Spaanplaatbesluit (Warenwet)
Spaanplaatbesluit (Warenwet)
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 6 december 1985, DGVGZ/VVP/P, nr. 84307, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de Staatssecretaris van Economische Zaken, P. H. van Zeil;
Overwegende dat het met het oog op de volksgezondheid wenselijk is eisen te stellen met betrekking tot spaanplaat;
Gelet op de artikelen 1, onder 1°, en 16 van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
De Adviescommissie Warenwet gehoord (advies van 22 november 1979 nr. 12997/(24)15);
De Raad van State gehoord (advies van 18 februari 1986, nr. W13.85.0680/19.6.06);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 30 juli 1986, DGVGZ/VVP/P, nr. 213536, uitgebracht mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Economische Zaken A. J. Evenhuis;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Spaanplaat, met uitzondering van spaanplaat voorkomende in meubelen en spaanplaat die kennelijk is bestemd om bedrijfsmatig in meubelen te worden verwerkt, mag niet meer dan 10 mg formaldehyde per 100 g plaatmateriaal bevatten, gemeten volgens de door het Comité Européen de Normalisation uitgegeven norm EN 120 van januari 1984.