In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;
bureau: het aan de raad verbonden bureau rechtsbijstandvoorziening;
stichting: de door de raad gefinancierde stichting rechtsbijstand;
rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;
rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;
jaarplan: het door de raad op te stellen jaarplan, bedoeld in artikel 7, tweede lid;
rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de stichting, bedoeld in artikel 22, eerste lid, en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid onder c;
toevoeging: de toevoeging van een rechtsbijstandverlener, bedoeld in artikel 24, eerste lid;
inkomen: het overeenkomstig deze wet vastgestelde netto-inkomen.