Wet op de waterhuishouding
Wet op de waterhuishouding
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen in het belang van een samenhangend en doelmatig beleid en beheer met betrekking tot de waterhuishouding in haar geheel alsmede nadere regelen met betrekking tot het kwantiteitsbeheer over het oppervlaktewater;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Begripsomschrijving
Artikel 1
In het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
"Onze Ministers": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat tezamen met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren;
"waterhuishouding": de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij betrokken belangen;
"waterhuishoudkundig systeem": een samenhangend geheel van oppervlaktewateren en grondwatervoorkomens;
"kwantiteitsbeheerder": het openbaar gezag dat belast is met kwantiteitsbeheer van oppervlaktewater;
"kwaliteitsbeheerder": het openbaar gezag dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573).
Artikel 2
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden tot de oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk mede gerekend de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen door anderen beheerde oppervlaktewateren die met de oppervlaktewateren onder beheer van het Rijk in open verbinding staan. Over een voordracht voor een zodanige algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister de kwantiteitsbeheerders van de betrokken oppervlaktewateren in de gelegenheid hun oordeel te geven.