Home

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

Geldig van 4 december 2002 tot 29 januari 2003
Geldig van 4 december 2002 tot 29 januari 2003

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 04-12-2002 tot 29-01-2003]
[Regeling ingetrokken per 17-10-2007]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen vast te stellen met betrekking tot de handel in en het gebruik van bestrijdingsmiddelen, zowel uit een oogpunt van deugdelijkheid voor het doel, waarvoor zij bestemd zijn, als uit een oogpunt van veiligheid en gezondheid van de mens en van dieren, welker instandhouding gewenst is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. planten: levende planten en levende delen van planten met inbegrip van vers fruit en zaden;

  2. plantaardige produkten: van planten afkomstige produkten die geen of slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, zoals malen, drogen of persen, voor zover het geen planten zijn;

  3. organismen: organismen van het dieren- of plantenrijk en virussen, bacteriën, mycoplasma's of andere pathogenen die schade kunnen veroorzaken of waarvan uit anderen hoofde bestrijding of afwering wenselijk is;

  4. stof: chemisch element of verbinding daarvan, zoals dat of zoals deze in de natuur voorkomt of industrieel wordt vervaardigd, met inbegrip van verontreinigingen die onvermijdelijk bij het fabricageproces ontstaan;

  5. werkzame stof: stof of micro-organisme, met inbegrip van virussen, met een algemene of specifieke werking als bedoeld in de onderdelen g of h tegen organismen;

  6. bestrijdingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel of niet-landbouwbestrijdingsmiddel;

  7. gewasbeschermingsmiddel: werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om te worden gebruikt om:

    1. 1°.

      planten of plantaardige produkten te beschermen tegen organismen of de werking daarvan te voorkomen;

    2. 2°.

      levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover niet zijnde meststoffen in de zin van de Meststoffenwet 1947 (Stb. H. 123) of van de Meststoffenwet (Stb. 1986, 598);

    3. 3°.

      plantaardige produkten te bewaren;

    4. 4°.

      ongewenste planten te doden of

    5. 5°.

      delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen;

  8. niet-landbouwbestrijdingsmiddel: werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om te worden gebruikt bij:

    1. 1°.

      het bestrijden of afweren van organismen welke schade kunnen aanbrengen aan plantaardige voortbrengselen, voor zover niet zijnde plantaardige produkten als bedoeld in onderdeel b, of aan door Onze betrokken Minister aangewezen voortbrengselen van dierlijke oorsprong;

    2. 2°.

      het bestrijden of afweren van organismen in of op:

      • gebouwen en andere opstallen, niet dienende tot verblijfplaats voor dieren of kweekplaatsen voor planten;

      • waterleidingbedrijven, zweminrichtingen en wateren waarin wordt gebaad en gezwommen, alsmede kampeerplaatsen, kampeerwagens en tenten;

      • vuilstortplaatsen;

      • voer-, vaar- en vliegtuigen, niet zijnde transportmiddelen voor dieren;

      • materialen, apparaten en gebruiksvoorwerpen;

    3. 3°.

      het bestrijden of afweren van dieren welke ziekten kunnen veroorzaken bij dan wel overbrengen op de mens, voor zover de Wet op de geneesmiddelenvoorziening (Stb. 1958, 408) niet van toepassing is;

    4. 4°.

      het bestrijden of afweren van andere dieren dan bedoeld onder ten derde, ter voorkoming van overlast voor de mens;

  9. afleveren: verkopen, te koop of in ruil aanbieden, ter beschikking stellen, schenken alsmede uitdelen;

  10. milieu: water, bodem, lucht en wilde soorten van dieren en planten alsmede hun onderlinge relatie en hun relatie met levende organismen;

  11. geïntegreerde bestrijding: rationele toepassing van een combinatie van biologische, biotechnologische, chemische, mechanische en fysische bestrijding, teelt- of gewasverbeteringsmaatregelen, waarbij het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen wordt beperkt tot het strikte minimum dat noodzakelijk is om populaties van organismen onder de niveaus te houden waarbij in economisch opzicht onaanvaardbare schade of verliezen optreden;

  12. verpakking: omhulsel waarin een bestrijdingsmiddel aan of ten behoeve van een gebruiker wordt afgeleverd, of dat daartoe is bestemd;

  13. residuen: één of meer stoffen die als reststoffen ten gevolge van het gebruik van een bestrijdingsmiddel in of op planten of produkten van plantaardige oorsprong, produkten van dierlijke oorsprong, of elders in het milieu aanwezig zijn, met inbegrip van de metabolieten en de produkten die bij afbraak of de reactie worden gevormd;

  14. communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Trb. 1957, 91) ter zake van het op de markt brengen van bestrijdingsmiddelen en daaraan verbonden onderwerpen;

  15. bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

2.

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

"Onze betrokken Minister":

  1. voor wat betreft gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten die slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overeenstemming met Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  2. voor wat betreft niet-landbouwbestrijdingsmiddelen alsmede gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor plantaardige produkten voor zover deze een eenvoudige bewerking hebben ondergaan: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

"Onze Ministers": Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

3.

Onze betrokken Minister kan bij in de Staatscourant bekend te maken regeling deze wet ten aanzien van bepaalde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen buiten toepassing verklaren.

4.

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur:

  1. andere zelfstandigheden worden gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde stoffen of werkzame stoffen;

  2. andere bestemmingen worden gelijkgesteld met één of meer in de maatregel aan te wijzen bestemmingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen g en h, en vijfde lid.

5.

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder "gewasbeschermingsmiddel" tevens verstaan een werkzame stof of een preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd om:

  • insekten en mijten, voorkomend op of bij dieren, door uitwendige toepassing te bestrijden of af te weren, alsmede slakken die als drager kunnen optreden voor ziekteverwekkers bij dieren welker instandhouding is gewenst, te bestrijden of af te weren;

  • opstallen dienende tot verblijfplaats voor dieren, mesthopen en gierkelders, transportmiddelen voor dieren of melkwinningsapparatuur te behandelen ter bestrijding of afwering van insekten, mijten, of andere organismen dan wel door deze veroorzaakte omzettingsprodukten.

6.

Onze betrokken Minister doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling of wijziging van een communautaire maatregel voor zover daaraan uitvoering moet worden gegeven, onder vermelding van de artikelen van deze wet waarop de betreffende communautaire maatregel betrekking heeft. Een communautaire maatregel of wijziging daarvan treedt voor de toepassing van deze wet in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij Onze betrokken Minister hiervoor een ander tijdstip heeft vastgesteld.

§ 1a. College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen

Artikel 1a

Artikel 1b

Artikel 1c

Artikel 1d

Artikel 1e

Artikel 1f

Artikel 1g

Artikel 1h

Artikel 1i

Artikel 1j

Artikel 1k

Artikel 1l

Artikel 1m

§ 2. De toelating van bestrijdingsmiddelen

Artikel 2

Artikel 2a

Artikel 3

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 4b

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9a

§ 3. Ge- en verbodsbepalingen met betrekking tot toegelaten bestrijdingsmiddelen

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11a

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13a

Artikel 13b

Artikel 13c

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16a

Artikel 16b

§ 3a. Toezicht op de naleving

Artikel 16c [Nog niet in werking]

Artikel 16d [Nog niet in werking]

§ 4. Monsterneming

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

§ 5. Adviesinstantie

Artikel 20 [Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 20a [Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 20b [Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 20c [Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 20d [Vervallen per 21-02-1997]

§ 6. Plaatselijke voorzieningen

Artikel 21

§ 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25a [Nog niet in werking]

Artikel 25b [Nog niet in werking]

Artikel 25c

Artikel 25d

Artikel 26

Artikel 27 [Vervallen per 01-03-1995]

Artikel 28 [Vervallen per 01-03-1995]