Home

Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

Geldig van 1 januari 1997 tot 1 oktober 2004
Geldig van 1 januari 1997 tot 1 oktober 2004

Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-1997 tot 01-10-2004]
[Regeling ingetrokken per 01-10-2004]

Aanhef

De staatssecretaris van Financiën,

In overeenstemming met de Bondsminister voor Financiën van Oostenrijk;

Gelet op artikel 10, vierde lid, van het op 1 september 1970 te Wenen tussen Nederland en Oostenrijk gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1970, nr. 169), zoals dit is gewijzigd bij het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage gesloten Protocol tot wijziging van het genoemde Verdrag (Trb. 1990, nr. 13) met inachtneming van de bij brieven van 30 november 1990 en 4 december 1990 tussen Nederland en Oostenrijk getroffen ministeriële regeling:

Besluit:

Artikel 1. Algemeen

1.

Deze regeling verstaat onder:

  1. Verdrag: het op 1 september 1970 te Wenen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met slotprotocol, zoals dit Verdrag is gewijzigd bij het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage gesloten Protocol tot wijziging van voornoemd Verdrag met inachtneming van de bij brieven van 30 november 1990 en 4 december 1990 tussen Nederland en Oostenrijk getroffen ministeriële regeling.

  2. vennootschap: een naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of andere vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, die inwoner van Nederland is.

2.

Deze regeling neemt verder de begrippen van het Verdrag over.

Artikel 2. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)

1.

Een inwoner van Oostenrijk die ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Verdrag aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting of die ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Verdrag aanspraak heeft op algehele vrijstelling van dividendbelasting, levert voor het geldend maken van die aanspraak bij het belastingbestuur (Finanzamt) over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 OST’) 1. Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, legt hij dit over bij het innen van de dividenden.

2.

De vennootschap die dividend verschuldigd is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn bevoegd die opbrengst uit te betalen:

onder aftrek van 15 percent dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van aandelen of winstbewijzen;

zonder aftrek van dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van winstdelende obligaties;

een en ander indien de gerechtigde tot de opbrengst het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.

3.

Voor zover dividendbelasting, welke is ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in aftrek is gebracht, wordt deze aan de vennootschap teruggegeven na indiening van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging van het van een ondertekende bevestiging voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

4.

Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij uit hoofde van zijn eigendomsrechten met betrekking tot de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 OST’ vermelde effecten, op de in dat punt vermelde datum(s) van betaalbaarstelling gerechtigd is (was, zal zijn) tot de in dat punt vermelde inkomsten, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 OST’ slechts worden gebruikt als verzoek om gehele of gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

5.

Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 OST’ vermelde effecten niet heeft verkregen ingevolge enige overeenkomst, optie of regeling, waarbij hij is overeengekomen of kan worden verplicht de effecten weer te verkopen of over te dragen, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 OST’ slechts worden gebruikt als verzoek om gehele of gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

Artikel 3. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (teruggaafprocedure)

1.

Een inwoner van Oostenrijk die ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Verdrag aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting of die ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Verdrag aanspraak heeft op algehele vrijstelling van dividendbelasting, en die zijn aanspraak niet op de voet van artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft recht op teruggaaf van:

hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 15 percent indien het gaat om de opbrengst van aandelen of winstbewijzen;

het volle bedrag van de ingehouden dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van winstdelende obligaties.

2.

Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert de belanghebbende bij het belastingbestuur (Finanzamt) over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 OST’) 2. Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, handelt hij overeenkomstig het derde of het vierde lid.

3.

Indien de opbrengst is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon die de in artikel 9 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota, waaruit van de betaling van de terug te geven belasting door de belanghebbende blijkt, heeft uitgereikt, levert de belanghebbende het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring in bij de hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk, dan voegt de persoon die de dividendnota heeft uitgereikt bij de verklaring een door hem gewaarmerkt afschrift van de dividendnota. Degene die de dividendnota heeft uitgereikt zendt, met een begeleidende brief, waaruit blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt, de bij hem ingeleverde verklaring, te zamen met de dividendnota of het afschrift daarvan, aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, die op het verzoek beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland ten behoeve van de belanghebbende overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft uitgereikt.

4.

Indien de opbrengst niet is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon en de belanghebbende dientengevolge niet in het bezit is van een in het derde lid bedoelde dividendnota, zendt hij het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, onder bijvoeging van een dividendnota of ander bewijsstuk waaruit blijken:

  1. de desbetreffende opbrengst, en

  2. het feit dat de terug te geven belasting door de belanghebbende is betaald.

De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.

Artikel 4. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)

Artikel 5. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)

Artikel 6. Formele bepaling

Artikel 7. Verjaringstermijn

Artikel 8. Formulieren

Artikel 9. Intrekking

Artikel 10. Inwerkingtreding