24 GHz-kortbereikradarapparatuur: 24 GHz-kortbereikradarapparatuur als bedoeld in bijlage I, onder punt 2.1.13, van richtlijn 72/245/EEG;
Voertuigreglement
Voertuigreglement
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 juli 1992, nr. RW 126565, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 11 maart 1993, nr. W09.92.0298);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 juni 1994, nr. RW 176564, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
- a.
- a1.
aanhangwagen: voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly met een oplegger;
- b.
achterlicht: licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
- c.
achteruitrijlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;
- d.
afsleepdolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van één van de assen van een voertuig;
- d1:
airbag: een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels, die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de ernst van het contact van een of meer delen van het lichaam van een inzittende van het voertuig met de binneninrichting van de passagiersruimte beperkt;
- e.
ambulance: motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);
- f.
as: geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;
- f1.
ashefinrichting: een op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting op de as of assen naar gelang van de beladingstoestand van het voertuig te verlagen of te verhogen;
- g.
asstel: combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minder dan 1,80 m;
- g1:
autogordel: een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;
- g2.
autonome aanhangwagen: aanhangwagen met minimaal twee assen, waarvan in ieder geval één gestuurd is, en die is uitgerust met een beweegbare trekinrichting die het trekkend voertuig verticaal met minder dan 100 kg belast; als autonome aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een gekoppelde dolly met een oplegger;
- h.
bedrijfsauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, en
ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of
ingericht voor het vervoer van goederen, of
ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of
ingericht als kampeerauto;
in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;
- h1.
begrafeniswagen: motorrijtuig, bestemd en speciaal uitgerust voor het vervoer van overledenen;
- i.
bermlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;
- j.
[vervallen;]
- k.
bestuurde as: as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;
- l.
bestuurd asstel: asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;
- l1:
bevestigingspunten: de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuig waaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;
- m.
bromfiets:
motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;
motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:
- 1°.
een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,
- 2°.
een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
- 3°.
een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW; dan wel
- 1°.
motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met:
- 1°.
een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,
- 2°.
een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
- 3°.
een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.
- 1°.
In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;
- n.
bus: bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen de bestuurderszitplaats niet meegerekend; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een bus van één van de volgende categorieën:
klasse I: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak kunnen in- en uitstappen;
klasse II: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, voornamelijk gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en ontworpen voor het vervoer van staande passagiers in het gangpad of op een oppervlak dat niet groter is dan de ruimte voor twee dubbele zitplaatsen;
klasse III: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, uitsluitend gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers;
klasse A: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van staande passagiers en tevens voorzien van zitplaatsen;
klasse B: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en zonder voorzieningen voor staande passagiers.
- n1.
certificaat van overeenstemming: document opgesteld door de fabrikant van een voertuig of van een niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel van een voertuig, die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 70/156/EEG, in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 2002/24/EG voor dat type voertuig of dat type niet-oorpronkelijke technische eenheid of onderdeel, waaruit blijkt dat eerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel overeenstemt met het type waarvoor deze goedkeuring is verleend;
- n1a.
CNG-installatie: het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);
- n2.
contourmarkering: retroreflecterende belijning, aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de contouren van het voertuig beter kenbaar te maken.
- n3.
dagrijlicht: een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken.
- o.
dimlicht: licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;
- p.
dolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;
- q.
driewielig motorrijtuig: motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker of een gehandicaptenvoertuig; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 15 kW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen, niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;
- q1.
EG-goedkeuringsmerk: goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG of artikel 8 van richtlijn 2002/24/EG;
- q2.
fabrikant: persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie;
- q3.
frontbeschermingsinrichting: een afzonderlijke constructie die bedoeld is om het buitenoppervlak boven of onder de tot de originele uitrusting van het voertuig behorende bumper bij een botsing met een object te beschermen, met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen constructies met een massa van minder dan 0,5 kg die uitsluitend bedoeld zijn ter bescherming van de lichten;
- q4.
Geconditioneerd voertuig: voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;
- r.
gelede bus: bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar het andere kunnen begeven;
- s.
gestuurde as: as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
- t.
gestuurd asstel: asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
- u.
groot licht: licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht;
- v.
handwagen met motorvermogen: motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;
- v1.
herbruikbaarheid: mogelijkheid om onderdelen van autowrakken als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit beheer autowrakken opnieuw te gebruiken voor hetzelfde doel als waarvoor zij werden ontworpen;
- w.
hoofdgroeven: brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;
- x.
gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;
- x1.
inrichting voor indirect zicht: een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;
- y.
kampeerauto: personenauto of bedrijfsauto, waarvan de constructie woonaccommodatie bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:
- 1º.
zitplaatsen en een tafel,
- 2º.
slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd,
- 3º.
kookgelegenheid en
- 4º.
opbergfaciliteiten,
welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd;
- 1º.
- z.
kermis- en circusvoertuig: voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;
- z1:
kinderbeveiligingssysteem: een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of een abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;
- z2:
klapstoel: extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt.
- aa.
lading: alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel daaronder niet begrepen;
- ab.
landbouw- of bosbouwtrekker: motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;
- ab1.
landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;
- ab2.
landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de landbouw- of bosbouwtrekker – ten opzichte van het wegdek gemeten –, gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;
- ab3.
landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;
- ab4.
landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;
- ac.
lastdrager: constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is voor het vervoer van goederen;
- ad.
ledige massa: massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstande dat in afwijking hiervan voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;
- ad1.
lege massa in rijklare toestand: massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder;
- ad2.
lijnmarkering: retroreflecterende belijning aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de totale lengte, dan wel totale breedte van het voertuig kenbaar te maken.
- ae.
loopvlak: deel van de band dat gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band;
- ae1.
LPG-installatie: het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Petroleum Gas (LPG);
- af.
luchtband: band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;
- ag.
markeringslicht: licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;
- ah.
massa in bedrijfsklare toestand: massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare toestand, met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder; voor het vaststellen van de massa moet de tank voor 90% zijn gevuld en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;
- ai.
massieve band: band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;
- aj.
mechanische koppelinrichting: alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van de bovengenoemde koppelinrichtingen;
- ak.
metalen band: band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;
- al.
middenasaanhangwagen: aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel vormt, dan wel slechts in- en uitschuifbaar is, en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde lading, het trekkend voertuig door de trekinrichting van de aanhangwagen met ten hoogste 10% van de toegestane maximum massa van de aanhangwagen wordt belast, met een maximum van 1000 kg;
- am.
mistlicht aan de achterzijde: licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;
- an.
mistlicht aan de voorzijde: licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken;
- an1.
mobiliteitshandicap: eigenschap welke het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt, bijvoorbeeld als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap, meereizende kinderen of meegevoerde goederen;
- an2.
mogelijke nuttige toepassing: mogelijkheid om met of ten aanzien van onderdelen of materialen van autowrakken als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit beheer autowrakken de toepasselijke handelingen, bedoeld in bijlage IIB van richtlijn 75/442/EEG, te verrichten;
- ao.
motorfiets: motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als motorfiets is aangeduid;
- ap.
motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en
ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;
ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen.
- ap1.
niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel dat behoort tot een ander type dan waarvan het voertuig bij de goedkeuring oorspronkelijk was voorzien en dat uitsluitend mag worden gebruikt ter vervanging van die oorspronkelijke technische eenheid of dat oorspronkelijke onderdeel;
- aq.
ondeelbare lading: lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten aan dit besluit voldoet;
- aq1.
onderdeel: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;
- aq2.
oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel van het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is voorzien;
- ar.
oplegger: aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;
- as.
parkeerlicht: licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;
- at.
personenauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, een gehandicaptenvoertuig een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;
- at1.
recycleerbaarheid: mogelijkheid om onderdelen of materialen van autowrakken als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit beheer autowrakken voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden in een productieproces op te werken, met uitzondering van terugwinning van energie;
- au.
remlicht: licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;
- av.
retroreflector: inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;
- aw.
richtingaanwijzer: licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;
- ax.
richtlicht: licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;
- ay.
rijdend werktuig: bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;
- az.
samenstel van voertuigen: trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;
- ba.
stadslicht: licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
- ba1.
technische eenheid: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;
- ba2.
T100-bus: bus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs dan wel uit het kentekenregister blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking komt voor een maximumsnelheid van 100 km/h;
- bb.
trekker: bedrijfsauto, voorzien van een koppeling, bestemd voor het voortbewegen van een oplegger;
- bc.
vervangingskatalysator: een katalysator of een samenstel van katalysatoren die bestemd is of zijn om een originele katalysator op een voertuig te vervangen en waarvoor als technische eenheid volgens de definitie in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 70/156/EEG of artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 2002/24/EG typegoedkeuring kan worden verleend;
- bc1.
verwarmingssysteem op brandstof: verwarmingssysteem dat rechtstreeks op vloeibare of gasvormige brandstof werkt en geen gebruik maakt van de door de aandrijfmotor van het voertuig voortgebrachte afvalwarmte;
- bd.
voertuig: motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie, niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke kleine constructie;
- bd1.
vooruitkijkspiegel: een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14 van richtlijn 2003/97/EG;
- be.
waarschuwingsknipperlicht: gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;
- bf.
wagens: voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens met motorvermogen;
- bg.
werklicht: licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;
- bh.
wet: Wegenverkeerswet 1994;
- bi.
wielbasis:
ten aanzien van vóór 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, van het eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hart van het laatste samenstel van assen,
ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,
ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppelingspen en het hart van de laatste as;
- bj.
zelfsturende as: as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;
- bk.
zelfsturend asstel: asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;
- bl.
zijmarkeringslicht: licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;
- bm.
zijspanwagen: voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;
- bn.
zitbank: een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;
- bo.
zitplaats: constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig, die plaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat de zitplaats zowel een afzonderlijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan één persoon en die afhankelijk van de richting als volgt wordt aangeduid:
naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;
naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;
zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen 1 en 2;
Artikel 1.1a
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:
- a.
verordening 3821/85/EEG: verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PbEG L 370).
- b.
richtlijn 70/156/EEG: richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 24);
- b1.
richtlijn 70/220/EEG: richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76);
- c.
richtlijn 70/221/EEG: richtlijn nr. 70/221/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende reservoirs voor vloeibare brandstof en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 76);
- d.
richtlijn 70/222/EEG: richtlijn nr. 70/222/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de plaats en het aanbrengen van de achterste kentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 76);
- e.
richtlijn 70/311/EEG: richtlijn nr. 70/311/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 juni 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de stuurinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 133);
- f.
richtlijn 70/387/EEG: richtlijn nr. 70/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 176);
- g.
richtlijn 70/388/EEG: richtlijn nr. 70/388/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de geluidssignaalinrichting van motorvoertuigen (PbEG L 176);
- h.
richtlijn 71/127/EEG: richtlijn nr. 71/127/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen (PbEG L 68);
- i.
richtlijn 71/320/EEG: richtlijn nr. 71/320/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 202);
- j.
richtlijn 72/245/EEG: richtlijn nr. 72/245/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1972 betreffende door voertuigen veroorzaakte radiostoring (elektromagnetische compatibiliteit (PbEG L 152);
- k.
richtlijn 74/60/EEG: richtlijn nr. 74/60/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (delen van het interieur met uitzondering van achteruitkijkspiegel(s), plaats van de bedieningsorganen, dak of rol- of schuifdak, rugleuning en achterzijde van de zitplaatsen) (PbEG L 38);
- l.
richtlijn 74/61/EEG: richtlijn nr. 74/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1973 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de inrichtingen ter beveiliging tegen het gebruik van motorvoertuigen door onbevoegden (PbEG L 38);
- l1.
richtlijn 74/151/EEG: richtlijn nr. 74/151/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);
- l2.
richtlijn 74/152/EEG: richtlijn nr. 74/152/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);
- m.
richtlijn 74/297/EEG: richtlijn nr. 74/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (gedrag van de stuurinrichting bij botsingen) (PbEG L 165);
- m1.
richtlijn 74/346/EEG: richtlijn nr. 74/346/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 191);
- m2.
richtlijn 74/347/EEG: richtlijn nr. 74/347/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 191);
- n.
richtlijn 74/408/EEG: richtlijn nr. 74/408/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1974 met betrekking tot de zitplaatsen en de bevestiging en hoofdsteunen daarvan in motorvoertuigen (PbEG L 221);
- o.
richtlijn 74/483/EEG: richtlijn nr. 74/483/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 september 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen (PbEG L 266);
- o1.
richtlijn 75/321/EEG: richtlijn nr. 75/321/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 147);
- o2.
richtlijn 75/322/EEG: richtlijn nr. 75/322/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de onderdrukking van radiostoringen veroorzaakt door motoren met elektrische ontstekingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 147);
- o3.
richtlijn 75/442/EEG: richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PbEG L 194);
- p.
richtlijn 75/443/EEG: richtlijn nr. 75/443/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achteruitrijinrichtingen en de snelheidsmeter van motorvoertuigen (PbEG L 196);
- q.
richtlijn 76/114/EEG: richtlijn nr. 76/114/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de voorgeschreven platen en gegevens, en de plaats en wijze waarop zij op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan moeten worden aangebracht (PbEG 1976, L 24);
- r.
richtlijn 76/115/EEG: richtlijn nr. 76/115/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen (PbEG 1976, L 24);
- r1.
richtlijn 76/432/EEG: richtlijn nr. 76/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 122);
- s.
richtlijn 76/756/EEG: richtlijn nr. 76/756/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 262);
- t.
richtlijn 76/757/EEG: richtlijn nr. 76/757/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende retroflectoren voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 262);
- u.
richtlijn 76/758/EEG: richtlijn nr. 76/758/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG 27 september 1976, L 262);
- v.
richtlijn 76/759/EEG: richtlijn nr. 76/759/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende richtingaanwijzers van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 262);
- w.
richtlijn 76/760/EEG: richtlijn nr. 76/760/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de achterkentekenplaatverlichting van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 262);
- x.
richtlijn 76/761/EEG: richtlijn nr. 76/761/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende elektrische gloeilampen voor deze koplichten (PbEG L 262);
- y.
richtlijn 76/762/EEG: richtlijn nr. 76/762/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende mistlichten voor alsmede lampen daarvan, voor motorvoertuigen (PbEG L 262);
- y1.
richtlijn 76/763/EEG: richtlijn nr. 76/763/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 262);
- y2.
richtlijn 77/311/EEG: richtlijn nr. 77/311/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 maart 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het geluidsniveau op oorhoogte van bestuurders van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 105);
- z.
richtlijn 77/389/EEG: richtlijn nr. 77/389/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake sleepinrichtingen voor motorvoertuigen (PbEG L 145);
- z1.
richtlijn 77/536/EEG: richtlijn nr. 77/536/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 220);
- aa.
richtlijn 77/538/EEG: richtlijn nr. 77/538/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de mistlichten achter van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 220);
- ab.
richtlijn 77/539/EEG: richtlijn nr. 77/539/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende achteruitrijlichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 220);
- ac.
richtlijn 77/540/EEG: richtlijn nr. 77/540/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende parkeerlichten van motorvoertuigen (PbEG L 220);
- ad.
richtlijn 77/541/EEG: richtlijn nr. 77/541/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen (PbEG L 220);
- ae.
richtlijn 77/649/EEG: richtlijn nr. 77/649/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen (PbEG L 267);
- af.
richtlijn 78/316/EEG: richtlijn nr. 78/316/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de binneninrichting van motorvoertuigen (identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters) (PbEG 1978, L 81);
- ag.
richtlijn 78/317/EEG: richtlijn nr. 78/317/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen voor het glasoppervlak van motorvoertuigen (PbEG 1978, L 81);
- ah.
richtlijn 78/318/EEG: richtlijn nr. 78/318/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende ruitewissers en ruitesproeiers van motorvoertuigen (PbEG 1978, L 81);
- ai.
richtlijn 78/548/EEG: richtlijn nr. 78/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de verwarming van het interieur van motorvoertuigen (PbEG L 168), naar de tekst zoals deze luidde op 8 mei 2004;
- aj.
richtlijn 78/549/EEG: richtlijn nr. 78/549/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de wielafschermingen van motorvoertuigen (PbEG L 168);
- aj1.
richtlijn 78/764/EEG: richtlijn nr. 78/764/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de bestuurderszitplaats op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 255);
- ak.
richtlijn 78/932/EEG: richtlijn nr. 78/932/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende hoofdsteunen van zitplaatsen van motorvoertuigen (PbEG L 325);
- ak1.
richtlijn 78/933/EEG: richtlijn nr. 78/933/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 325);
- ak2.
richtlijn 79/532/EEG: richtlijn nr. 79/532/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de onderdeelgoedkeuring van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 145);
- ak3.
richtlijn 79/533/EEG: richtlijn nr. 79/533/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 145);
- ak4.
richtlijn 79/622/EEG: richtlijn nr. 79/622/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven; PbEG L 179);
- ak5.
richtlijn 80/720/EEG: richtlijn nr. 80/720/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 194);
- al.
richtlijn 80/780/EEG: richtlijn nr. 80/780/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende achteruitkijkspiegels van tweewielige motorvoertuigen, met of zonder zijspan, en de bevestiging ervan op deze voertuigen (PbEG L 229);
- am.
richtlijn 80/1268/EEG: richtlijn nr. 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de emissie van kooldioxide en het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375);
- an.
richtlijn 80/1269/EEG: richtlijn nr. 80/1269/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het motorvermogen van motorvoertuigen (PbEG L 375);
- an1.
richtlijn 86/297/EEG: richtlijn nr. 86/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 mei 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aftakassen en de beveiliging daarvan bij landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 186);
- an2.
richtlijn 86/298/EEG: richtlijn nr. 86/298/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 mei 1986 betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (PbEG L 186);
- an3.
richtlijn 86/415/EEG: richtlijn nr. 86/415/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 240);
- an4.
richtlijn 87/402/EEG: richtlijn nr. 87/402/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigende kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (PbEG L 220);
- an5.
richtlijn 89/173/EEG: richtlijn nr. 89/173/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende bepaalde onderdelen en kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 67);
- ao.
richtlijn 89/297/EEG: richtlijn nr. 89/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 april 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zijdelingse afscherming (zijdelingse beschermingsinrichtingen) bij bepaalde motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 124);
- ap.
richtlijn 92/6/EEG: richtlijn nr. 92/6/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PbEG L 57);
- aq.
richtlijn 92/21/EEG: richtlijn nr. 92/21/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1 (PbEG L 129);
- ar.
richtlijn 92/22/EEG: richtlijn nr. 92/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende veiligheidsruiten en materialen voor ruiten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 129);
- as.
richtlijn 92/23/EEG: richtlijn nr. 92/23/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan alsmede betreffende de montage ervan (PbEG L 129);
- at.
richtlijn 92/24/EEG: richtlijn nr. 92/24/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen (PbEG L 129);
- au.
richtlijn 92/61/EEG: richtlijn nr. 92/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 225);
- av.
richtlijn 92/114/EEG: richtlijn nr. 92/114/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 betreffende de naar buiten uitstekende delen die zich vóór de achterwand van de cabine van motorvoertuigen van categorie N bevinden (PbEG L 409);
- aw.
richtlijn 93/14/EEG: richtlijn nr. 93/14/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende de reminrichting van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 121);
- ax.
richtlijn 93/29/EEG: richtlijn nr. 93/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 188);
- ay.
richtlijn 93/30/EEG: richtlijn nr. 93/30/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de geluidssignaalinrichting van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 188);
- az.
richtlijn 93/31/EEG: richtlijn nr. 93/31/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (PbEG L 188);
- ba.
richtlijn 93/32/EEG: richtlijn nr. 93/32/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende het beveiligingssysteem voor passagiers van motorvoertuigen op twee wielen (PbEG L 188);
- bb.
richtlijn 93/33/EEG: richtlijn nr. 93/33/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de inrichting ter beveiliging tegen het gebruik door onbevoegden van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 188);
- bc.
richtlijn 93/34/EEG: richtlijn nr. 93/34/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 188);
- bd.
richtlijn 93/92/EEG: richtlijn nr. 93/92/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 311);
- be.
richtlijn 93/93/EEG: richtlijn nr. 93/93/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 311);
- bf.
richtlijn 93/94/EEG: richtlijn nr. 93/94/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 1993 betreffende de plaats van voor de montage van de achterste kentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (P.B. L 311);
- bg.
richtlijn 94/20/EG: richtlijn nr. 94/20/EG van het Europese Parlement en van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende mechanische koppelinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens en de bevestiging van die inrichtingen aan deze voertuigen (PbEG L 195);
- bh.
richtlijn 95/1/EG: richtlijn nr. 95/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 2 februari 1995 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 52);
- bi.
richtlijn 95/28/EG: richtlijn nr. 95/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake de verbrandingseigenschappen van bij de inwendige constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen gebruikte materialen (PbEG L 281);
- bj.
richtlijn 96/27/EG: richtlijn nr. 96/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij zijdelingse botsingen en houdende wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG (PbEG L 169);
- bk.
richtlijn 96/79/EG: richtlijn nr. 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de bescherming van de inzittenden van motorvoertuigen bij frontale botsingen en houdende wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG) (PbEG 1997 L 18);
- bl.
richtlijn 97/24/EG: richtlijn nr. 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen (PbEG L 226);
- bm.
richtlijn 97/27/EG: richtlijn nr. 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1997 betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG (PbEG L 233);
- bn.
richtlijn 98/14/EG: richtlijn nr. 98/14/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1998 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 91);
- bo.
richtlijn 98/91/EG: richtlijn nr. 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 december 1998 betreffende motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan bestemd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en tot wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG (PbEG L 11);
- bp.
richtlijn 2000/7/EG: richtlijn nr. 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de snelheidsmeter van twee- of driewielige motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (PbEG L 106);
- bq.
richtlijn 2000/40/EG: richtlijn nr. 2000/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden van motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 203);
- br.
richtlijn 2001/56/EG: richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van richtlijn 70/156/EEG van de Raad en tot intrekking van richtlijn 78/548/EEG van de Raad (PbEG L 292);
- bs.
richtlijn 2001/85/EG: richtlijn nr. 2001/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 betreffende speciale voorschriften voor voertuigen bestemd voor het vervoer van passagiers, met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en tot wijziging van Richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad en van richtlijn 97/27/EG (PbEG L 42);
- bt.
richtlijn 2002/24/EG: richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van richtlijn 92/61/EEG (PbEU L 124);
- bu.
richtlijn 2003/37/EG: richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L 171);
- bv.
richtlijn 2003/97/EG: richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 (PbEG L 25) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG;
- bw.
richtlijn 2003/102/EG: richtlijn nr. 2003/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers voor en bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 321);
- bx.
richtlijn 2005/55/EG: richtlijn nr. 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275);
- bx1.
richtlijn 2005/64/EG: richtlijn nr. 2005/64/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 310);
- by.
richtlijn 2005/66/EG: richtlijn nr. 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309).
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder ECE-reglement 104: VN/ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markeringen voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen.