uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet;
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid J. F. Hoogervorst van 28 april 2000, nr. SV/WV/00/26762;
Gelet op de artikelen 18, achtste en tiende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2, zevende en negende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en 2, achtste en tiende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
De Raad van State gehoord (advies van 6 juni 2000, No.W12.00.0178/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 7 juli 2000, nr. SV/WV/00/45397;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
ZW: Ziektewet;
verzekerde: de verzekerde in de zin van de ZW, de Wet WIA of de WAO;
jonggehandicapte: de jonggehandicapte, bedoeld in de artikelen 1a:1, 2:3 en 3:2 van de Wajong;
aangiftetijdvak: aangiftetijdvak, bedoeld in artikel 1 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
refertejaar: refertejaar, bedoeld in artikel 13 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
maatgevende arbeid: uitgeoefende arbeid door gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO, de artikelen 2:2, eerste lid, en 3:1, eerste lid, van de Wajong, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW, en in artikel 1, onder maatmaninkomen, van de Wet WIA;
loondervingsuitkeringen:
- 1°.
- 2°.
uitkeringen op grond van de Ziektewet;
- 3°.
hetgeen wordt genoten op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of de bezoldiging op grond van artikel 76a van de Ziektewet;
- 4°.
uitkeringen op grond van de artikelen 6, 51 en 131 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
- 5°.
uitkeringen bij ziekte of werkloosheid op grond van een regeling welke geldt voor personen die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Ziektewet onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de Werkloosheidswet, niet ingevolge die wet verzekerd zijn;
- 6°.
een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;
- 7°.
uitkeringen op grond van de wetgeving van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, een andere Mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie die naar aard en strekking overeenkomen met de uitkeringen, bedoeld onder 1° tot en met 6°;
- 8°.
- 1°.
minimumloon per uur: het bedrag, dat op grond van artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor de werknemer als minimumloon geldt, verminderd tot een bedrag per uur. Bij de vermindering, bedoeld in de vorige zin, wordt uitgegaan van een normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, van 38 uur per week.
Artikel 1a. Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.