Regeling ingevolge artikelen 5 en 6 van de WUD 1990
Regeling ingevolge artikelen 5 en 6 van de WUD 1990
Opschrift
Aanhef
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de artikelen 5, aanhef onderdeel b, en 6, tweede lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (Stb. 214);
Besluit:
Artikel 1
Als handelingen bedoeld in artikel 5, aanhef onderdeel b, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (Stb. 214), worden aangewezen:
het toepassen van de in artikel 79, tweede lid, onderdelen a tot en met f, en derde lid, van de Diergeneesmiddelenregeling bedoelde diergeneesmiddelen;
het toepassen van de in artikel 79, tweede lid, onderdeel g, van de Diergeneesmiddelenregeling bedoelde diergeneesmiddelen, voorzover deze worden gebruikt om spastische toestanden van orgaansystemen op te heffen, indien deze tijdens de geboorte van de vrucht ontstaan;
het toepassen van de in artikel 79, tweede lid, onderdeel h, van de Diergeneesmiddelenregeling bedoelde diergeneesmiddelen ten behoeve van wondbehandeling ten gevolge van verlossing;
het verrichten van episiotomie bij schapen, geiten, paarden en runderen alsmede het hechten van de ten gevolge van die handeling ontstane wond;
het stoppen van een bloeding in de geboorteweg;
het behandelen van een uterusprolaps indien deze tijdens de geboorte van de vrucht ontstaat;
het afbinden van een bloedende navelstreng van een pasgeboren vrucht;
het toedienen tijdens of onmiddellijk na de geboorte van een calcium en magnesium infuus.
Artikel 2
Als diergeneesmiddelen bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 worden aangewezen de in artikel 79, derde en vierde lid, van de Diergeneesmiddelenregeling bedoelde diergeneesmiddelen.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking op hetzelfde tijdstip als waarop de artikelen 5 en 6 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 in werking treden.