Home

Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd

Geldig van 1 juli 2019 tot 1 januari 2024
Geldig van 1 juli 2019 tot 1 januari 2024

Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2019 tot 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SZ/SV/WV/WW/SVW/86/09845;

Gelet op artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), artikel 5 van de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en artikel 5 van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566);

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1986, nr. W12.86.0607);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1986, nr. SVW/86/10736;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

1.

Als dienstbetrekking in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566) wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als thuiswerker arbeid verricht en van de persoon die hem als hulp bij het verrichten van zijn arbeid bijstaat, indien zij deze arbeid persoonlijk verrichten.

2.

De arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts als dienstbetrekking beschouwd indien:

  1. zij is aangegaan voor een aaneengesloten periode van ten minste dertig dagen;

  2. het bruto-inkomen uit deze arbeidsverhouding per maand doorgaans ten minste 40% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) zal bedragen;

  3. voor de persoon jonger dan 21 jaar, wiens bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag dan als bedoeld in onderdeel b is vastgesteld, het bruto-inkomen uit deze arbeidsverhouding doorgaans ten minste 40% van het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zal bedragen.

3.

Indien binnen dertig dagen na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het tweede lid, onderdeel a, niet voor die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken waarvoor de arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan dertig dagen.

4.

Hetgeen een thuiswerker en de persoon die hem als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat gezamenlijk aan bruto-inkomen ontvangen, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b en c, geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn ontvangen, tenzij van een andere verdeling blijkt.

5.

Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot de arbeidsverhouding van degene die werkzaam is op basis van een voor aanvang van de betaling van de beloning gesloten schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat het de bedoeling is van beide partijen dat dit artikel niet van toepassing is.

Artikel 2

Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de thuiswerker die:

  1. zich doorgaans laat bijstaan door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of zijn tot zijn huishouden behorende minderjarige kinderen;

  2. behoort tot een groep personen, aangewezen door Onze Minister.

Artikel 3

1.

Zonodig in afwijking van de artikelen 3, 4 en 5, onderdeel a, b en c, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet en de Werkloosheidswet wordt als dienstbetrekking beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die persoonlijk arbeid verricht ten behoeve van een derde door tussenkomst van de natuurlijke persoon tot wie of van het lichaam tot welk de arbeidsverhouding bestaat.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen, aangewezen door Onze Minister.

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11