Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
slopen: het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
woonkeet: een loods, keet of ander soortgelijk bouwwerk, bestemd om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan woongelegenheid;
woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) dan wel een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stb. 1984, 406);
rooilijn: de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
norm: een document, uitgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, waarin wordt omschreven aan welke eisen een bouwmateriaal, bouwdeel of bouwconstructie moet voldoen dan wel waarin een omschrijving wordt gegeven van een keurings-, meet- of berekeningsmethode;
kwaliteitsverklaring: een schriftelijk bewijs, voorzien van een door Onze Minister aangewezen merkteken, afgegeven door een door Onze Minister aangewezen deskundig, onafhankelijk instituut, op grond waarvan een bouwmateriaal of bouwdeel, indien dat materiaal of deel bij het bouwen wordt toegepast, wordt geacht te voldoen aan de krachtens deze wet aan dat materiaal of deel gestelde eisen;
aansluitvoorwaarden: door representatieve organisaties van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten opgestelde voorschriften waaraan moet worden voldaan, opdat een woning of gebouw kan worden aangesloten op het leidingnet van die bedrijven, instellingen of gemeenten;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
inspecteur: de inspecteur van de volkshuisvesting;
de raad: de Raad voor de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 89.