Home

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

Geldig van 1 april 2023 tot 1 januari 2024
Geldig van 1 april 2023 tot 1 januari 2024

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen te harmoniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1.

De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman wordt bepaald op € 13.357,23 per maand.

2.

De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald op € 12.473,82 per maand.

3.

De bezoldiging van de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen wordt bepaald op € 11.646,48 per maand.

4.

De staatsraden ontvangen een zodanig deel van de in het derde lid bedoelde bezoldiging als overeenkomt met de vastgestelde omvang van de te verrichten taak.

5.

De bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging eindigt in ieder geval met ingang van de dag na het overlijden.

6.

Na het overlijden van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden van de Algemene Rekenkamer of de substituut-ombudsmannen wordt een uitkering verstrekt op de voet van hetgeen hieromtrent voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen.

7.

Indien voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen en daarbij is overeengekomen dat die wijziging een algemeen karakter draagt, worden de in het eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 2

1.

De staatsraden in buitengewone dienst en de leden in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer ontvangen voor het deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad van State onderscheidenlijk de Algemene Rekenkamer een bij algemene maatregel van bestuur te regelen vergoeding.

2.

De reis- en verblijfkosten van de in het eerste lid genoemde functionarissen worden vergoed op de voet van hetgeen hieromtrent voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen.

Artikel 3

1.

De vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen ontvangen een eindejaarsuitkering van 8,3 procent van de bezoldiging en een vakantie-uitkering van 8 procent van de bezoldiging.

2.

Indien voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een eenmalige uitkering is overeengekomen, ontvangen de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen deze op gelijke voet.

3.

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

  1. de voorzieningen die aan de in het eerste lid genoemde functionarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;

  2. een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de in het eerste lid genoemde functionarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

4.

In de in het derde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in deze algemene maatregel van bestuur opgenomen bedragen bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd op een in deze algemene maatregel van bestuur aangegeven wijze.

5.

Onder de in het derde lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen, vervoer en, voor zover het de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen betreft, een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.

6.

De vice-president van de Raad van State, de president van de algemene Rekenkamer, de leden van de Raad van State en de staatsraden en de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer ontvangen een ambtsjubileumgratificatie op de voet van de regeling die hieromtrent geldt voor het personeel werkzaam bij de Sector Rijk.

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12a

Artikel 12b

Artikel 13