Home

Aanwijzing rechtsmachtgeschillen bij strafprocedures

Geldig vanaf 15 juni 2012
Geldig vanaf 15 juni 2012

Aanwijzing rechtsmachtgeschillen bij strafprocedures

Besluit 2012A013

Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2018]
[Regeling ingetrokken per 05-06-2012]

Samenvatting

In 2009 heeft de Raad van de Europese Unie een kaderbesluit vastgesteld over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures. Dit besluit bevat regels voor de justitiële autoriteiten van de lidstaten voor het voeren van rechtstreeks en gestructureerd overleg en tot nauwere samenwerking, wanneer tijdens een strafrechtelijk onderzoek (zowel opsporingsfase als vervolgingsfase) blijkt dat een parallel onderzoek wordt gevoerd in het buitenland tegen dezelfde persoon en wegens dezelfde feiten. In deze aanwijzing worden de procedures beschreven voor het leggen van contact en voor het voeren van overleg tussen leden van het Nederlandse Openbaar Ministerie en de bevoegde autoriteiten van andere EU lidstaten teneinde vast te stellen of er parallelle strafprocedures lopen wegens dezelfde feiten en ten aanzien van dezelfde personen. Naast het voorkomen van schending van het beginsel ‘ne bis in idem’, kan op deze wijze door de Nederlandse officier van justitie, bij voorkeur in een vroegtijdig stadium, een effectieve oplossing wordt bereikt in een strafzaak door samen te werken met partners in het buitenland.

Achtergrond

Aan deze aanwijzing liggen ten grondslag het Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009

over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures en artikel 552l Wetboek van Strafvordering.

Dit kaderbesluit strekt tevens tot het voorkomen van schending van het beginsel ‘ne bis in idem.’1

Het kaderbesluit treedt niet in de plaats van het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging, ondertekend te Straatsburg op 15 mei 1972 en laat ook andere regelingen betreffende de overdracht van strafvervolging tussen de lidstaten onverlet. Internationale strafrechtelijke samenwerking verloopt via de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Om de samenwerking beter te laten verlopen is in het verleden Eurojust opgericht. Eurojust dient in kennis gesteld te worden in zaken waarin zich rechtsmachtgeschillen voordoen of zich waarschijnlijk zullen voordoen.2

Daarnaast zijn in Nederland Internationale Rechtshulpcentra (IRC’s) opgericht, die de inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken registreren en expertise hebben op de afhandeling hiervan. De IRC’s kunnen een belangrijke rol spelen bij de uitwisseling van informatie over de aard en de stand van parallelle procedures, zoals in het Kaderbesluit bedoeld, en behulpzaam zijn bij het leggen van contact met de autoriteiten in andere lidstaten.

1. Procedure voor het leggen van contact

A. Bij uitgaande verzoeken:

Redelijke gronden

Minimaal in verzoek op te nemen informatie aan andere lidstaat

B. Bij inkomende verzoeken:

Minimum aan gegevens in het antwoord te verstrekken informatie

2. Procedure voor rechtstreeks overleg

Vastlegging

Taal

Overgangsrecht