Home

Wet inzake spaarbewijzen

Geldig vanaf 1 januari 2005
Geldig vanaf 1 januari 2005

Wet inzake spaarbewijzen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2005]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te geven met betrekking tot de uitgifte, de verhandeling en de uitbetaling van niet op naam gestelde spaarbewijzen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  1. spaarbewijzen: waardepapieren aan toonder, welke een nominale vordering op de uitgevende instelling inhouden en waarbij de rente niet gedurende de looptijd opeisbaar wordt;

  2. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  3. de Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

  4. representatieve organisatie: een organisatie, die met betrekking tot de uitvoering van deze wet door Onze Minister, de Bank gehoord, als representatieve organisatie voor een groep van ondernemingen en instellingen is aangewezen.

Artikel 2

1.

Indien de Bank met de representatieve organisaties overeenstemming bereikt over de invoering van een regeling omtrent de uitgifte, de verhandeling en de uitbetaling tegen inlevering van spaarbewijzen, kunnen Wij deze regeling algemeen verbindend verklaren ten aanzien van de ondernemingen en instellingen, die spaarbewijzen uitgeven.

2.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van uitvoeren van een algemeen verbindend verklaarde regeling.

3.

Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid treedt niet eerder in werking dan een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 3

1.

Voor de duur dat een regeling als bedoeld in artikel 2 van kracht is, geldt het in de volgende leden bepaalde.

2.

Overdracht en aanvaarding van spaarbewijzen is verboden tenzij door tussenkomst van een lid van de Vereniging voor de Effectenhandel dan wel de onderneming of instelling die de spaarbewijzen heeft uitgegeven.

3.

Het in het tweede lid bepaalde is niet van toepassing op overdracht en aanvaarding van spaarbewijzen indien de overdracht en aanvaarding geschieden door natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7