Home

Warenwetbesluit machines

Geldig van 1 september 2003 tot 1 april 2006
Geldig van 1 september 2003 tot 1 april 2006

Warenwetbesluit machines

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-09-2003 tot 01-04-2006]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 december 1991, VVP/P-U 692408, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Overwegende, dat het, gelet op richtlijn 89/392/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989, inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten betreffende machines (PbEG L 183) en richtlijn 91/368/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1991 tot wijziging van richtlijn 89/392/EEG (PbEG L 198), noodzakelijk is regels te stellen ten aanzien van de veiligheid van machines;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 8, onderdelen a, b en c, 11, 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 18 september 1991, nr 14403/(41)5;

De Raad van State gehoord (advies van 14 april 1992, nr. W13.92.0006);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juni 1992, VVP/P 921207, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. machine:

    1. 1°.

      een samenstel van onderling verbonden onderdelen of organen waarvan er ten minste één kan bewegen, alsmede in voorkomend geval van aandrijfmechanismen, bedienings- en vermogensschakelingen en dergelijke, die in hun samenhang bestemd zijn voor een bepaalde toepassing, onder meer de verwerking, bewerking, verplaatsing en verpakking van een materiaal, alsmede een combinatie van dergelijke samenstellingen welke bestemd zijn om in samenhang te functioneren;

    2. 2°.

      een verwisselbaar uitrustingsstuk waardoor de functie van de machine, bedoeld onder 1°, wordt gewijzigd, en dat op de markt is gebracht om door de bediener zelf aan een machine of een aantal verschillende machines, dan wel aan een trekker te worden gekoppeld, voor zover dit uitrustingsstuk geen vervangingsonderdeel of verwisselbaar gereedschap, dat al of niet tot de uitrusting van de machine behoort, is;

    3. 3°.

      elke combinatie van de onder 1° en 2° genoemde machines.

  2. veiligheidscomponent: een component, voor zover die geen verwisselbaar uitrustingsstuk is, die binnen de Europese Economische Ruimte afzonderlijk op de markt wordt gebracht om bij gebruik een veiligheidsfunctie te vervullen en die bij een gebrekkige of slechte werking een gevaar vormt voor de veiligheid of de gezondheid van de blootgestelde personen;

  3. aangewezen aangemelde instelling: een krachtens artikel 7a van de wet in het kader van de richtlijn aangewezen en bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling, dan wel een door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het kader van de richtlijn aangewezen en bij bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instelling;

  4. aangewezen instelling: een krachtens artikel 7a van de wet aangewezen instelling;

  5. Europese Economische Ruimte: het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is;

  6. richtlijn: richtlijn nr. 98/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines (PbEG L 207);

  7. hijskraan: een hijswerktuig, dat is ingericht en bestemd voor het verplaatsen van vrijhangende lasten door middel van een mechanische aandrijving;

  8. wet: Warenwet.

2.

Dit besluit is niet van toepassing op:

  1. 1°.

    machines en veiligheidscomponenten, waarvan de risico's hoofdzakelijk van elektrische oorsprong zijn;

  2. 2°.

    andere, door Onze Minister aan te wijzen machines en veiligheidscomponenten, welke de richtlijn uitzondert van haar werkingssfeer.

Artikel 2

1.

Het is verboden machines of veiligheidscomponenten die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit te verhandelen of te gebruiken.

2.

Het is verboden machines of veiligheidscomponenten te verhandelen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.

3.

Het is verboden machines of veiligheidscomponenten te verhandelen of te gebruiken, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven ten aanzien van die machine of veiligheidscomponent van toepassing zijnde overeenstemmingsbeoordelings- of keuringsprocedures niet in acht zijn genomen.

4.

Het is verboden machines of veiligheidscomponenten te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot het voorhanden zijn van documenten.

Hoofdstuk 2. Vervaardiging

Artikel 3

Artikel 4

Hoofdstuk 3. Keuring en certificering

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 6a

Hoofdstuk 4. Verkeer en gebruik

Artikel 6b

Artikel 6c

Artikel 6d

Artikel 6e

Artikel 6f

Hoofdstuk 5. Aangewezen instellingen

Artikel 6g

Artikel 6h

Artikel 6i

Artikel 6j

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6k

Artikel 6l

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9