Home

Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers

Geldig van 1 januari 2017 tot 1 september 2017
Geldig van 1 januari 2017 tot 1 september 2017

Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2017 tot 01-09-2017]

Aanhef

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. de opsporingsambtenaar: de opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onder a tot en met c, van het Wetboek van Strafvordering;

  2. de verdachte: de verdachte, bedoeld in artikel 55d, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  3. het Besluit: het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers.

Artikel 2

1.

Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van alcoholgebruik worden aangewezen:

  1. de ogen: bloeddoorlopen ogen;

  2. de spraak: slecht articuleren, langzaam praten, niet goed uit de woorden kunnen komen, of met dubbele tong praten;

  3. de motoriek: niet in rechte lijn kunnen lopen, zwalken of onvast op de benen staan.

2.

Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van het gebruik van een of meer middelen als bedoeld in artikel 3 van het Besluit, worden aangewezen:

  1. de ogen: wijd opengesperde ogen, waterige ogen, bloeddoorlopen ogen, wegrollende ogen, hangende oogleden of trillende oogleden;

  2. de pupillen: groter dan 5 millimeter bij daglicht of direct licht, langzaam reagerend, knipperend of geen reactie vertonend;

  3. de spraak: onsamenhangende taal, woordenvloed, stamelen of stotteren;

  4. de motoriek: onvast ter been, trillen, zich veelvuldig krabben, wrijven of plukken aan de kleding of bewegingsdrang.

Artikel 3

1.

Voor het verrichten van een nader ademonderzoek als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit worden de ademanalyseapparaten van het type Dräger Alcotest 9510 NL aangewezen die zijn voorzien van het goedkeuringsteken T7802.

2.

Het alcoholgehalte wordt bepaald door toepassing van de volgende correctie op het rekenkundige gemiddelde van de twee meetresultaten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit:

  1. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten kleiner is dan 500 microgram per liter, is het ademonderzoekresultaat gelijk aan (0,9Y-30) microgram per liter;

  2. indien het rekenkundige gemiddelde (Y) van de twee meetresultaten gelijk is aan, of groter is dan 500 microgram per liter, is het ademonderzoekresultaat gelijk aan (0,85Y-5) microgram per liter.

3.

Het resultaat van een nader ademonderzoek mag niet worden aangewezen of afgedrukt indien het verschil tussen de beide meetresultaten groter is dan 10% van het kleinste meetresultaat.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Bijlage behorende bij artikel 5 van de Regeling middelenonderzoek bij geweldplegers