Home

Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 10 oktober 2016, nr. IenM/BSK-2016/192737, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L 307), de artikelen 3 en 4 van de Warenwet, de artikelen 95la en 95lb van de Elektriciteitswet 1998, artikel 10, eerste lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de artikelen 9.2.2.1 en 18.2b, derde lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 december 2016, nr. W14.16.0321/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 april 2017, nr. IENM/BSK-2017/53704, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • alternatieve brandstoffen: brandstoffen of energiebronnen die, althans gedeeltelijk, dienen als vervanging van fossiele oliebronnen in de energievoorziening voor vervoer en die ertoe kunnen bijdragen dat de energievoorziening koolstofvrij wordt en de milieuprestaties van de vervoerssector beter worden. Het betreft hier onder meer:

    • elektriciteit;

    • waterstof;

    • biobrandstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;

    • synthetische en paraffinehoudende brandstoffen;

    • aardgas, met inbegrip van biomethaan, in gasvorm en in vloeibare vorm; en

    • vloeibaar petroleumgas.

  • elektrisch voertuig: een motorvoertuig, uitgerust met een aandrijving die bestaat uit ten minste één niet-perifere elektromotor als energieomzetter met een elektrisch oplaadbaar energieopslagsysteem, dat extern kan worden opgeladen;

  • oplaadpunt: een aansluiting voor het opladen van een elektrisch voertuig of wisselen van een batterij van een elektrisch voertuig;

  • motorvoertuigen: motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • publiek toegankelijk oplaad- of tankpunt: oplaad- of tankpunt dat op niet-discriminerende basis toegang verleent aan gebruikers in de gehele Unie;

  • richtlijn 2014/94/EU: richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L 307);

  • tankpunt: een tankvoorziening voor bevoorrading van gelijk welke brandstof, met uitzondering van vloeibaar aardgas, via een vaste of mobiele installatie;

  • tankpunt voor vloeibaar aardgas: tankvoorziening voor bevoorrading met vloeibaar aardgas, bestaande uit een vaste of mobiele installatie of een offshorefaciliteit of een ander systeem;

  • walstroomvoorziening: voorziening van elektrische stroom aan de wal voor zeeschepen of binnenvaartschepen die aan de kade liggen, door middel van een gestandaardiseerde aansluiting.

Artikel 2

1.

Het is verboden oplaad- of tankpunten, tankpunten voor vloeibaar aardgas, accuwissels, walstroomvoorzieningen, waterstof, connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof, connectoren of aansluitpunten voor gecomprimeerd aardgas en motorvoertuigen te vervaardigen, in de handel te brengen of op de markt aan te bieden anders dan met inachtneming van de bij dit besluit gestelde voorschriften.

2.

Het is verboden oplaad- of tankpunten, tankpunten voor vloeibaar aardgas, accuwissels, walstroomvoorzieningen, waterstof, connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof, connectoren of aansluitpunten voor gecomprimeerd aardgas en motorvoertuigen in de handel te brengen of op de markt aan te bieden anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot technische specificaties voor die oplaad- of tankpunten en informatie over die motorvoertuigen.

3.

Het is verboden oplaad- of tankpunten, tankpunten voor vloeibaar aardgas, accuwissels, walstroomvoorzieningen, waterstof, connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof, connectoren of aansluitpunten voor gecomprimeerd aardgas en motorvoertuigen binnen Nederlands grondgebied te brengen anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.

Artikel 3

1.

Een publiek toegankelijk oplaadpunt voor elektrische voertuigen is, voor zover dit technisch haalbaar en financieel gezien redelijk is, voorzien van een meetinrichting die zodanig is beveiligd dat een passende bescherming van het dataverkeer en de privacy van eindafnemers wordt geboden, in overeenstemming met de Uniewetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer. Deze meetinrichting is daarnaast geschikt, om:

  1. het actuele vermogen in Watt te registreren en weer te geven;

  2. de actuele meterstand in KWH voor de van het net afgenomen en verbruikte elektriciteit en voor de op het net ingevoede elektriciteit voor de verschillende tariefperioden te registeren en weer te geven;

  3. ten minste elk kwartier de gegevens, bedoeld in onderdeel b, te registreren en deze gegevens ten minste dagelijks op afstand met een netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998 uit te wisselen op zodanige wijze dat de netbeheerder de uitgewisselde gegevens kan lezen en gebruiken; en

  4. informatie over de werkelijke tijd van het verbruik te verschaffen.

2.

In geval van een meetinrichting als bedoeld in het eerste lid, verstrekt een leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998 op verzoek van de eigenaar of exploitant van een publiek toegankelijk oplaadpunt of van een derde partij die namens deze eigenaar of exploitant optreedt, meetgegevens inzake de input en output van elektriciteit, in een gemakkelijk te begrijpen vorm die vergelijking van aanbiedingen op basis van gelijke criteria mogelijk maakt.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10