Home

Meststoffenwet

Geldig van 1 januari 2024 tot 1 januari 2025
Geldig van 1 januari 2024 tot 1 januari 2025

Meststoffenwet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het verhandelen van meststoffen, zowel in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor zij zijn bestemd als in het belang van de bescherming van de bodem, en voorts regelen te stellen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. a.

    grond: dat deel van de bodem dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

  2. b.

    groeimedium: materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

  3. c.

    dierlijke meststoffen: uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;

  4. d.

    meststoffen: dierlijke meststoffen, ongeacht hun bestemming, en producten die zijn bestemd om:

    1. 1°.

      te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of een groeimedium geschikt of beter geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;

    2. 2°.

      te worden gebruikt als groeimedium;

    3. 3°.

      te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze producten niet reeds zijn begrepen onder 1° of 2°;

  5. e.

    verhandelen van meststoffen: afleveren van meststoffen aan handelaren in of gebruikers van meststoffen alsmede het met het oog daarop voorhanden of in voorraad hebben, aanbieden of vervoeren van meststoffen;

  6. f.

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  7. g.

    landbouw: akkerbouw, veehouderij – daaronder begrepen elke bedrijfsmatige vorm van houden van dieren voor gebruiks- of winstdoeleinden – , tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, planten, bloemen en bloembollen – en bosbouw die aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet;

  8. h.

    landbouwgrond: grond waarop daadwerkelijk enige vorm van landbouw wordt uitgeoefend;

  9. i.

    bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

  10. j.

    stikstof: stikstof, in welke vorm of verbinding dan ook;

  11. k.

    fosfaat: fosfor, in welke vorm of verbinding dan ook, vermenigvuldigd met de factor 2,29;

  12. l.

    hectare: hectare in gemeten maat;

  13. m.

    tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond: in Nederland gelegen oppervlakte landbouwgrond, die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is;

  14. n.

    veengrond: perceel waarvan blijkens representatieve grondmonsters ten minste de helft van de oppervlakte voor meer dan de helft van de dikte van de grondlaag tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld bestaat uit veen;

  15. o.

    zand- of lössgrond: perceel waarvan blijkens representatieve grondmonsters ten minste de helft van de oppervlakte voor meer dan de helft van de dikte van de grondlaag tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld bestaat uit zand of löss;

  16. p.

    kleigrond: grond niet zijnde veengrond of zand- of lössgrond;

  17. q.

    grasland: landbouwgrond waarop gras wordt geteeld dat is bestemd om te worden gebruikt als veevoer;

  18. r.

    bouwland: landbouwgrond, niet zijnde grasland;

  19. s.

    [vervallen;]

  20. t.

    [vervallen;]

  21. u.

    [vervallen;]

  22. v.

    [vervallen;]

  23. w.

    verordening (EU) 2019/1020: Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordening (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PbEU 2019, L 169);

  24. x.

    mestoverschot: de in een bepaald kalenderjaar geproduceerde, aangevoerde of uit opslag komende hoeveelheid dierlijke meststoffen, die van een bedrijf moet worden afgevoerd om te voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, en om te voldoen aan artikel 14;

  25. y.

    varkensrecht: gemiddeld aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;

  26. z.

    pluimveerecht: gemiddeld aantal kippen en kalkoenen, uitgedrukt in pluimvee-eenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden;

  27. za.

    fosfaatrecht: hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar ten hoogste met melkvee mag worden geproduceerd;

  28. aa.

    productierecht: varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht;

  29. bb.

    concentratiegebied: concentratiegebied Zuid of concentratiegebied Oost als aangegeven in bijlage I;

  30. cc.

    bedrijfsoverschot: hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar op een bedrijf wordt geproduceerd boven de fosfaatruimte;

  31. dd.

    dierlijke meststoffen verwerken:

    1. 1°.

      behandelen van dierlijke meststoffen tot een eindproduct dat voldoet aan de bij regeling van Onze Minister vast te stellen specificaties, of

    2. 2°.

      exporteren van dierlijke meststoffen;

  32. ee.

    mestverwerkingsovereenkomst:

    1. 1°.

      bij de overdracht van dierlijke meststoffen van een landbouwer die op zijn bedrijf dierlijke meststoffen produceert aan een verwerker behorend volledig ingevuld krachtens artikel 34, onderdeel b, vastgesteld bewijsmiddel, voor zover de daarop vermelde gegevens overeenkomstig de daartoe krachtens artikel 34, onderdeel b, geldende voorschriften tijdig bij Onze Minister zijn ingediend, of

    2. 2°.

      overeenkomst tussen een landbouwer die op zijn bedrijf dierlijke meststoffen produceert, een andere ondernemer dan een verwerker, en een verwerker;

  33. ff.

    produceren van dierlijke meststoffen: produceren van dierlijke meststoffen door het op een bedrijf houden of anderszins aanwezig hebben van dieren;

  34. gg.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat enige vorm van landbouw uitoefent op een bedrijf;

  35. hh.

    verwerker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat een verwerkende onderneming voert;

  36. ii.

    verwerkende onderneming: onderneming, niet zijnde een bedrijf, in het kader waarvan dierlijke meststoffen worden verwerkt;

  37. jj.

    huisvestingssysteem: gedeelte van een dierenverblijf, waarin dieren van één diercategorie op dezelfde wijze worden gehouden;

  38. kk.

    melkvee:

    1. 1°.

      melk- en kalfkoeien, te weten koeien (bos taurus) die ten minste éénmaal hebben gekalfd en die worden gehouden voor de productie van melk voor menselijke consumptie of verwerking of voor de fokkerij van runderen voor de melkveehouderij, ook als ze:

      • drooggezet zijn om een kalf te krijgen, of

      • worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken;

    2. 2°.

      jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, waaronder alle kalveren van melk- en kalfkoeien van 0 tot ten minste 14 dagen, en vrouwelijk jongvee jonger dan 1 jaar dat later een kalf krijgt voor de vleesveehouderij of dat bestemd is om een kalf te krijgen voor de vleesveehouderij;

    3. 3°.

      vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder voor de melkveehouderij en vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder dat later een kalf krijgt voor de vleesveehouderij of dat bestemd is om een kalf te krijgen voor de vleesveehouderij;

  39. ll.

    fosfaatruimte: hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar

    1. 1°.

      ingevolge artikel 8, onderdeel c, mag worden gebracht op of in de tot het desbetreffende bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, en

    2. 2°.

      ingevolge de krachtens de artikelen 7 en 15 van de Wet bodembescherming geldende voorschriften mag worden aangebracht op een in Nederland gelegen natuurterrein dat de hoofdfunctie natuur heeft en dat in het desbetreffende kalenderjaar op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen datum bij het bedrijf in gebruik is;

  40. mm.

    melkveefosfaatreferentie: een beschikking als bedoeld in artikel 21a, eerste lid;

  41. nn.

    melkveefosfaatoverschot: de productie van dierlijke meststoffen door melkvee op het bedrijf in kilogrammen fosfaat, verminderd met de fosfaatruimte, het aantal kilogrammen fosfaat, genoemd in de melkveefosfaatreferentie van dat bedrijf en het aantal kilogrammen fosfaat, genoemd in overeenkomsten als bedoeld in artikel 21, elfde lid;

  42. oo.

    melkveefosfaatruimte: de fosfaatruimte van het bedrijf in 2015, verminderd met de krachtens artikel 35 bepaalde forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in dat kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en krachtens artikel 2.4, eventueel in samenhang met artikel 6.4, eerste lid, van de Wet dieren gestelde regels (I&R) is geregistreerd, waarbij in afwijking van onderdeel ll, onder 2°, voor in dat onderdeel bedoeld natuurterrein, zijnde grasland, wordt gerekend met 70 kilogram fosfaat per hectare en voor overig natuurterrein wordt gerekend met 20 kg fosfaat per hectare;

  43. pp.

    melk- of kalfkoe: melk of kalfkoe als bedoeld in onderdeel kk.

2.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder bedrijf mede verstaan: een op het Nederlands grondgebied gelegen deel van een in het buitenland gevestigd bedrijf.

3.

In het eerste lid, onderdelen n en o, wordt onder perceel verstaan: aaneengesloten, door wegen, waterwegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen of anderszins topografisch begrensde oppervlakte grond.

4.

Voor de toepassing van deze wet wordt veengrond, zand- of lössgrond, en kleigrond aangeduid op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde kaarten.

Artikel 2

1.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld waaraan landbouwgrond moet voldoen om te worden aangemerkt als tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

2.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder, in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel m, ook in de grensgebieden gelegen landbouwgrond buiten Nederland tot de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond wordt gerekend.

Artikel 3

Hoofdstuk II. Regels inzake het verhandelen van meststoffen

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Hoofdstuk III. Gebruiksnormen

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Hoofdstuk IV. Regels in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Hoofdstuk V. Regels inzake de productie van dierlijke meststoffen

Titel 1. Algemeen

Artikel 18

Artikel 18a

Titel 2. Uitbreidingsverboden

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21a

Artikel 21b

Artikel 22

Artikel 22a

Titel 3. Omvang productierecht bij aanvang

Artikel 23

Artikel 24

Titel 4. Overgang van het productierecht

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Titel 5. Verlaging van het productierecht bij overgang

Artikel 32

Artikel 32a

Artikel 33

Titel 5a. Omzetting van het productierecht

Artikel 33Aa

Titel 5b. Verlaging van het productierecht

Artikel 33Ab

Artikel 33Ac

Titel 6. Mestverwerking

Artikel 33a

Artikel 33b

Artikel 33c

Artikel 33d

Hoofdstuk VI. Verantwoording en hoeveelheidsbepaling

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Hoofdstuk VII. Overige bepalingen

Artikel 37a

Artikel 38

Artikel 38a

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41 [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 42 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Hoofdstuk VIII. Handhaving

Titel 1. Algemeen

Artikel 47

Artikel 47a

Artikel 47b

Artikel 47c

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 49a

Titel 2. Bestuurlijke boetes

§ 1. Bevoegdheid

Artikel 50 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 51
Artikel 52 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 53 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 54 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 55
Artikel 56 [Vervallen per 01-07-2009]

§ 2. Hoogte bestuurlijke boete

Artikel 57
Artikel 58
Artikel 58a
Artikel 59
Artikel 60
Artikel 61 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 62

§ 3. De procedure

Artikel 63 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 64 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 65 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 66 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 67 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 68 [Vervallen per 01-07-2009]

§ 4. Betaling

Artikel 69
Artikel 70 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 71 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 72 [Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 73 [Vervallen per 01-07-2009]

Hoofdstuk IX. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 74

Artikel 75

Artikel 75a

Artikel 75b

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 77a

Artikel 77b

Artikel 78

Bijlage I. behorende bij de artikelen 1, eerste lid , en 26 van de Meststoffenwet

Bijlage II. Behorende bij artikel 18 van de Meststoffenwet