Home

Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging

Geldig van 1 november 2007 tot 1 mei 2012
Geldig van 1 november 2007 tot 1 mei 2012

Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging

Besluit 2007A017

Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-11-2007 tot 01-05-2012]
[Regeling ingetrokken per 01-05-2012]

Samenvatting

De burger heeft het recht goed en tijdig te worden geïnformeerd over concrete onderzoeken en strafzaken. In de aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging wordt aangegeven welke uitgangspunten ten grondslag liggen aan communicatie met de media door OM en politie. OM en politie werken nauw samen bij de voorlichting en woordvoering over opsporing en vervolging. Een essentieel uitgangspunt is het realiseren van juiste berichtgeving op het juiste tijdstip. Dat betekent een principiële keuze voor een alert en assertief voorlichtingsbeleid van OM en politie. Beelden kunnen bepalend zijn voor de waardering van feiten. Juiste en tijdige berichtgeving over onderzoeken en strafzaken kunnen die beelden beïnvloeden. OM en politie houden in hun beleid rekening met deze communicatie-effecten.

Opsporing en vervolging zijn gericht op waarheidsvinding en daar hoort een communicatiebeleid bij dat openheid verschaft over de gang van zaken gedurende het onderzoek, vanzelfsprekend met inachtneming van het onderzoeks- en privacybelang.

In deze aanwijzing wordt het juridische kader voor voorlichting over opsporing en vervolging geschetst en wordt aangegeven in hoeverre betrokkenen in het strafproces recht hebben op privacybescherming. Vervolgens wordt beschreven wie wanneer welke informatie aan de media kan verstrekken. Ten slotte wordt in deze aanwijzing een aantal aandachtspunten vermeld. Waar in deze aanwijzing over de officier van justitie of over de persofficier wordt gesproken, dient in geval het een zaak in tweede aanleg betreft advocaat-generaal of persadvocaat-generaal te worden gelezen.

Achtergrond

In de aanwijzing Voorlichting, opsporing en vervolging staat beschreven hoe het Openbaar Ministerie (OM) en de politie de persvoorlichting hebben georganiseerd: wie doet in concrete onderzoeken en strafzaken de voorlichting en op welk moment zal welke informatie aan de media worden verstrekt? Deze aanwijzing is tot stand gekomen in onderling overleg tussen OM en politie; de in deze aanwijzing opgenomen werkwijze zal ook van toepassing worden verklaard voor de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee.

Bij de totstandkoming van deze aanwijzing is gezocht naar een nieuwe balans tussen openbaarheid en transparantie enerzijds en de belangen van een eerlijke procesgang en privacy van de betrokkenen anderzijds. Het OM heeft ook in een maatschappelijk veranderende werkelijkheid de taak toe te zien op een eerlijke procesgang waarbij respect wordt getoond voor de positie van de rechter en de verdediging en waarbij recht wordt gedaan aan de verdachte en aan het eventuele slachtoffer.

De politie is primair verantwoordelijk voor de woordvoering over de feitelijke taakuitoefening door de politie en heeft hierin privacyrechtelijk gezien op basis van het voor de politie toepasselijke wettelijke kader een eigen taak en verantwoordelijkheid.

Het OM heeft de eindverantwoordelijkheid over de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Strategische keuzes ten aanzien van opsporing (bijvoorbeeld de selectie en omvang van onderzoeken) en strafvorderlijke beslissingen behoren eveneens tot het domein van het OM.

In deze aanwijzing worden de verschillende verantwoordelijkheden van OM en politie doorgetrokken naar de wijze waarop OM en politie inhoud geven aan de voorlichting over opsporing en vervolging. Beleid en beslissingen van het OM vormen de kaders waarbinnen de korpschef van politie verantwoordelijk is voor de voorlichting door de politie.

Het is niet mogelijk voor alle gebeurtenissen en incidenten een voorlichtingslijn vast te leggen. In die gevallen dat OM en politie niet tot overeenstemming komen over het te voeren voorlichtingsbeleid beslist het OM aangezien het OM eindverantwoordelijk is voor het proces van opsporing en vervolging.

Uitgangspunten

Informatieverstrekking

1. Beleid

2. Juridisch kader

3. Privacy

3.1. Bekende Nederlander

3.2. Optreden raadsman

4. Wie meldt wat en wanneer?

4.1. Berichtgeving over incidenten en aanhoudingen

4.2. Berichtgeving over geruchtmakende zaken

4.3. Berichtgeving na voorgeleiding

4.4. Berichtgeving na afdoeningsbeslissing

4.5. Tijdens de zitting

4.6. Berichtgeving na de zitting

4.7. Bijzondere zaken

5. Overige aandachtspunten

Overgangsrecht

Bijlage