Home

Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Geldig vanaf 1 januari 2011
Geldig vanaf 1 januari 2011

Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2011]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 januari 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5140648/01/6;

Gelet op artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 7 maart 2002, nr. W03.02.0051/I/K);

Gezien het nader rapport van de Minister van Justitie van 10 juni 2002, Directie Wetgeving, Nr. 5160434/02/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Justitie in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk;

  2. optie: verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in hoofdstuk 3 en artikel 28 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel V, eerste lid, van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618) en artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning (Stb. 270);

  3. naturalisatie: verlening van het Nederlanderschap als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

  4. openbaar lichaam: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

1.

Voor de behandeling van een verklaring van optie is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 168 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 373 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 207 USD en in Aruba een bedrag van 373 Arubaanse florin.

2.

In geval van gelijktijdige verklaringen van optie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, is voor de behandeling van de verzoeken in het Europese deel van Nederland een bedrag van 286 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 634 Nederlands-Antilliaanse gulden , in een openbaar lichaam een bedrag van 353 USD en in Aruba een bedrag van 634 Arubaanse florin.

3.

Indien bij behandeling van een verklaring van optie als bedoeld in het eerste of tweede lid beoogd wordt een minderjarige te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in artikel 6, achtste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, wordt het verschuldigde bedrag in het Europese deel van Nederland vermeerderd met een bedrag van 20 euro per kind, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 44 Nederlandse-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 25 USD en in Aruba een bedrag van 44 Arubaanse florin.

Artikel 3

1.

Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 789 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 1749 Nederlandse-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 973 USD en in Aruba een bedrag van 1749 Arubaanse florin.

2.

Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie van de meerderjarige vreemdeling die staatloos is of houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 of een vergelijkbare verblijfsvergunning heeft in Curaçao, Sint Maarten, een openbaar lichaam, of Aruba, is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 587 euro verschuldigd, in Curaçao of Sint Maarten een bedrag van 1302 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 724 USD en in Aruba een bedrag van 1302 Arubaanse florin.

3.

In geval van gelijktijdige verzoeken tot naturalisatie van twee met elkaar gehuwde personen, van twee geregistreerde partners of van twee ongehuwden die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven, is voor de behandeling van de verzoeken in het Europese deel van Nederland een bedrag van 1008 euro verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 2235 Nederlands-Antilliaanse gulden, in een openbaar lichaam een bedrag van 1243 USD en in Aruba een bedrag van 2235 Arubaanse florin. Indien ten minste één van deze personen een vreemdeling is als bedoeld in het tweede lid, is voor de behandeling van de verzoeken tot naturalisatie respectievelijk 806 euro, 1787 Nederlands-Antilliaanse gulden, 994 USD of 1787 Arubaanse florin verschuldigd.

4.

Voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, is in het Europese deel van Nederland een bedrag van 116 euro per kind verschuldigd, in Curaçao en Sint Maarten een bedrag van 257 Nederlandse-Antilliaanse gulden , in een openbaar lichaam een bedrag van 143 USD en in Aruba een bedrag van 257 Arubaanse florin.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12