft moeten zijn gesteld in een officiële taal van de Staat waar de aanvraag wordt ingediend, overeenkomstig de wetgeving van die Lid-Staat. Deze Lid-Staat kan eisen dat ook de bijgevoegde documenten in die officiële taal zijn gesteld.

1.2.

De aanvraag moet bevatten:

—naam en adres van de fabrikant of van de onderneming, van zijn/haar gemachtigde of van de aanvrager, alsmede de plaats of de plaatsen waar de toestellen worden vervaardigd;

—de categorie van het toestel;

—het beoogde gebruik of de uitsluitingen;

—de technische kenmerken;

—de eventuele handelsbenaming of het type.

1.3.

De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud die ter beoordeling ervan noodzakelijk zijn, met name:

1.3.1.

Een beschrijving, in het bijzonder ten aanzien van:

—de specificatie van de materialen, de wijze van constructie en de sterkteberekeningen van het toestel;

—in voorkomend geval, de veiligheidsinrichtingen;

—de plaatsen bestemd voor de bij deze richtlijn vastgestelde E.E.G.-modelgoedkeurings- en keurmerken en voor de andere in de bijzondere richtlijnen bedoelde merktekens.

1.3.2.

Overzichtstekeningen en, eventueel, van belang zijnde detailtekeningen.

1.3.3.

Alle andere gegevens, vermeld in de bijzondere richtlijnen.

1.3.4.

Een verklaring dat geen andere aanvraag tot verkrijging van de E.E.G.-modelgoedkeuring voor hetzelfde model toestel is ingediend.

2. ONDERZOEK VOOR DE E.E.G.-MODELGOEDKEURING

2.1.

Het onderzoek voor de E.E.G.-modelgoedkeuring wordt verricht op grond van de constructietekeningen en in voorkomend geval bij toestellen van het betrokken model.

Dit onderzoek omvat:

a)de controle betreffende de berekening van het ontwerp, de wijze van constructie, de uitvoering van het werk en de gebruikte materialen;

b)in voorkomend geval, de controle betreffende de veiligheids- en meetapparatuur, alsmede de wijze van opstelling.

3. E.E.G.-MODELGOEDKEURINGSCERTIFICAAT EN E.E.G.-MODELGOEDKEURINGSMERK

3.1.

Het in artikel 7 bedoelde E.E.G.-modelgoedkeuringscertificaat behelst de conclusies van het onderzoek van het model en de voorwaarden die eventueel krachtens artikel 2, lid 1, aan de E.E.G.-modelgoedkeuring verbonden zijn. Het gaat vergezeld van de beschrijvingen en de tekeningen die nodig zijn om het model te identificeren en eventueel de werking ervan te verklaren. Het in artikel 7 bedoelde E.E.G.-modelgoedkeuringsmerk bestaat uit een gestileerde letter ε, met:

—in het bovenste gedeelte het kengetal van de bijzondere richtlijn volgens de chronologische volgorde van aanneming, en één of meer hoofdletters als kenteken van de Lid-Staat die de E.E.G.-modelgoedkeuring heeft verleend ►A2 (B voor België, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, F voor Frankrijk, ►M1 EL voor Griekenland, I voor Italië, IRL voor Ierland, L voor Luxemburg, N L voor Nederland, P voor Portugal, UK voor het Verenigd Koninkrijk , A voor Oostenrijk, S voor Zweden, FI voor Finland►M4 , BG voor Bulgarije, RO voor Roemenië), alsmede de laatste twee cijfers van het jaar van de E.E.G.-modelgoedkeuring; het kengetal van de bijzondere richtlijn waarnaar de E.E.G.-modelgoedkeuring verwijst, zal door de Raad worden toegekend bij de aanneming van deze richtlijn;

—in het onderste gedeelte het kengetal van de E.E.G.-modelgoedkeuring.

Een model van het modelgoedkeuringsmerk is opgenomen sub 5.1.

3.2.

Het in artikel 8 bedoelde merkteken bestaat uit het spiegelbeeld van de gestileerde letter ε, waarvan het bovenste deel dezelfde informatie bevat als voorkomt sub 3.1, eerste streepje, en het onderste deel het referentienummer van de categorie die niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring voor zover dit is aangegeven in de bijzondere richtlijn.

Een model van dit merkteken is opgenomen sub 5.2.

3.3.

Het in artikel 15, sub a), bedoelde merkteken komt overeen met het E.E.G.-modelgoedkeuringsmerk, maar is omgeven door een zeshoek.

Een model van dit merkteken is opgenomen sub 5.3.

3.4.

Het in artikel 15, sub b), bedoelde merkteken komt overeen met het merkteken van vrijstelling van de E.E.G.-modelgoedkeuring, maar is omgeven door een zeshoek.

Een model van dit merkteken is opgenomen sub 5.4.

4. BEKENDMAKING VAN DE E.E.G.-MODELGOEDKEURING

▼M2 —————

▼B

4.2.

Tegelijk met de verstrekking aan belanghebbende zendt de Lid-Staat die het certificaat heeft afgegeven afschriften van het E.E.G.-modelgoedkeuringscertificaat aan de Commissie en de overige Lid-Staten, die tevens een afschrift van het definitieve technische dossier van het toestel en van de keurings- en beproevingsrapporten kunnen verkrijgen.

4.3.

De intrekking van een E.E.G.-modelgoedkeuring wordt bekendgemaakt volgens de procedure sub ►M2 ————— en 4.2.

4.4.

De Lid-Staat die een E.E.G.-modelgoedkeuring weigert, stelt de overige Lid-Staten en de Commissie hiervan in kennis.

5. MERKTEKENS MET BETREKKING TOT DE E.E.G.-MODELGOEDKEURING

5.1. E.E.G.-modelgoedkeuringsmerk (zie sub 3.1).



Voorbeeld:

image

In 1979 door de Bondsrepubliek Duitsland verleende E.E.G.-modelgoedkeuring krachtens de eerste bijzondere richtlijn

Kengetal van de E.E.G.-modelgoedkeuring.

5.2. Merkteken van vrijstelling van de E.E.G.-modelgoedkeuring (zie sub 3.2).



Voorbeeld:

image

In Duitsland in 1979 gefabriceerd toestel dat niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring krachtens de eerste bijzondere richtlijn.

Referentienummer van de categorie die niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring, voor zover dit is aangegeven in de bijzondere richtlijn.

5.3. Merktegen van E.E.G. modelgoedkeuring en van vrijstelling van E.E.G.-keuring (zie sub 3.3).



Voorbeeld:

image

In 1979 door de Bondsrepubliek Duitsland verleende E.E.G.-modelgoedkeuring krachtens de eerste bijzondere richtlijn.

Kengetal van de E.E.G.-modelgoedkeuring.

5.4. Merkteken van vrijstelling van de E.E.G.-modelgoedkeuring en van vrijstelling van E.E.G.-keuring (zie sub 3.4).



Voorbeeld:

image

In Duitsland in 1979 gefabriceerd toestel dat niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring krachtens de eerste bijzondere richtlijn.

Referentienummer van de categorie die niet is onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring, voor zover dit is aangegeven in de bijzondere richtlijn.

5.5.

In de bijzondere richtlijnen kunnen de plaats en de afmetingen der tekens die verband houden met de E.E.G.-modelgoedkeuring worden vastgelegd.

Voor zover hierover niets in de bijzondere richtlijnen wordt voorgeschreven, moeten de letters en cijfers van elk teken ten minste 5 mm hoog zijn.




BIJLAGE II (4)

E.E.G.-KEURING

1. ALGEMEEN

1.1.

De E.E.G.-keuring kan plaatsvinden in één of meer fasen.

1.2.

Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen geldt het volgende:

1.2.1.

De E.E.G.-keuring vindt plaats in één fase bij toestellen die bij het verlaten van de fabriek één geheel vormen, dat wil zeggen die in principe zonder voorafgaande demontage naar de plaats van opstelling kunnen worden overgebracht;

1.2.2.

De keuring van toestellen die niet als één geheel worden verzonden vindt plaats in twee of meer fasen;

1.2.3.

De keuring dient met name om te controleren of het toestel in overeenstemming is met het goedgekeurde model of, bij toestellen die van de E.E.G.-modelgoedkeuring zijn vrijgesteld, met de voorschriften van de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijn.

2. AARD VAN DE E.E.G.-KEURING

2.1.

Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen omvat de keuring:

—het onderzoek van de hoedanigheden der materialen;

—de controle op de berekening van het ontwerp, de wijze van constructie, de uitvoering van het werk en de gebruikte materialen;

—het inwendig onderzoek, bestaande uit controle op de inwendige delen en de lasnaden;

—de drukproef;

—in voorkomend geval de controle op de veiligheids- en meetinrichtingen;

—het uitwendig onderzoek van de verschillende delen van het toestel;

—de beproeving van de werking, indien dit in de bijzondere richtlijnen wordt voorgeschreven.

3. E.E.G.-KEURMERKEN

3.1. Omschrijving van de E.E.G.-keurmerken

3.1.1.

Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen, worden overeenkomstig het bepaalde sub 3.3 de volgende E.E.G.-keurmerken gebruikt:

3.1.1.1.

Het definitieve E.E.G.-keurmerk bestaat uit twee merken:

3.1.1.1.1.

Het eerste wordt gevormd door de kleine letter „e”, bevattende:

—in het bovenste deel de kenletter(s) van het land waar de keuring wordt verricht ►A2 (B voor België, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, F voor Frankrijk, ►M1 EL voor Griekenland, I voor Italië, IRL voor Ierland, L voor Luxemburg, N L voor Nederland, P voor Portugal, UK voor het Verenigd Koninkrijk , A voor Oostenrijk, S voor Zweden, FI voor Finland►M4 , BG voor Bulgarije, RO voor Roemenië). Aan deze letter(s) worden, voor zover nodig, een of twee cijfers toegevoegd, die een territoriale indeling aanduiden;

—in het onderste deel het door de functionaris die de keuring verricht aangebrachte kenmerk van de keuringsinstantie, eventueel aangevuld met dat van deze functionaris.

3.1.1.1.2.

Het tweede wordt gevormd door de datum van de keuring, aangebracht in een zeshoek, met de nauwkeurigheid die in de bijzondere richtlijnen wordt geëist.

3.1.1.2.

Het gedeeltelijke E.E.G.-keurmerk bestaat slechts uit het eerste merk (5).

3.2. Vorm en afmeting van de merken

3.2.1.

Van de vorm van de E.E.G.-keurmerken als omschreven in 3.1.1.1.1 en 3.1.1.1.2 wordt een voorbeeld gegeven in de figuren 1 en 2.

In de bijzondere richtlijnen kunnen de plaats en de afmetingen der E.E.G.-keurmerken worden vastgelegd.

Voor zover in de bijzondere richtlijnen hierover niets wordt voorgeschreven, moeten de letters en cijfers van elk merkteken ten minste 5 mm hoog zijn.

3.2.2.

De keuringsinstanties van de Lid-Staten wisselen onderling de tekeningen uit van de E.E.G.-keurmerken.

3.3. Het aanbrengen van de merken

3.3.1.

Het definitieve E.E.G.-keurmerk wordt op de daarvoor bestemde plaats aangebracht op het definitief gekeurde toestel dat aan de E.E.G.-voorschriften voldoet.

3.3.2.

Bij het keuren in verschillende fasen wordt het gedeeltelijke E.E.G.-keurmerk op het toestel of een onderdeel daarvan, dat in dat stadium voldoet aan de eisen voor de E.E.G.-keuringsbewerkingen, op de plaats van fabricage aangebracht op een daartoe voor het stempelplaatje ingeruimde plaats of op iedere andere plaats die in de bijzondere richtlijnen is aangegeven.

image

figuur 1

image

figuur 2




Aanhangsel van bijlage I en II

Tabel ter illustratie van de verschillende combinaties die mogelijk zijn voor de E.E.G.-modelgoedkeuring en de E.E.G.-keuring

image




BIJLAGE III

Door de Lid-Staten in acht te nemen minimumcriteria voor het aanwijzen van de instanties die tot de E.E.G.-keuring verplicht zijn

1.

De keuringsinstantie, de directeur daarvan en het met de keuring belaste personeel mogen niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier of de installateur zijn van de toestellen of installaties die zij keuren, noch de gemachtigde van een der genoemde personen. Zij mogen noch rechtstreeks noch als gemachtigden optreden bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop, de vertegenwoordiging of het onderhoud van deze toestellen of installaties. Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant en keuringsinstantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten.

2.

De keuringsinstantie en het personeel dat met de keuringen is belast, dienen de keuring uit te voeren met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid; zij dienen vrij te zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun beoordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die bij de resultaten van de keuring belang hebben.

3.

De keuringsinstantie dient te beschikken over net nodige personeel en de nodige middelen te bezitten om de met de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen; tevens dient de keuringsinstantie toegang te hebben tot het nodige materiaal voor bijzondere keuringen.

4.

Het personeel dat met de keuringen is belast, dient:

—een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten;

—een behoorlijke kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de keuringen die het verricht en voldoende ervaring met deze keuringen hebben;

—de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte keuringen verklaringen, processen-verbaal en rapporten op te stellen.

5.

De onafhankelijkheid van het personeel dat met de keuringen is belast, dient te zijn gewaarborgd. De bezoldiging van elke functionaris mag niet afhangen van het aantal keuringen dat hij verricht, noch van de uitslagen van deze keuringen.

6.

De keuringsinstantie dient een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te sluiten, tenzij deze wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de Staat wordt gedekt of de keuringen rechtstreeks door de Lid-Staat worden verricht.

7.

Het personeel van de keuringsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alles wat hem bij de uitoefening van zijn taak in het kader van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen of van elke andere bepaling van intern recht die daaraan uitvoering geeft te zijner kennis is gekomen, behalve tegenover de ter zake bevoegde overheidsinstanties van de Staat waarin de keuringsinstantie haar werkzaamheden uitoefent.




BIJLAGE IV

DEFINITIES

Staat van oorsprong: Lid Staat waar een toestel onder druk is geconstrueerd.

Staat van bestemming: Lid-Staat waar een toestel onder druk zal worden ingevoerd, in de handel gebracht en/of in gebruik genomen.

Administratie van oorsprong: De bevoegde overheidsinstanties van de Staat van oorsprong.

Administratie van bestemming: De bevoegde overheidsinstanties van de Staat van bestemming.

PROCEDURE

1.

Onder verwijzing naar artikel 22 richt de fabrikant of zijn gemachtigde die een of verscheidene toestellen onder druk van een zelfde model wenst uit te voeren, rechtstreeks of via de importeur in de Staat van bestemming, een verzoek tot de administratie van bestemming om te verkrijgen dat de keuringen overeenkomstig de in de Staat van bestemming geldende methoden worden verricht door een andere keuringsinstantie dan die van de Staat van bestemming.

In zijn verzoek vermeldt de fabrikant of zijn gemachtigde de keuringsinstantie die hij heeft gekozen. Deze keuze moet geschieden uit de door de Staat van oorsprong overeenkomstig artikel 13 toegezonden lijst. Bij wijze van uitzondering op deze procedure evenwel wordt de keuringsinstantie al dan niet overeenkomstig de in artikel 13 bedoelde lijst door de klant in de Staat van oorsprong gekozen, wanneer het een toestel betreft waarvoor maar één enkele order is geplaatst en dat speciaal in een zeer gering aantal exemplaren wordt gebouwd, dan wel toestellen bestemd voor een ingewikkelde installatie die zijn uitgevoerd in overeenstemming met de gegevens en specificaties verstrekt door de klant of een door hem aangewezen ontwerpbureau, op voorwaarde dat de administratie van bestemming akkoord gaat met deze keuze.

De administratie van bestemming stelt de administratie van oorsprong in kennis van haar besluiten ter zake.

In het verzoek dient de naam van de klant of van de importeur te worden vermeld wanneer deze bekend is.

Dit verzoek moet vergezeld gaan van een dossier bevattende de tekeningen en de berekeningen betreffende het toestel of het model, de specificaties van de gebruikte materialen, de gegevens betreffende de toegepaste fabricageprocédés, de bijzonderheden van de tijdens de fabricage toegepaste keuringsmethodes, alsmede elke andere inlichting die door de fabrikant of zijn gemachtigde nuttig wordt geacht om de administratie van bestemming in staat te stellen na te gaan of het toestel onder druk of de toestellen onder druk van een zelfde model, die overeenkomstig het ontwerp zijn uitgevoerd, overeenstemmen met de in de Staat van bestemming geldende voorschriften inzake toestellen onder druk.

Deze documenten worden in viervoud ingediend in de taal of talen van de Staat van bestemming of in een andere door deze Staat aanvaarde taal.

2.

2.1.

De administratie van bestemming bevestigt de ontvangst van het dossier zodra zij het heeft ontvangen.

2.2.

2.2.1.

Indien de administratie van bestemming meent dat het ontvangen dossier alle in verband met punt 1 vereiste gegevens bevat voor de beoordeling beschikt zij, vanaf de ontvangst van het dossier, over een termijn van drie maanden om de inhoud van de dossierstukken te bestuderen.

2.2.2.

Indien de administratie van bestemming meent dat het ontvangen dossier niet alle in verband met punt 1 vereiste gegevens bevat voor de beoordeling beschikt zij, vanaf de ontvangst van het dossier, over één maand om aan de aanvrager te melden welke verbeteringen vanuit dit oogpunt in het dossier moeten worden aangebracht. Zodra het overeenkomstig deze aanwijzingen aangevulde dossier is ontvangen, wordt de procedure van punt 2.2.1 gevolgd.

2.3.

2.3.1.

Indien uit de bestudering van de inhoud van het dossier blijkt dat het toestel of de toestellen van een zelfde model, die overeenkomstig de toegezonden documenten zijn of zullen worden uitgevoerd, overeenstemmen met de in de Staat van bestemming geldende voorschriften inzake toestellen onder druk of kunnen worden aanvaard in afwijking van deze voorschriften, stelt de administratie van bestemming de aanvrager daarvan binnen de in punt 2.2.1 vastgestelde termijn in kennis.

Indien er in de Staat van bestemming geen regeling bestaat voor het toestel of de toestellen van een zelfde model waarvoor de aanvraag is ingediend, kan de administratie van bestemming eisen dat wordt voldaan aan de voor deze toestellen in de Staat van oorsprong geldende regeling voor toestellen onder druk.

2.3.2.

Indien uit de bestudering van de inhoud van het dossier blijkt dat het toestel of de toestellen van een zelfde model, die overeenkomstig de toegezonden documenten zijn of zullen worden uitgevoerd, niet overeenstemmen met de in de Staat van bestemming geldende voorschriften inzake toestellen onder druk en niet in aanmerking kunnen komen voor een afwijking van deze voorschriften, stelt de administratie van bestemming de aanvrager daarvan binnen de in punt 2.2.1 vastgestelde termijn in kennis, met vermelding van de bepalingen waaraan niet is voldaan en van de bepalingen die in acht moeten worden genomen, wil het toestel of de toestellen van een zelfde model kunnen worden aanvaard. Daarbij geeft zij aan, welke constructievoorschriften, controles, proeven en keuringen verplicht zijn bij de in de Staat van bestemming geldende regeling voor toestellen onder druk.

Indien de aanvrager bereid is om in het ontwerp, de fabricage en/of de methodes voor de keuring van het toestel of van de toestellen van een zelfde model alle wijzigingen aan te brengen waardoor aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, wijzigt hij zijn dossier dienovereenkomstig. Zodra het gewijzigde dossier is ontvangen, wordt de procedure van punt 2.2.1 gevolgd, waarbij de termijn echter tot twee maanden wordt bekort.

2.3.3.

De door de administratie van bestemming gehanteerde criteria voor het toestaan of weigeren van de in punt 2.3.1 en 2.3.2 bedoelde afwijkingen zijn dezelfde als die welke worden gehanteerd ten aanzien van de in de Staat van bestemming gevestigde constructeurs.

2.4.

De vergoedingen, belastingen en andere bedragen die voor de behandeling van het dossier zijn verschuldigd, zijn die welke gebruikelijk zijn in de Staat van bestemming.

3.

De in overeenstemming met punt 1 gekozen keuringsinstantie verricht de handelingen die van haar worden gevraagd door de administratie van bestemming.

4.

Na de door de administratie van bestemming verlangde controles, proeven en keuringen te hebben uitgevoerd en te hebben gecontroleerd dat de resultaten gunstig zijn, verstrekt de keuringsinstantie aan de fabrikant of zijn gemachtigde, alsmede aan de administratie van bestemming, de rapporten betreffende deze controles, proeven en keuringen, alsmede certificaten waaruit blijkt dat de controle-, proef- en keuringsmethodes alsook de verkregen resultaten overeenstemmen met de door de Staat van bestemming gestelde eisen.

Indien de resultaten van de controles niet bevredigend zijn, stelt de keuringsinstantie de aanvrager en de administratie van bestemming daarvan in kennis.

Deze documenten moeten worden opgesteld in de taal van de Staat van bestemming of in een andere door deze Staat aanvaarde taal.

5.

De vergoedingen, belastingen of bedragen die voor het uitvoeren van de keuringen en de proeven zijn verschuldigd, zijn die welke gebruikelijk zijn bij deze keuringsinstantie.

6.

De administratie van bestemming moet het vertrouwelijk karakter waarborgen van alle ontwerpen en documenten die bij haar worden ingediend.



(1) PB nr. C 2 van 9. 1. 1974, blz. 64.

(2) PB nr. C 101 van 23. 11. 1973, blz. 25.

(3) Zie aanhangsel van bijlage I en II.

(4) Zie aanhangsel van bijlage I en II.

(5) Toelichting op de begrippen „definitief E.E.G.-keurmerk” en „gedeeltelijk E.E.G.-keurmerk”

Wanneer een toestel niet kan worden geassembleerd op de plaats waar het wordt vervaardigd, of indien de hoedanigheden van het toestel door het vervoer veranderingen kunnen ondergaan, wordt de E.E.G.-keuring als volgt verricht:

—keuring van het toestel op de plaats waar het wordt vervaardigd door een keuringsinstantie van het land van oorsprong, die op het toestel, indien het aan de E.E.G.-voorschriften voldoet, het in punt 3.1.1.1.1 beschreven merk „e”, het zogenoemde gedeeltelijke E.E.G.-keurmerk, aanbrengt;

—definitieve keuring van het toestel op de plaats waar het wordt opgesteld door een keuringsinstantie van het land van bestemming, die op het toestel, indien het aan de E.E.G.-voorschriften voldoet, het in punt 3.1.1.1.2 beschreven merk aanbrengt dat, gevoegd bij het gedeeltelijke E.E.G.-keurmerk, het definitieve E.E.G.-keurmerk vormt.