In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
het Verdrag: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
de Europese Centrale Bank: de Europese Centrale Bank, bedoeld in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;
het Europees Stelsel van Centrale Banken: het Europees Stelsel van Centrale Banken, bedoeld in artikel 282, eerste lid, van het Verdrag;
de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken: de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, bedoeld in artikel 129, tweede lid, van het Verdrag;
verordening valsemunterij: verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PbEG 2001, L 181);
verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225).